2020, Marokko

Vervoersmiddel     : Toyota Landcruiser HZJ78 met AluCab hefdak

Reisbestemming    : Marokko, (en aanvankelijk ook Portugal en Spanje)

Reisduur               : 70 dagen, van 11 januari t/m 20 maart 2020

Navigatie              : Kaart van Marokko uit 2004, Garmin 276, OsmAnd+  en een dosis gezond verstand

Motto                    : “Reizen is vooral de zoektocht naar het verlangen,    het onbekende, het spannende….”

Inleiding

De feestdagen van 2019 hebben we doorgebracht in Nederland en nu zijn we klaar voor een reis naar de zon. We willen overwinteren in Marokko, Portugal en Spanje. Eerst gaan we langs de Creveldkliniek in Utrecht om de medicatie van Jeroen op te halen en dan rijden we door naar ons huis in Frankrijk om de laatste spullen in- en uit te pakken. Om tijdens onze reizen te kunnen fietsen, hebben we twee tweedehands vouwfietsen gekocht. Het is nog wat puzzelen hoe we deze fietsen mee gaan nemen. We weten namelijk niet hoeveel gewicht het klapdak kan hebben, dus doorstapelen op het dak lijkt geen optie. De auto is nu ook toegerust met een ‘roadshower’, dat is een buitendouche met 40 liter water.

De buitendouche aan onze Dinky Toy

De buitendouche bestaat uit een zwarte buis met een douchekop. We zijn nog bezig een douchegordijn in elkaar te knutselen. Altijd leuk om een handige en goedkope oplossing te vinden. De zon moet het water in de zwarte buis verwarmen….. we zijn benieuwd!

Frankrijk, Baron, 3 tot en met 8 januari

Na een overnachting op een parkeerplaats bij een pompstation in Frankrijk rijden we de Drôme Provençale in en arriveren we in Baron. Altijd heerlijk om er weer te zijn, dus blijven we er een paar dagen. ’s Avonds daalt de temperatuur behoorlijk. In een mum van tijd verwarmen we met de twee houtkachels de keuken en de woonkamer. Overdag drinken we koffie buiten zodra de zon op het zuidterras verschijnt, we werken wat in de tuin, Jeroen knutselt aan de Dinky Toy en Ina maakt van twee douchegordijnen één grote die aan de luifel kan worden bevestigd. We zijn nu al blij met dit inventieve resultaat. Samen pakken we de auto in. De fietsen gaan toch het dak op. In Marokko bekijken we of er een aluminium dakkoffer op maat kan worden gemaakt. Nu zijn we klaar voor de reis naar Marokko, Portugal en Spanje. En route!

Frankrijk, Collioure, 8 januari 2020

Vandaag willen we de ‘Côte Vermeille’ in Zuid Frankrijk bereiken en voor de grens van Spanje ergens de nacht doorbrengen. Het is nog een hele rit vanaf Baron. Aan het eind van de middag zien we in de verte de Pyreneeën. Via de app ‘Park4night’ vinden we een plekje bij het stadje Collioure aan de Middellandse Zee dat we net voor het donker bereiken. De parkeerplaats is helemaal leeg, echter de slagboom met hangslot belemmert ons de doorgang. Jammer! Met onze 4×4 kunnen we met gemak over het talud, maar we schatten in dat dat niet de bedoeling zal zijn. Aan de andere kant van de weg is ook een parkeerplaats. We rijden er naar toe, maar stuiten op het bordje ‘verboden te kamperen’. Opnieuw openen we de app en we zien dat er een derde plaats is op de berg boven het stadje. Dit keer geen slagboom. Wel een Frans echtpaar dat ons welkom heet. ‘Bienvenue!’ Ze zijn net terug van een wandeling en ze wensen ons een fijne avond. Jeroen klapt het dak open en Ina kookt een potje die we binnen nuttigen met uitzicht op de lichtjes van het stadje. We maken het niet laat en we duiken het bed in. 

Bivak boven Collioure

Spanje, Torreblanca, 9 januari 2020

’s Ochtends worden we verrast door het uitzicht op Collioure. Eerst een ontbijtje en genieten met een blik op het oude vestingstadje. We besluiten het een andere keer te bezoeken en door te rijden naar onze volgende bestemming: een bezoek aan onze vrienden Hester en John die een Bed & Breakfast runnen, genaamd ‘Finca La Joya’ in Torreblanca in Spanje. Vorig jaar hebben wij hen voor het eerst ontmoet. Het was bijzonder gezellig samen met hun andere vrienden bij de middagborrel in de tuin, dus voor herhaling vatbaar. Na drie kwartier en een prachtige tocht langs de kust bereiken we de grens. De restanten van het douanekantoor zijn nog te zien. Het heeft sinds het Verdrag van Schengen eind vorige eeuw geen functie meer. Bij Figueres pakken we de snelweg die ons langs Gerona en om Barcelona naar Torreblanca leidt. Ons bezoek hebben we niet aangekondigd en op de bonnefooi rijden we naar het huis.

In Torreblanca bij Hester en John

Helaas, geen Hester en John te bekennen. Toch maar even bellen, want we zijn voor vandaag na 5,5 uur eigenlijk wel uitgereden. Al gauw hebben we contact en ze laten ons weten dat ze met vijf minuten thuis zijn. Het weerzien is hartelijk. Hester en John stellen voor om samen sardientjes in het plaatselijke restaurantje/bar Blau Maria te eten. Het hele jaar door kun je er elke donderdagavond gratis sardientjes met brood eten. Aangezien wij dol zijn op vis, stemmen wij direct met het voorstel in. En gratis is een mooie bijkomstigheid. Het is nog rustig als we in het restaurant arriveren, maar binnen korte tijd zijn de meeste tafeltjes door de lokalen bezet. Door het hoge plafond is de akoestiek abominabel en Spanjaarden praten niet echt zachtjes met elkaar, dus het lawaai is oorverdovend. De TL-verlichting en de kale tafeltjes maken het theater compleet en we beseffen dat we in het buitenland zijn! We kletsen samen, praten elkaar bij en al gauw worden er vier borden met gefrituurde sardientjes en brood geserveerd. Door gerechten en drinken erbij te bestellen, hoopt de eigenaresse inkomsten te genereren. Wij houden het alleen bij een fles witte wijn. De sardientjes met brood smaken fantastisch en vult onze magen. Wat een prachtig concept! Waar vind je dat elders in Europa? Terug bij het huis van Hester en John klimmen we de daktent in en vallen als een blok in slaap. 

Spanje, Algeciras, 10 januari 2020

Na het ontbijt nemen we afscheid van elkaar en we bedanken Hester en John voor hun gastvrijheid. We vervolgen de lange reis naar Algeciras om de volgende dag de boot te nemen naar Ceuta, de Spaanse enclave in Marokko. Het blijft een bizarre situatie. Gibraltar in Zuid Spanje is in handen van het Verenigd Koninkrijk en de Spanjaarden bezitten twee stukjes land in Marokko. Onderweg stoppen we bij een café met wifi. Op internet zoeken we het goedkoopste bootticket, we reserveren en betalen online. Wel moeten we het ticket nog uitprinten. Tja, je neemt natuurlijk geen printer mee, dus we verzinnen later wel hoe we dat gaan doen. Eerst maar verder rijden langs de uitgestrekte olijf- en mandarijnenbomen, langs Granada en Malaga. Vanaf hier pakken we de tolweg om wat vlotter door te rijden. Het is een beste rit en we vermaken ons met de muziek. Inmiddels wordt het al donker. Omdat we geen zin hebben om in Algeciras een potje te koken, eten we onderweg in een café. Net zo gemakkelijk en het smaakt ons goed. Na nog ruim een uur rijden, arriveren we op de parkeerplaats in de haven van Algeciras.

Bivak in de haven van Algeciras

Tijdens het reizen vragen we ons wel eens af wat voor dag het is, maar meestal niet. Vandaag is het zaterdag en een drukte van belang. De hangjongeren hebben zich op de grote parkeerplaats verzameld en er klinkt luide muziek. Wij parkeren op ruime afstand van hen, echter we kunnen volop meegenieten van de Spaanse rapmuziek met Arabische invloeden. Het klinkt wel aardig en vooral hard. Na de vele kilometers hebben we weinig moeite om in te slapen. ’s Nachts krijgen nog bezoek van een auto die naast ons parkeert en waar de muziek hard uit de boxen schalt, terwijl aan de andere kant twee jonge meiden tegen onze Toy leunen en een verwoed en emotioneel gesprek voeren. Waar het over ging? Geen idee. Waarschijnlijk iets met jongens en ludduvuddu, denken we. Het deert ons niet en we vallen weer in een diepe slaap.

Rifgebergte, Camping Route d’Akchour, 11 januari 2020

Uitgerust worden we wakker en we zijn blij dat we al bij de boot zijn. Nu nog op zoek naar een printer voor onze tickets. Dat moet niet moeilijk zijn met al die kantoren in de haven. Op ons gemak lopen we de kade op en vinden bij toeval het kantoor waar wij online de tickets hebben besteld. De man begroet ons hartelijk en hij vraagt uit welk land we komen. Als we “Holland” zeggen, vraagt hij: “Apeldoorn?” “Ja!”, antwoorden we verbaasd. Hij vertelt dat zijn familie in Apeldoorn en Zwolle woont. Toevallig zijn dat de plaatsen waar wij onze jeugd hebben doorgebracht. De man verwijst ons naar een ander kantoor voor de printjes. Als we daar naar toe willen lopen, roept hij ons terug. Hij vraagt naar de ticketnummers, typt het in zijn computer en hij overhandigt ons de tickets. Hoe makkelijk kan het ook zijn. We kijken elkaar even aan en verbazen ons eigenlijk niet. Door al onze reizen zijn we wel wat gewend, zowel negatieve als positieve ervaringen. Nu hebben we tijd genoeg voor een uitgebreid ontbijt.

We wandelen terug naar de auto en passeren het bronzen standbeeld van de wereldberoemde gitarist Paco di Lucia die in 1947 in Algeciras is geboren, overleden in 2014 in Mexico en nog steeds veel voor de stad betekent.  

Vandaag is het zondag, dus druk zal het niet zijn. De boot vertrekt met een heleboel niet geboekte stoelen. De oversteek langs de rots van Gibraltar naar Ceuta verloopt snel. Echter het passeren van de Spaans-Marokkaanse grens is werkelijk hopeloos. We gooien de tank vol met diesel en Jeroen vraagt de pompbediende de weg naar de grens. In een mix van Spaans en Arabisch hoort en begrijpt hij de uitleg. Het zal ongeveer een uur duren om de grens te passeren met alle douaneformaliteiten. Dat valt mee. Vlak voor de grens rijden we de aangeduide grote parkeerplaats op. Daar aangekomen zien we zes rijen met personenauto’s, campers, busjes en 4×4-terreinwagens, totaal zo’n 120 auto’s.

Rots van Gibraltar

Er zit niets anders op dan aan te sluiten. Sterker nog, de dienstdoende ambtenaar in geel hesje wijst ons de rij aan. Ina loopt naar het hokje die dienst doet als kantoor en vraagt om een ticket met nummer. In gebrekkig Frans deelt de mevrouw haar mede dat ze die vanzelf krijgt. Vanzelf? Een Spaans-Marokkaanse tijdseenheid? Hoe lang duurt dat? Lange tijd (dit geeft naar ons gevoel de tijd beter aan dan ‘vanzelf’) gebeurt er niets. De auto’s komen niet in beweging en bijna iedereen wacht in de auto, want buiten is het in de zon te warm. Na 50 minuten krijgen we het beloofde kaartje met nummer. Alles verloopt nog steeds volgens de tijdsplanning. Dan zien we vier rijen auto’s langzaam de parkeerplaats af rijden. Na een paar minuten mogen ook wij ons naar de grens begeven die 300 meter verderop ligt. Daar zien we drie rijen voor de loketten en gele hesjesmannen die ons wijzen achter welke wij mogen aansluiten. Je kent het wel, het gevoel dat je net in de verkeerde rij bij de kassa staat. In ons geval schoot het niet op, overigens net zoals de andere rijen, helaas. Iedereen schuift vooruit, zij het langzaam. Dit grapje kost ons nog eens twee uur en we begrijpen niet waarom. Achter ons horen we het ongeduld van de mensen: een luid en lang getoeter, maar het mag niets baten. Uiteindelijk staan we voor het loket en we snappen meteen wat de oorzaak is van het lange wachten. Er staan meer mensen uit de andere rijen bij één en hetzelfde loket om de auto in te klaren. De jonge dame wijst de mannen keer op keer naar een ander loket. Eén van de mannen kan dit niet waarderen, snauwt haar in het Arabisch af en blijft staan. Arme meid. Ze is jong en een vrouw. Een combinatie die haar in de mannenwereld in dit geval duidelijk tegenwerkt, denken we. We knikken glimlachend naar haar, als teken zich maar niet te druk te maken. Voor ons zien we een Marokkaans busje die wordt gecontroleerd. Zijn hele hebben en houwen ligt op straat. Zo gaat dat hier. Hij mag het uiteraard zelf weer inpakken. Als de mannen bij het loket weg zijn, handelt de jongedame vlotjes het papierwerk af. En nu zijn wij aan de beurt voor de controle. Een jonge man vraagt of we een drone bij ons hebben. Of wapens. Nou nee, we zijn niets gewelddadigs van plan. Hij wil ons door laten rijden, maar een oudere man doet het nog eens dunnetjes over. Gelukkig hoeven we niets uit te pakken en ze nemen ook geen kijkje in de auto. Wel krijgen we complimenten over onze Dinky Toy. Het lange wachten heeft waarschijnlijk ook wel te maken met het weekend. We zien dat de plaatselijke bevolking Marokkanen wederzijds een uitstapje maken. We mogen door! Welkom in Marokko!

Camping in ’t Rifgebergte

In één streep rijden we door naar een camping in het Rifgebergte. De tocht is mooi. En het is groen van de bewerkte velden. “Verdacht groen”, zeggen we meestal als het duidt op een gebied waar veel regen kan vallen. We passeren Tétouan en zien dat zojuist een voetbalwedstrijd heeft plaatsgevonden. Vast twee teams uit de eredivisie veronderstellen we, want er staat ontzettend veel politie en gendarmerie langs de kant van de hoofdweg om de supporters in bedwang te houden. Zoveel politieapparaat zien we zelfs bij een risicowedstrijd in Nederland niet. Het ziet er naar uit dat ze hier alles onder controle hebben. Bij de rotonde in Dar Akoubaa rijden we een gorge (kloof) in. De weg wordt steeds smaller. Uiteindelijk zijn we net voor het donker vlak bij de camping, alleen kunnen we de ingang niet vinden. We rijden wat heen en weer, echter zonder resultaat. Dan maar een kilometer verderop wild kamperen op een mooie plek langs een rivier, het Oued Laou.

Ina voelt zich niet zo lekker en doet een dutje. Jeroen maakt een simpel diner. Net als hij aan het bord en de wijn zit, horen we een auto naast ons parkeren. Het getoeter is duidelijk een teken om contact met ons te hebben. De gendarmerie staat voor onze deur. “U mag hier niet kamperen, monsieur.” “Oh? Waarom niet?” Hij antwoordt ons dat wild kamperen niet is toegestaan vanwege onze veiligheid. Vorig jaar zijn er twee jonge vrouwen vlak bij Marrakech omgebracht. Een tragisch incident, zowel voor de familie als voor de lokale bevolking. De man is zeer vriendelijk en hij biedt aan om ons naar de camping te begeleiden. Jeroen krijgt zelfs nog 20 minuten om zijn bord leeg te eten. We zeggen dat het ook de bedoeling was om naar de camping te gaan, maar die konden we niet vinden. Als we er aankomen, doet de beheerder het hek met de sleutel open. Nogal logisch dat we het niet hebben kunnen vinden. Het ligt iets van de weg af, het hek op slot en het is er stikdonker. We zijn de enige kampeerders en krijgen een plaats toegewezen. Hartelijk bedanken we de gendarmerie voor de hulp. Vandaag hebben we genoeg meegemaakt en is het nu wel bedtijd.

Moulay-Idriss, 12 januari 2020

Tegen 5 uur in de morgen worden we gewekt door het helse kabaal van kraaiende hanen die pal naast de auto in hun hokken zitten. Het is niet te harden. Jeroen neemt plaats achter het stuur en rijdt de Toy naar een andere plek. De hanen blijven kraaien en worden vergezeld door het getok van de kippen, gesjirp van andere vogels en geblaf van honden. Gelukkig kunnen we de slaap hervatten.

Als we weer wakker worden, ontdekken we waar we zijn terecht gekomen. Om ons heen zien we de hoge bergen waartussen de rivier stroomt en watervallen zijn. Het duurt even voordat de zon daar bovenuit komt. Voorlopig ontbijten we in de warme auto. Behalve de camping is de plek tevens bedoeld voor de lokalen, vooral op zondag. Ze kunnen hier eten en drinken en tokkelen. Een Marokkaans echtpaar arriveert en koopt eieren. De vrouw lacht ons vriendelijk toe en geeft Jeroen vier verse eieren. Heel aardig. Het is een komen en gaan van lokale toeristen en er wordt getokkeld. Lang blijven we niet, want we willen zo snel mogelijk naar Zagora in het zuiden om de Toyota op te pimpen met o.a. een extra dieseltank. Zodra we de camping verlaten, zien we een piste. Op de kaart blijkt dat deze naar de plaats Chefchaouen te gaan. Een man wijst ons dat we de piste rustig kunnen nemen. Het is inderdaad breed en goed te bereiden. Sterker, klaar om te worden geasfalteerd. Het uitzicht is mooi en fotogeniek. De mensen zwaaien vriendelijk en wij zwaaien terug.

De piste houdt op, gaat over in asfalt en voert ons naar Chefchaouen, de blauwe stad. Ondanks dat we er schitterende van foto’s hebben gezien, rijden we door. Misschien komen we er op de terugweg langs, inshallah (als God het wil).

Langzamerhand rijden we het Rifgebergte uit. Het landschap verandert van kleur. Groen maakt plaats voor roodbruin. Als we non-stop over de N13 doorrijden, zijn we na 180 km in 3 uur bij de volgende camping Zerhoun, Belle Vue. Wij nemen de tijd om regelmatig te stoppen voor een foto- en filmstop en natuurlijk om een nos-nos te drinken, sterke koffie met een beetje melk. Onze favoriete koffie.

Rifgebergte

Op de camping worden we welkom geheten door de eigenaar en we installeren ons op een fraai plekje met uitzicht op Meknes. De ondergaande zon kleurt de lucht vuurrood. Prachtig om zo met een wijntje de dag te beëindigen.  

Gorge du Ziz, 13 januari 2020

Na het ontbijt rijden we verder. We proberen zo ver mogelijk te komen. Onze vrienden Ron en Trees zitten op de camping in Zagora. Gezellig om elkaar weer te zien na lange tijd. Rond het middaguur arriveren we in Boufakrane en we besluiten er dirhams te pinnen, de Marokkaanse munteenheid. Voor het gemak zeggen we dat 100 dirham 10 euro is. In werkelijkheid is het iets minder.

Camping Zerhoun, Belle Vue

Het is gezellig druk in de hoofdstraat. Het ruikt verdraaid lekker naar eten en mannen doen zich tegoed aan een tajine of saté met het Marokkaanse ronde brood. Vrouwen gaan blijkbaar niet uit eten. Ze lopen wel op straat, doen boodschappen of helpen mee in de restaurants. Als we parkeren, proberen jonge dames ons te lokken naar hun eettentje. Het is inmiddels al lunchtijd, hoewel je in Marokko op elk uur van de dag wel kunt eten. We stoppen bij Samira, een vrolijke meid. Jeroen gaat pinnen en Ina knoopt een gesprekje met haar aan. In onze auto staat Arabische muziek op en ze vraagt Samira waar ze over zingen. Het gaat over de liefde. Ze maakt spontaan dansbewegingen met haar hand en sommeert Ina haar na te doen. Samira lacht hartelijk en laat blijken dat Ina het goed doet. Met veel plezier geven we elkaar een ‘high five’. Op dat moment komt Jeroen terug en zegt dat we weer verder kunnen gaan. Dat gaat nog niet gebeuren volgens Samira. Ina moet uitstappen en kijken wat voor lekkers er in de tajines zitten. Het ruikt heerlijk en ook de saté staat uitnodigend klaar. Toch laten we ons met moeite niet verleiden om een hapje te eten. Bovendien hebben we nogal laat ontbeten. We willen door. Eerst nog brood kopen. Samira neem Ina mee. Samen lopen we door het huis vier trappen af en bereiken de straat aan de achterkant van het gebouw waar de bakker is. Samira roept iets in het Arabisch naar de eigenaar en krijgt een voor ons het bekende ronde Marokkaanse brood. Ina mag onder geen beding iets betalen, ook niet het parkeergeld. De 6 dirham (60 cent) blijft in de portemonnee. “Vergeet mij niet en kom nog maar een keer terug om bij mij te eten”, zegt ze lachend. Wat een lief mens!

Het eettentje van Samira

Na dit gezellige oponthoud rijden we richting de Gorge du Ziz om er te kamperen. Het landschap is glooiend en weids. Achter ons rijdt een Marokkaanse personenauto en voor ons een trekker. Als we in dit tempo moeten doorrijden, dan duurt het nog wel even. Allebei proberen we in te halen als we zeker weten dat er aan de andere kant niets aan komt. Er is wel een doorgetrokken streep, maar er is nauwelijks verkeer en we negeren de streep. Zowel wij als de personenauto halen de langzame trekker in. We maken een flauwe bocht naar beneden en dan zien we twee politieagenten. We moeten beiden stoppen. In tegenstelling tot de Marokkanen word je tegenwoordig als toerist nauwelijks aangehouden, tenzij je een overtreding begaat. “Oh jee”, roept Ina die achter het stuur zit. “Ik heb niet te hard gereden. Daar let ik heel goed op.” “Ze hebben gezien dat we over een doorgetrokken streep zijn gereden”, zegt Jeroen. We vragen ons af hoe ze dat in de verte hebben kunnen zien, maar ze weten natuurlijk waar die streep zich bevindt. Net nadat we de trekker zijn gepasseerd, mocht je weer inhalen. Ze staan hier natuurlijk expres. We zijn vast niet de eerste die zijn gesnapt. De bestuurder achter ons wordt te woord gestaan en hij vertrekt al snel na te hebben betaald. Eén van de politiemannen maakt het proces verbaal op en vult hiervoor het uitgebreide formulier in. Als hij klaar is, zetten de twee politiemannen en Ina een handtekening onderaan het formulier. Ina pakt het geld uit de portemonnee en betaalt contant 400 dirham. Zo gaat het in het leven: sometimes you win some (60 cent), sometimes you loose some (40 euro).

Landschap richting Gorge du Ziz

Voor ons doemen de bergen weer op en we rijden de kloof Gorge du Ziz in. De laagstaande zon kleurt de bergen goudgeel. Fenomenaal! Nadat we door een bergtunnel rijden, komen we bij Camping Jurassique. Weer worden we vriendelijk onthaald. Na het avondeten laadt Jeroen de foto’s en films in op de computer en Ina loopt naar het restaurant voor wifi. Ze schuift bij de kachel, want het is nogal koud. Een vrouw brengt een grote tajine voor de eigenaar en zijn gasten. Ina moet ook mee-eten, zelfs als ze nadrukkelijk zegt dat ze net heeft gegeten. Dan moet ze in ieder geval proeven. Het smaakt fantastisch. En fruit na: mandarijnen, bananen en dadels. Vandaag genoeg gegeten en morgen iets minderen.

Gorge du Ziz

Zagorra, 14 tot en met 20 januari 2020

Vandaag rijden we het laatste stuk naar Zagora. Nog 250 km te gaan waar non-stop bijna vijf uur voor staat. De route is weer geweldig. Hoe zuidelijker we rijden, hoe warmer het wordt. We rijden de Gorge du Ziz uit, komen langs de plaatsen Er Rachidia, Erfoud en Tazzarine. Vanaf hier nemen we de afslag naar Zagora. Voorheen een piste, nu een mooi geasfalteerde weg. De vooruitgang is in Marokko merkbaar sinds ons laatste bezoek in 2009. Steeds meer pistes worden van asfalt voorzien. Voor de 4×4-rijders misschien iets minder leuk, voor de Marokkanen geweldig. Veel kleine dorpen worden zo ontsloten. Maar niet getreurd: er blijven nog genoeg pistes over.

Het wordt al bijna donker en we naderen Zagora. Een Landrover Defender 110 komt ons tegemoet met knipperende koplampen en luid getoeter. Geen idee wat hij wil en we rijden door. In de achteruitkijkspiegel zien we dat de auto draait en al snel achter ons rijdt. Toch maar even vragen wat er aan de hand is. Hij stelt vragen over onze Toyota en hij geeft Jeroen het visitekaartje van Ali Nasser, eigenaar van een garage in Zagora gespecialiseerd in Toyota’s. We zien zijn naam op de auto staan. “Als hij gespecialiseerd is in Toyota, waarom rijdt hij dan in een Landrover?”, vraagt Ina zich bedenkelijk af. Het maakt niet uit. Al die garages zijn gespecialiseerd in 4×4-terreinwagens. De man wil ons naar de garage brengen, maar het avondrood is al bijna verdwenen. Misschien komen we morgen zelf wel langs.

In het donker rijden we Camping Sindibad op waar Ron en Trees ons verwelkomen. Ze hebben speciaal voor ons een plekje naast hen gereserveerd onder de palmbomen. Het is een gezellig weerzien, ook met hun lieve hond Zora, een dame op hoge leeftijd. Ze herkent ons meteen en kwispelt vrolijk. Trees heeft voor ons vieren gekookt. Wat een verwennerij om na een lange rit in hun bus aan te schuiven. ’s Avonds koelt het goed af, maar in de bus is het heerlijk warm. Het eten smaakt fantastisch samen met onze wijn en we kletsen gezellig bij. Als we naar bed gaan, zegt Trees dat wij morgen kunnen uitslapen en zij voor ons vers brood gaat kopen. Tja, daar zeggen wij natuurlijk geen nee tegen!

Camping Sindibad

De nacht verliep onrustig door het aanhoudende geblaf van de vele honden. Een beetje doorslapen was onmogelijk. Hopelijk zoeken ze vannacht een andere blafplek.

Trees klopt op onze deur. “Jullie brood ligt op de tafel, hoor”, meldt ze. Lekker, vers brood. Hiervoor komen we ons bed wel uit. Na het ontbijt en de koffie begeven we ons naar de garage van Ali Nasser. Ron zegt dat hij goed bekend staat. Bovendien is hij goed voor zijn personeel. Omdat de hele dag onze 4×4 in de garage staat, verhuizen onze belangrijke spullen naar de oranje bus van Ron en Trees. De fiets komt nu goed van pas. We laten zien hoe we in een mum van tijd de vouwfiets in- en uitklappen. “Handig hè. Het is van Engelse makelaardij, een Brompton.” “Hè? Een wat? Een Brompot?”, vraagt ze lachend. We lachen hartelijk mee en dopen de vouwfietsen meteen om tot deze grappige naam.

Als we bij de garage arriveren, zien we verschillende 4×4-terreinwagens, vrachtwagens en campers. Het Ali Nasserteam heeft het druk! We maken kennis met Ali en bespreken de lijst met klusjes voor de Dinky Toy: extra bladveer achter plaatsen, nieuwe achterlichten monteren, een opstapje plaatsen bij de achterdeur, olie verversen en filters vervangen, een reserve dieseltank plaatsen en een aluminium dakkoffer op maat laten maken voor de Brompotfietsen. We hebben besloten dat dat toch de beste oplossing is. Geen probleem voor hem en zijn team. Eerst onderhandelen over de prijs. Die wordt na wat afdingen snel bepaald en we zijn beiden akkoord. Ze kunnen morgen beginnen. De komende dagen brengen we elke ochtend om 10 uur de auto naar de garage, fietsen in de middag er naar toe om de vorderingen te aanschouwen en halen de Toy eind van de dag of zelfs begin van de avond weer op. Jazeker, er wordt hard gewerkt aan alle auto’s. De meesten blijven er wachten, maar wij vertrouwen het team onze Dinky Toy toe. Bovendien hebben we wel wat anders te doen.

We vermaken ons deze dagen prima. We fietsen wat, bezoeken de grote markt, doen de was, Ron en Jeroen repareren de rolstoel, we lezen, maken een filmpje voor de site, drinken nos-nos, nemen een kijkje bij de garage om het tussenresultaat te zien en eten een paar keer met Ron en Trees bij ‘Chez Omar’. De olijven, de tajine met kip in citroen en dadels smaken ons bijzonder goed. Net zoals de kefta met patatjes. Koken zonder auto is voor ons niet mogelijk, dus is het onvermijdelijk om veel uit eten te gaan. Het lijkt wel vakantie!

Alle klussen aan de Toy zijn gedaan op de extra dieseltank na. Ali is nog bezig de juiste maat te vinden en dat duurt nog wel twee weken. Inmiddels hebben we kennis gemaakt met Paul en Jamiaa. Zij wonen in Marokko en organiseren voor Nederlanders een off-road adventure. Een vakantie van een week waarbij men met maximaal vier deelnemende auto’s in een eigen of gehuurde 4×4 rijdt. Uiteraard worden er pistes gereden. Zij wachten de mensen op in Marrakech. Paul heeft jarenlange ervaring met reizen door Afrika. Jamiaa zorgt voor de maaltijden en de thee- en koffiestops. Een goed concept waarin tijdens de reis de gasten geen extra uitgaven hebben, met uitzondering van persoonlijke uitgaven zoals souvenirs en drankjes in een restaurant. De gasten zijn zeer tevreden en wij vinden het zeker geen te dure reis. Neem gerust een kijkje op hun site: www.4x4marokko.nl

Er wordt aan de Dinky Toy gewerkt door het team van Ali Nassir

Wij willen onze Toy natuurlijk uitproberen op de pistes en vooral in het zand. In 2008/2009 hebben we veel pistes gereden in West Afrika en dat smaakt alleen maar naar meer. Op onze site staat een verslag en foto’s. Zou het een idee zijn om samen te reizen? Als je onderweg problemen met de auto krijgt, zoals vast zitten in het zand of in de blubber, met mechanische problemen of een lekke band komt te zitten, kan de ander hulp bieden. We leggen Paul de vraag voor. Hij gaat overleggen met Jamiaa, immers, het is hun vakantie. Al gauw horen we dat ze het goed vinden. We zijn blij en verheugen ons enorm op de 4×4-adventure.   

In de straat heeft Ina een patisserie ontdekt. Zelf houdt ze van taarten en koekjes bakken en ze is benieuwd hoe het Marokkaanse gebak eruit ziet en vooral smaakt. De gebakjes laat ze liggen, wel koopt ze een pond verschillende koekjes. De verkoopster laat Ina aanwijzen welke koekjes zij in een plastic bakje mag doen. Als Ina de winkel uitloopt, ziet ze Jeroen met een rol foam in de hand, bestemd om de fietsen in de koffer mee in te pakken. Samen lopen we naar het supermarktje voor de laatste inkopen.

Buurtfeest op het plein naast de camping

Jeroen zet de foamrol voor de ingang neer en plaatst de koekjes er bovenop. Na het winkelen lopen we naar buiten en we ontdekken dat de koekjes zijn verdwenen. We zijn stomverbaasd. De eigenaar van de winkel kijkt bedrukt. Dat dit voor zijn bedrijf gebeurt! Op zijn computer bekijkt hij samen met een klant de videobeelden van de bewakingscamera’s en wij kijken mee. Een man van middelbare leeftijd zien we de winkel uitkomen. Hij kijkt lang naar de koekjes, maar hij neemt ze niet mee. Dan zien we het moment van de eerst nog aanwezige en vervolgens afwezige koekjes èn de dief. Leeftijd: ongeveer 7 jaar. Het jongetje staat voor de winkel en achter hem sporen twee meiden van een jaar of 12 hem aan om ze mee te nemen. We zien de besluiteloosheid. Hij kijkt van de koekjes naar de meiden en weer terug. Gespannen kijken we naar de tv, maar dan zien we hem het felbegeerde bakje oppakken en snel wegrennen, samen met de meiden. “Nou ja!” Wie is of wie zijn nou de boosdoener(s)? De eigenaar heeft verschillende camera’s en zo kunnen ze goed het gezicht van het jongetje en de meiden zien. De beide mannen zijn duidelijk not amused. Ze kennen de kinderen en al gauw wordt er iemand naar hun huis gestuurd. Ondertussen biedt de eigenaar menigmaal zijn excuses aan. Na 10 minuten komt het bakje met koekjes terug, half leeg, of half vol, zoals je wilt. Bovenop ligt een half afgeknauwd koekje. “Je m’excuse”, zegt de winkeleigenaar met een bedroefde stem, maar hij kan er natuurlijk niets aan doen. Wij zijn ter goede trouw, maar hebben deze kinderen wel de onweerstaanbare gelegenheid gegeven om de lekkernij mee te nemen. Eigen schuld! Dan maar met minder koekjes de woestijn in.

Bivac in Drâa vallei vlak bij M’Hamid, 21 januari 2020

’s Ochtends nemen we afscheid van Ron en Trees. Zoals altijd houden we contact en we zullen elkaar weer treffen ergens in Portugal, Spanje of Frankrijk, inshallah. Zelf hebben ze al heel wat af gereden in verschillende 4×4(vracht)wagens in Europa en West-Afrika. Ze snappen precies waarom wij de pistes op willen en ze wensen ons veel plezier samen.  En op onze beurt wensen we hen een mooie reis met veilige kilometers.

Op pad met Paul en Jamiaa

De reis kan beginnen. Paul geeft ons een portofoon, zodat we onderweg contact met elkaar hebben. Paul en Jamiaa rijden voorop in hun Toyota Hilux dubblecab met hun fietsen. Ina zoekt snel uit hoe we waypoints kunnen toevoegen in de Garmin. De laatste keer dat we dit deden is 10 jaar geleden. Gelukkig is het apparaat gebruiksvriendelijk, zitten er niet veel knopjes aan en in een mum van tijd lukt het. Eerst rijden we richting Tamegroute en al gauw verlaten we het asfalt. We rijden door de smalle steegjes van het oasedorpje Ksar Nasrate, door een kleine kloof waar we de lunchen en we arriveren daarna bij het dorp M’Hamid. Dit herkennen we nog toen we hier in 2004 waren. We zien zelfs nog de plek waar we diesel hebben getankt met een ouderwetse, doch werkzame handpomp.

Kloof bij Nasrate

De route volgt verder over de zandpiste. We genieten er enorm van. Dan rijdt Paul zijn auto naar een paar duinen en bomen. Het lijkt hem een goede bivakplaats. Mooi gevonden! Verderop loopt een kudde dromedarissen. Soms is er een herder. Als die ontbreekt, zijn de voorpoten aan elkaar vastgebonden om ver weglopen te verhinderen. Als je die beesten ziet, zit je relatief gezien niet ver van de bewoonde wereld. In de verte zien we M’Hamid El Ghizlane liggen, in de volksmond genoemd M’Hamid. We planten de stoelen op het topje van de duin en kijken naar de beesten en de zonsondergang. Prachtig plaatje, hoor. Buiten zitten wordt al snel te koud. Paul en Jamiaa hebben hout meegenomen voor een kampvuur. Boven ons zien we oneindig veel sterren. Bijzonder dat hele volken aan de hand van de sterren hun route kunnen vinden. Wij doen het met een kaartje, GPS, of nog beter, gewoon achter Paul en Jamiaa aan rijden.

Eerste bivak, even voorbij Mhamid

Bivak in Drâa vallei, 22 januari 2020

“Sept heures et demi!”, roept Jamiaa vrolijk. “Het is half 8. Lekker geslapen?” Half 8 is het tijdstip dat zij opstaan om ontbijt voor de gasten te maken. In de vakantie slapen we natuurlijk uit en in werkelijkheid is het veel later. We komen langzaam op gang en dat bevalt ons prima.

Na het ontbijt breken we op. We stappen de auto in en rijden westwaarts. Paul vraagt ons of we in het zand willen rijden. Natuurlijk willen we dat. De banden worden afgelaten, lucht uit de banden gehaald waardoor we vanwege een groter bandoppervlakte meer grip in het zand hebben. En rijden in 4Hoog. Paul zet koers recht op een stel duinen. Duintje op, duintje af, duintje op, duintje af. Rijden door het zand voelt fantastisch. Je zoeft als het ware.

Vast op een duintopje….

Ina zit achter het stuur en het gaat lekker, totdat ze boven op een duintopje vast komt te zitten. “Die heb je mooi geparkeerd”, grapt Jeroen. “Ja, goed hè!”, zegt Ina. Tja, net iets te weinig vaart. Zelf komen we er niet uit. Met zijn vieren staan we om de Toy. “Pak de sleepkabel maar”, zegt Paul. Zo gezegd, zo gedaan. In no time is de Toy los. De sleepkabel ruimen we op en onze magen duiden dat het lunchtijd is. We zitten tussen de duinen waarvan één duin een messcherpe rand toont. Dit wordt veroorzaakt door de wind en geaccentueerd door de schaduwwerking. Een prachtig geschenk van de natuur! Na de lunch gaan we opnieuw door de duinen rijden. ‘Spelen in het zand’ noemen we dat. Paul laat zien hoe het moet en hij bepaalt zijn eigen sporen door over de duinen te rijden. En nu wij. Eerst stapt Ina achter het stuur en Paul neemt naast haar plaats. Daarna is Jeroen aan de beurt. We krijgen veel aanwijzingen van Paul. Eigenlijk zijn het privélessen. De eerste zanddoop van de Dinky Toy en we constateren dat het goed is doorstaan. Tot slot doet Paul nog een rondje. De 4x4s zijn gemaakt om probleemloos in het zand te rijden, mits je ervaring hebt. En anders kan je altijd op de eeuwenoude manier door de zandwoestijn: lopend of op een dromedaris. Toevallig zien we twee toeristen elk op een dromedaris en een man die voorop loopt. Hèt klassieke plaatje!

Genoeg gespeeld in het zand. We zetten koers naar het meer, ‘Lac Iriki’. Dat is altijd een feest, mits het meer droog is en je niet door de blubber hoeft te worstelen. Overal lopen bandensporen en we zoeken elk ons eigen weg met achter ons een enorme stofwolk. Met gemak behalen we een snelheid van zo’n 80 km per uur, maken we samen veel lol en we filmen elkaar. De cafées die we tegenkomen, laten we links liggen. Ook die met de naam ‘Café Titanic’. Grappig bedacht. Overigens waren deze er in 2004 nog niet. Wat gebeurt er eigenlijk met de cafées als het meer onverwacht vol loopt met water? Zinken?

Lac Iriki

Voor ons doemt een berg op die ten zuiden van Foum Zguid ligt. Althans, het lijkt op een berg, maar is in werkelijkheid 640 m hoog. Paul vraagt op hoeveel kilometers afstand we ervan zijn verwijderd. We doen een gok. “Vijftien kilometer?” Mis gegokt. Het zijn er dertig. Onvoorstelbaar. We rijden er recht op af. Voor ons we zien de fata morgana, de luchtspiegeling, een verschijnsel waarbij er grote temperatuurverschillen bestaan tussen verschillende luchtlagen. Het lijkt werkelijk op een meer en als we even doorrijden, is het plotseling verdwenen. Na het Lac Iriki stelt Paul voor om niet over de steenpiste naar Foum Zguid te gaan. Wij vinden dat prima, want deze hebben we al eens gedaan. Bovendien houden we niet zo van dit soort pistes en proberen het zoveel mogelijk te vermijden. Slecht voor je banden en vermoeiend rijden.

We verlaten Lac Iriki en zoeken een andere route

We volgen dus een andere route, parallel aan de bergen. Paul wil zijn slipdifferentieel uitproberen en hij komt erachter dat deze helaas niet werkt. De auto zit vast, maar met onze lier trekken we hem er zo weer uit. Nu we de lier gebruiken, blijkt dat er vonken ontstaan zodra er stroom op de lier komt. Daar moeten we maar een keer naar laten kijken.  

Onze bivak is in het zand bij enkele bomen. Wederom een mooi plekje. ’s Avonds gaat het kampvuur weer aan en we vertellen elkaar onze levens- en reisverhalen.

Ons tweede bivak

Jamiaa vragen we naar de traditie van de hoofddoeken die door bijna alle jonge en oudere vrouwen wordt gedragen. Zelf loopt ze afwisselend met en zonder hoofddoek. Vooral in haar dorp wordt het, onder sociale groepsdruk van de vrouwen, eigenlijk niet getolereerd zonder te lopen. Om geen last van deze druk te hebben, houdt zij zich aan deze traditie. Ina vertelt dat ze in Islamitische landen vaak een hoofddoek gebruikt, alleen zijn haar haren wel te zien. De reden hiervoor is dat ze minder opvalt en het biedt bescherming tegen de zon. Soms is het met hoofddoek te warm en ze vraagt zich af hoe de vrouwen dat toch kunnen uithouden. Na het vuur te hebben gedoofd en bedekt met zand, kruipen we het bed in. In de nacht worden we wakker en we verbazen ons over de stilte. Behalve het geruis in het oor horen we werkelijke niets. Heel bijzonder om dit mee te maken.   

Bivak in Drâa vallei, 23 januari 2020

“Heb je koude voeten?”, vraagt Paul aan Ina. “Je kunt ze warmen aan het zand waar de kooltjes onder liggen.” Warme voeten, altijd aangenaam. Bijna roerloos staat ze op het zand. Alleen haar voeten bewegen. Wat een genot! Gezamenlijk ontbijten we. Paul en Jamiaa hebben stoelen waar ze schapenhuiden op leggen. Vooral in de avond is dat behaaglijk. Misschien wel een idee voor ons als we een volgende keer naar Mongolië willen. Je moet je overal op voorbereiden. Hier hebben we het in de nacht niet koud dankzij ons donzen dekbed en deken van dromedarishaar. En voor de extreme kou hebben we ook nog een kruik mee.  

Aan het eind van de middag komen we bij onze bivak tussen twee heuvels bezaaid met stenen. Het is een totaal ander landschap dan de duinen. Jeroen pakt een stoel en klimt met water en wat nootjes naar de top. Wij volgen hem en genieten van het uitzicht en de stilte. Een klein zwart-wit vogeltje landt blijkbaar zonder angst vlak bij ons. Misschien valt er nog iets te halen voor hem? Zowaar, hij vliegt op een nootje af die Jeroen hem toegooit, pakt het in de snavel en gaat verderop zitten. Jamiaa loopt terug naar de auto en ze pakt de fiets. Als kind heeft zij niet leren fietsen. Nu kan ze het wel, alleen in het verkeer is het nogal hectisch voor haar. Fietsen in druk verkeer is in het brein ook een complex gebeuren: het motorische deel en tevens het deelnemen aan en inzicht hebben in de verkeerssituatie. Het fietsen gaat haar goed af. Ze fietst een eind van ons vandaan en we zien haar vanaf de heuvel als een stipje. Goed van haar!

Derde bivak in een rotsvallei

Als de zon uit ons zicht verdwijnt, wordt het merkbaar kouder. Tijd om het kampvuur aan te steken. En wanneer het hout op is, volgt daarop vanzelf bedtijd. Die nacht is het al weer volstrekt doodstil. Zelfs geen vogels. Het blijft onvoorstelbaar!

Tata, 24 tot en met 27 januari 2020

Bij het ontbijt krijgen we weer bezoek van een zwart-wit vogeltje. Nu zien we er ook meer rond vliegen. Vandaag rijden we het laatste traject over de piste. Juist als we willen vertrekken,  horen we uit het niets het geluid van een brommer. Warempel, er komt iemand aan. Jamiaa maakt een praatje met hem in hun landstaal. Ze nemen hier alle tijd voor alsof ze elkaar goed kennen. Mooi om dat te zien. De man rijdt verder en ook wij stappen op. Terwijl Paul en Jamiaa de laatste spullen inpakken, filmt Ina Jeroen die alvast naar de pas rijdt. Aan de andere kant is het uitzicht weer mooi voor een foto.

Als Paul en Jamiaa achter ons staan, meldt Paul door de portofoon dat we rechtsaf kunnen slaan. Dit keer gaan wij voorop. Echter, van zeer korte duur. Na nog geen minuut en 380 meter rijdt Jeroen het oued in. Helaas blijkt dat de droge bovenlaag een dikke modderlaag bedekt en al gauw kunnen we niet meer voor- en achteruit. Paul en Jamiaa rijden rechts van ons, verstandigerwijs naast het oued. Hulpeloos kijken we hun kant op. En nu? Luid lachend klinkt Pauls stem door de portofoon. “Je kunt ze ook nog geen minuut voorop laten rijden!” We zien er de humor van in. Voorzichtig stappen we uit de auto en passen op dat we niet in de dikke modder vallen. Al glibberend bereikt Jeroen de voorkant van de Toy waar de lier wederom tevoorschijn wordt gehaald en aan de Toy van Paul wordt gehaakt. Ina staat klaar met de camera om het te filmen en Paul stapt bij Jeroen in de auto om de afstandsbediening van de lier te hanteren.

In de modder……
Uit de modder…..

Probleemloos wordt de Dinky Toy uit de modder getrokken. Daarna volgt natuurlijk onvermijdelijk de evaluatie. “Wat hebben we nu geleerd?”, vraagt Paul. Eerder stoppen, vooral niet door blijven rijden en steeds kijken wat de beste route is. Het klinkt allemaal logisch, maar op dat moment overkomt het je. “Stom!”, zegt Jeroen. Vervolgens vertelt Paul welke mogelijkheden we hadden om onszelf te redden als we alleen waren: banden aflaten voor meer grip, de rijplaten gebruiken, modder wegscheppen en achteruit rijden, inshallah. Toch veel beter om samen te rijden. En nog beter om Paul voor te laten gaan!

Wanneer we het asfalt bereiken, bedanken we Paul en Jamiaa hartelijk voor de lessen en de gezelligheid. Zij gaan ergens onderweg lunchen en wij rijden door naar camping Hyatt in Tata waar we uitzicht hebben op het oued en Tata. Later in de middag rijden ook Paul en Jamiaa de camping op.

Camping Hyatt met Tata op de achtergrond

De tijd verstrijkt vlot en we zijn toe aan onze koffiestop met de allerlaatste koekjes. Na zo’n offroadtocht door duinen en over pistes is het heerlijk bijkomen op een camping. We kunnen douchen met warm water (blijft een ongekende traktatie) en al het zand uit onze kleren wassen. Paul en Jamiaa rijden na twee dagen door naar het zuiden en we nemen afscheid van elkaar. Wie weet, misschien ontmoeten we elkaar nog ergens.

Op onze allereerste reis vonden we Tata al een lief plaatsje. De sfeer is er gemoedelijk en men is er relaxt. We fietsen naar het centrum en het valt ons op dat het er niet meer troepig uit ziet.

Tata

Er zijn hoge trottoirs, de straten zijn schoon en het plein bij de bushalte is alleen voor voetgangers toegankelijk. Overigens zien we dat alle hoofdwegen in Marokko er zo ordelijk uit zien. Eerst maar richting het café voor een nos-nos. Maar welk? Bijna in elke straat vind je er wel één tot vijf. De stoelen worden bezet door veel thee drinkende mannen en enkele frisdrank drinkende toeristen. De keuze is snel gemaakt en we nemen plaats aan de hoofdstraat waar het verkeer in auto’s, vrachtwagens, op brommers, fietsen en ezels af en aan rijden. We lijken wel bermtoeristen, maar voor deze keer deert ons dat in zijn geheel niet. De uitlaatgassen nemen we voor lief. Hier (nog) geen gedoe over de uitstoot van stikstof. De ober komt naar ons toe en al wrijvend over de tafel met een onbestendig doekje, neemt hij de bestelling op. “Deux nos-nos s’il vous plait.” De man knikt en loopt het café in. Wachtend op ons drankje dringt een zoete bakgeur onze neuzen binnen. Jeroen neemt poolshoogte en hij vertelt dat een man naast ons appelbeignets bakt. “Marokkaanse appelbeignets?”, vraagt Ina, “dat moet geproefd worden.” Voor 10 cent smikkelen we allebei een beignet op die samen met de koffie heerlijk smaakt. Na een tweede nos-nos doen we de boodschappen en keren we terug naar de camping. Als Ina het achterwiel van de Brompot uitklapt, begint een man aan de overkant luid en hartelijk te lachen en hij steekt zijn duim omhoog. Ook zijn buurman ziet het. Voor de lol haalt Ina nogmaals dit trucje uit. Ze verbazen zich zichtbaar over onze fietsen en zwaaien ons na als we wegrijden. Die hebben een mooi verhaal te vertellen als ze thuis komen.

Jeroens haar moet worden geknipt. Dit doet hij normaal bij zijn thuiskapper, bij Ina, maar zij geeft niet thuis. Zij zegt tegen hem: ”Ga maar naar de plaatselijke kapper. De thuiskapper is momenteel op vakantie”. Een kapper is snel gevonden en na een kwartier staat Jeroen weer buiten. Kappers voor mannen zie je overal. Voor vrouwen zijn de kappers schaars. Misschien maken zij gebruik van een thuiskapster?  

Op één van deze dagen fietsen we naar camping Tata Titi dat zich ongeveer 10 km ten noorden van Tata bevindt. Hier hebben onze vrienden Peter en Tilly een stuk grond gekocht om er een camping te beginnen. In 2004 hebben wij hen voor het eerst bezocht. We waren meteen weg van hun plek aan het oued met een fenomenaal uitzicht over de bergen. Veel potentieel voor een camping, net buiten Tata. Jammer dat de camping niet van de grond is gekomen. Als we over het terrein lopen, zien we het huis, de watertoren met sanitair, de trap naar de campingplaatsen en de gootsteen die Jeroen destijds heeft gegoten van beton. Weemoedig denken we aan de gezellige tijd met hen en hun woestijnhond Pier, de wandeling in de bergen en de tocht naar de oase in Tagmout. Zij in de omgebouwde Defendercamper en wij in onze Defender 110. Na vier overnachtingen zijn wij klaar voor het volgende traject.

Bivak tegenover camping Tata Titi

Tata Titi, 28 januari 2020

Na vier overnachtingen op de camping zijn we klaar voor het volgende traject. We besluiten om tegenover camping Tata Titi een bivakplaats te zoeken omdat we de omgeving zo fraai vinden en we zo toch een beetje het gevoel hebben dat we op camping Tata Titi staan. Op enige afstand zien we nomadententen met wel 200 geiten. In de verte staat een groepje campers die keihard housemuziek op hebben staan. We zoeken een plek waar we zo weinig mogelijk last hebben van dit geluidsoverlast en net als we ons hebben geïnstalleerd, zegt Ina: ”Waar is mijn tas? Daar zit mijn portemonnee in en ook onze paspoorten!” We zetten zonder resultaat de hele auto op z’n kop en komen tot de conclusie dat de tas nog op camping Hyatt moet zijn. Dus klappen we de boel weer in en rijden de 15 minuten naar de camping in Tata. Zodra we het terrein oprijden, komt de eigenaresse ons al tegemoet lopen met de tas in haar handen. “Oh, wat ben ik blij jullie te zien!” roept ze. “Ik zag de tas liggen bij de tafeltjes op het terras en ik heb geprobeerd jullie te bellen, maar kon geen nummer vinden.” Duidelijk opgelucht rijden we weer naar onze bivakplek tegenover Tata Titi en zitten nog een uur in de dreunende bassen van onze buren. Dan daalt eindelijk de stilte neer over de vallei en horen we slechts de geitjes op de achtergrond. Ah, heerlijk!

De nomaden pakten gretig onze koekjes aan….

We krijgen nog even bezoek van de nomade en haar kinderen, maar ze spreekt alleen Berbers. Wel wordt ons duidelijk dat ze iets van ons vraagt en Ina geeft haar de zak met koekjes die we net in Tata bij de bakker hebben gekocht. Deze wordt meteen aangenomen. Later komt ook manlief langs op z’n brommer en vraagt om benzine. Jeroen maakt duidelijk dat we alleen diesel hebben en dat zijn brommer daar niets aan heeft, maar de man lijkt het niet te begrijpen.

Aït Mansour, 29 januari 2020

We willen een rondrit maken door de Anti-Atlas via Tafraoute en Taroudant om uiteindelijk weer uit te komen in Zagora, waar we dan de extra dieseltank kunnen laten plaatsen. We zetten op de kaart een leuke route uit die we vooral over pistes willen gaan afleggen. Bij Akka rijden we richting Imitek over een inmiddels geasfalteerde piste. Regelmatig rijden we door oases en oueds en de bergen hebben het kenmerkende grillige uiterlijk. Een zeer fraaie route!

Omgeving Imitek

Na Imitek verlaten we het asfalt en kronkelen over een goed onderhouden piste naar Bou-Zariff en een mijnbouwgebied. Welk mineraal hier wordt gedolven is ons niet duidelijk. We rijden de vallei uit en klimmen over een pas naar een soort hoogvlakte. Het is er verlaten en slechts spaarzaam zien we een enkel huis. Een perfecte plek voor een uitgebreide koffiestop en als echte bermtoeristen zitten we langs de piste naar het desolate landschap te kijken. Regelmatig passeren ons mannen, dik ingepakt tegen de kou, op brommertjes en we worden hartelijk toegezwaaid. “Waar gaan ze in vredesnaam heen? Er is hier niets!” vraagt Jeroen zich af. 

Aan het eind van de middag bereiken we de Gorges d’Äit-Mansour. Dit is een zeer smalle kloof waar al het water uit de omringende bergen inloopt. Hierdoor is de gehele kloof één grote oase met palmbomen en stromend helder water. We vinden een parkeerplaats onder de hoge palmbomen waar Fatimah ons verwelkomt en we betalen haar 20 dirham parkeergeld. Haar man bewaakt de boel. Ze vraagt of we uit eten gaan of zelf koken. Zachtjes vertrouwt ze ons toe dat een gezin met twee kinderen in het restaurant naast de parkeerplaats hebben gegeten en alle vier zijn ze ziek geworden. We mogen het niet aan anderen vertellen en ze bekrachtigt het door haar vinger voor haar mond te houden. Mondje dicht dus.

In de invallende duisternis genieten we van het geluid van de vele vogels met op de achtergrond het ruisen van het snelstromende water. Een bijzondere plek.

Tafraoute, 30 januari tot en met 1 februari 2020

In de ochtend parkeren meerdere auto’s naast onze Dinky Toy en mensen stappen uit om te gaan wandelen. Ook zien we groepen 4×4’s vol toeristen die een ‘safari’ maken vanuit Tafraoute. Een leuke dagtrip die weer wat geld in het laatje brengt. De rust is wel verdwenen en dus pakken we in en gaan op weg naar de stad Tafraoute, bekend om de omringende roze granietbergen. Het is een levendige stad met veel mensen op straat. De camping ‘Les Trois Palmiers’ iets buiten de stad blijkt vol. De beheerder spreekt tot onze verrassing Nederlands en regelt nog een plaatsje voor ons op een open stoffig pleintje. De rest van de camping wordt bezet door een Duitser, een Oostenrijker, twee Fransen en een gezellig aanwezige Nederlandse club met 17 campers.

Omgeving Tafraoute

De camping is vergeven van de honden, omdat de georganiseerde Nederlandse reis speciaal is bedoeld voor mensen die hun hond mee op reis willen nemen. Geen superplek dus, maar we zijn wat verwend door al die prachtige bivakplaatsen. We zoeken het spuitbedrijf dat ons is aangeraden en we maken de afspraak dat we zaterdag bij hem terecht kunnen. We laten onze velgen en de dakkoffer matzwart spuiten. Het spuiten en schuren gebeurt gewoon in de openlucht en van verre ruik je al de bedrijfsactiviteit. Hele campers worden overgespoten en dus is onze opdracht maar een klein klusje tussendoor.

Gorges d’Äit-Mansour

We vullen de dagen met lezen, koffie drinken op terrasjes, fietsen in de omgeving en heerlijk lunchen bij ‘Chez Nadia’. Dat is echt een aanrader! We spreken daar de reisleiding van de Nederlandse club die bij ons op de camping staan en we kletsen gezellig met elkaar. Ze tonen veel belangstelling voor onze off-road avonturen.

Targa Oukhdair, 2 februari 2020

Met matzwarte velgen en dakkoffer rijden we zuidwaarts richting Amtoudi, waar een imponerend fort op een bergtop moet zijn. De route gaat over een hoogvlakte waar het flink waait. De kleuren zijn echter zó spectaculair, dat we pauzeren met koffie en de wind trotseren.

Verbluffende kleuren!

De goede piste vervolgt zich slingerend door een soort canyon-landschap, heel bijzonder. De rotsen zijn geel-oker van kleur en de namiddagzon versterkt dat nog eens. We maken teveel foto’s en video’s en schieten dus totaal niet op, maar genieten volop.

Langzaam dalen we in de canyon af totdat we bij het oasedorpje Targa Oukhdair komen. De rivierbedding draait in een scherpe bocht om het dorpje heen en met open mond bekijken we al dit schoons.

De dag loopt ten einde en dus moeten we op zoek naar een bivakplek. Liever staan we niet te dicht bij het dorpje en dus besluiten we om nog even door te rijden. De kloof wordt breder en we zien een aantal mogelijke plekken langs de piste, totdat we na 5,5 km een groep arganbomen zien staan. We kunnen van de piste af en vinden aan de rand van het oued een redelijk horizontale plek onder en tussen de bomen. Dit voelt goed. Het is hier mooi, rustig, van de weg af en veilig. De laatste zonnestralen zetten de okergele kloof in vuur en vlam.

Targa Oukhdair

Barrage Youssef Ben Tachfine, 3 februari 2020

In de ochtend beschijnt de zon de andere zijde van de kloof en terwijl wij buiten zitten te ontbijten, komt een heel grote groep splinternieuwe 4×4’s voorbij rijden met toeristen. Ze zien ons niet door ons beschutte plekje, maar wij zien wel de mannen één voor één uitstappen om een plasje te doen. Een grappig gezicht!

Bivak bij Amtoudi

We vervolgen de rit over de piste, rijden uit de kloof een kale open vlakte in en vinden uiteindelijk het plaatsje Amtoudi. Het ligt tegen een bergketen aan en na enig speuren zien we het fort op een bergpunt liggen. Het is best nog een eind weg en dus willen we er dichterbij komen. Jeroen draait de auto, kijkt niet goed in z’n spiegels en komt met het reservewiel aan de achterkant tegen een muurtje aan. Gevolg: een deuk in de achterdeur (zucht). We rijden het dorpje in over een zeer steile en beroerde weg. Het lijkt of de weg recentelijk is weggespoeld en zien een bordje dat het restaurant open is. We hebben zin in koffie en we hoeven alleen maar even aan te bellen.

Het fort van Amtoudi

Als we de moed na enkele minuten wachten al hebben opgegeven, wordt opeens de deur opengedaan. Ja hoor, ze zijn open en die twee nos-nos komen eraan! Het blijkt dat we naar het fort toe kunnen lopen, maar Jeroen heeft behoorlijk last van z’n enkel en dus bekijken we het fort van afstand en bestuderen we de zwart-wit foto’s in het restaurant. Via Boulzakarne rijden we de Anti-Atlas uit en over asfalt gaat het noordwaarts. Het is hier vlak met veel landbouw en we vinden het wat saai. We besluiten om voor een paar dagen een bivakplek te zoeken bij het stuwmeer ten oosten van Tiznit. Het is nog een heel stuk en de kilometers rollen onder onze wielen door. Eindelijk komen we in de buurt van het stuwmeer, de ‘Barrage Youssef Ben Tachfine’. Via de piste rijden we door tot aan de rand van het stuwmeer. Er staan twee Franse jonge stellen in vrachtwagens aan het meer. We begroeten elkaar en zoeken een plekje vlak bij het water. Het is er verre van waterpas. De oprijblokken hebben we niet meegenomen in de veronderstelling dat we overal (nagenoeg) waterpas staan, dan wel dat er stenen zijn om als verhoging te gebruiken. Aan stenen hier geen gebrek. Ina zoekt de stenen, legt ze voor de wielen en Jeroen parkeert de auto waterpas.

Bivak aan de Barrage Youssef Ben Tachfine

In de nacht is het er zeer stil. Alleen het getwitter van vogels, het geplons van vissen en gekwaak van kikkers wisselen elkaar af. Hier zien we ons wel een paar dagen verblijven.

Lakhnafif, 4 tot en met 7 februari 2020

De volgende dag verheugen we ons op een lang en uitgebreid ontbijt terwijl we genieten van het fantastische uitzicht. Vooral de rotswand aan de overkant trekt onze aandacht. We maken een bizarre foto van de weerspiegeling in het water, waardoor het de structuur krijgt van een vissengraat. Helaas duurt de pret niet lang. Een auto rijdt onze kant op en een man stapt uit. Hij vraagt ons of we hier hebben geslapen. Op ons bevestigende antwoord zegt hij dat dat hier verboden is. “Waarom is dat verboden?”, vragen we. “Het geeft problemen als toeristen bij het stuwmeer overnachten”, zegt hij. “Hoe zo dan, wat voor soort problemen?” We zien de man nadenken, want nu moet hij met een sterk verhaal komen. “Vorig jaar is er iemand van de rots aan de overkant gevallen en verdronken.”, zegt hij. “Maar wij gaan die rots niet op en blijven hier aan de oever kamperen.”, houden we vol. Hij denkt nog eens na. “Het liep vorig jaar helemaal uit de hand met toeristen. Er waren wel 150 campers tegelijk!”

Onze bivakplek van boven gezien….

Dat vinden we moeilijk te geloven, want de oevers zijn steil en er is zelfs geen plek voor 10 campers. Bovendien kunnen campers hier niet eens komen, omdat de piste te slecht is en ze te weinig bodemspeling hebben. Smalend wuiven we dit verhaal weg, waardoor de man besluit met de opmerking dat we vandaag nog mogen blijven staan, maar vóór de avond moeten vertrekken. Er zit niets anders op. Teleurgesteld pakken we ons boeltje in en gaan op pad. Ook de Fransen rijden weg. Voor de tweede keer zijn we weggestuurd. Na een half uur rijden zien we het stuwmeer onder ons liggen. De landtong waar we stonden is goed zichtbaar. Met spijt rijden we door.

We besluiten door te rijden richting Taroudant en komen terecht op camping ‘Le Jardin de la Koudya’ in het plaatsje Lakhnafif, 20 km ten westen van Taroudant. De camping heeft zeer ruime plekken onder de bomen, we staan op kiezels, er is een warme douche en goede wifi.

camping ‘Le Jardin de la Koudya’

De deceptie van vanmorgen zijn we snel vergeten, want we hebben een heerlijke plek waar we makkelijk een aantal dagen kunnen verblijven. We brengen de dagen door met lezen, video’s maken, blog bijwerken, de was doen en dat soort dingen.

Taroudant – Zagora, 8 tot en met 10 februari 2020,

Hartelijk worden we in de ochtend uitgezwaaid door de beheerder van de camping. We zijn van plan de Anti-Atlas te doorkruisen van Taroudant naar Zagora, zoveel mogelijk over pistes. We passeren Taroudant en overleggen snel met elkaar. “Zullen we even de stad ingaan? We zijn er nu toch.” Prima, dan ontbijten we hier, in plaats van ergens onderweg.” Zo gezegd, zo gedaan. Het stadje is volledig ommuurd en het is een stuk netter en schoner dan toen we het voor het eerst bezochten, zo’n 14 jaar geleden. We wandelen door de souk, Ina schaft een paar op maat gemaakte slippers aan en we ontbijten vorstelijk en spotgoedkoop op een terras. Er hangt een leuke, ontspannen en levendige sfeer die we ons ook al herinnerden. Het is al in de middag als we koers zetten naar het stuwmeer Barrage Moukhtar Soussi.

De aanvankelijk geasfalteerde weg gaat over in een goed berijdbare piste. We klimmen flink en genieten van de uitzichten op de bergen en dalen. De amandelbloesem geeft een schitterend contrast. Af en toe komen we zwaaiende mensen tegen op een brommer, maar verder zijn we er alleen. Voor het dorpje Askaouen maken we een bivak. Het is hier ook heel stil en we staren naar de silhouetten van de bergen in een bijna volle maan. De volgende morgen blijkt dat de plek waar we staan bij nadere bestudering toch bewust omgeploegd en geëgaliseerd is. Ook lijkt er iets te zijn ingezaaid. We voelen ons zó bezwaard dat we waarschijnlijk op een akkertje staan, dat we snel inpakken om zo weinig mogelijk de grond verder te verstoren.

Bivak op een bewerkt akkertje….

Het ontbijt doen we wel ergens onderweg. De piste klimt verder omhoog en uiteindelijk bereiken we een hoogvlakte met veel landbouwactiviteit en ingezaaide velden. We klimmen door tot een hoogte van 2506 m en bereiken de pas Tizi-n-Melloul. Om het wat makkelijker te maken wordt de pas ook wel Tizi Touggoukine genoemd. Op deze hoogte liggen wat sneeuwvelden en de piste is nat van het smeltwater, maar nog steeds goed begaanbaar. Overal zien we kuddes van geiten en de herders zwaaien naar ons. De rotsformaties in allerlei kleuren wisselen elkaar af. Zeer fotogeniek en we blijven filmen en foto’s maken. Pfff, wat een prachtig gebied!

Tizi Touggoukine, 2500 m hoog!

Op het hoogste punt houden we een koffiestop en zitten in een zonnetje op wat rotsen. Beneden ons is een nederzetting met geitenkuddes en het geblaat komt ons tegemoet over de steile hellingen. De tijd verglijdt.

In de afdaling komen we meer nederzettingen tegen en in het dorpje Amassine zien we een groep vrouwen wol verven in stalen ketels op een houtvuur. Ze proberen in het Berbers met Ina te communiceren, maar verder dan wat wijzen en handgebaren komen we niet.

Ina wil foto’s van ze maken, maar dat willen ze absoluut niet. Ook niet als we ze wat bananen en koekjes bieden. Uiteindelijk laten we de lekkernijen maar achter als cadeautje en de kinderen vliegen erop af. Ina gebaart dat een jonge vrouw zich moet ontfermen over de pak koekjes om deze eerlijk te verdelen en ze snapt meteen de bedoeling. Dat komt dus goed. We dalen verder af naar Tazenakht en bij Anezal komen we weer op de geasfalteerde weg.

Wol verven in kookpotten in Amassine

In Tazenakht doen we wat inkopen terwijl de geur van geroosterd vlees ons tegemoet komt. We kunnen de verleiding niet weerstaan en schuiven aan. De kok legt ons nog uit hoe we via Asaka naar Bleida kunnen rijden en volgens hem is de piste redelijk.  We vinden het begin van de piste en rijden een brede vallei in. Overal zien we lage struiken in bloei staan met kleine paars/lila bloemetjes. Het gonst er omheen van de bijen. De piste wordt steniger en voert door een oued en de vallei wordt smaller. Omdat de zon alweer laag staat zoeken we een bivakplek en vinden die op een hoger gelegen oude route van de piste. Dit stukje piste loopt nu dood, omdat een aardverschuiving alles heeft weggeslagen. We staan hier prima en zien in het donker onder ons af en toe de lampen van voorbij rijdende brommers.

De volgende ochtend ontbijten we uitgebreid en op ons gemak. Het stuk naar Zagora is slechts 40 km, dus dat is niet ver meer. Net na onze bivakplaats komt een oase in zicht. Een man staat in het felgekleurde groene gras en onder de uitbundig bloeiende amandelbloesem zijn land te bewerken. Wat een plaatje!

Bivak voor Bleida

Kort daarna bereiken we Bleida, bekend om de mijnbouw. Een vlakke, brede piste is aangelegd voor de vele vrachtwagens, zodat ze in een flink tempo de mineralen kunnen vervoeren. In de verte zien we de stofwolken van de vrachtwagens als we een andere piste nemen. We verheugen ons om een eerdere bivak die we hebben gemaakt vlak bij Bleida te zien. In 2004 hebben Ron en Trees ons naar dit plekje gereden (zie fotogalerij Marokko 2004). Destijds vonden we het zeer indrukwekkend en als we er weer arriveren, weten we ook waarom. De bivak was tegen de bergen met uitzicht op een breed maanlandschap. Aan de overkant zien we in de verte een militair gebouw met mast. Het ligt er allemaal nog even verlaten bij. Toen zagen we twee mannen en een fiets, nu een man met wat geiten en een brommer.

Amandelbomen in de bloesem

We vervolgen de piste en zien het landschap plotseling veranderen. Via een kloof rijden we verder. “Hier moet zich ergens de kerststal van Ron en Trees bevinden”, zegt Ina. Jeroen vraagt zich af of dat juist is, maar dan zien we het inderdaad. Een paar palmbomen staan in een aflopend wit gekleurd oued. Het lijkt wel op zout, het is een soort afzetting, maar waarvan precies is ons niet duidelijk. De associatie met een kerststal is in ieder geval voor de hand liggend.

Tussen Bleida en Zagora

Het eerste deel van de piste was tot nu toe redelijk begaanbaar, maar nu wordt het beroerd. Qua kilometers is het niet ver meer naar Zagora, echter door de belabberde steenpiste schiet het niet op. Soms is het pad totaal weggeslagen als gevolg van de regen. Hele stukken zijn weggespoeld en we moeten voortdurend de ontstane greppels door. De kanten zijn steil, dus rijden we in een slakkengangetje. Tussen de greppels is het zand en gruis van de piste verdwenen, waardoor de scherpe rotsen bloot zijn komen te liggen. De auto schudt dus hevig en het rijden is inspannend en vermoeiend. Het is duidelijk dat deze piste al jarenlang niet meer is onderhouden en dat zal ook niet meer gebeuren, omdat er een nieuwe asfaltweg loopt van Foum-Zguid naar Zagora.

Kerststal in de woestijn!

We moeten een oued oversteken, maar de weg houdt ineens op. Ina gaat op onderzoek uit en ziet dat er niets anders op zit dan rustig in zijn 4laag het oued in te rijden om er aan de andere kant weer uit zien te komen. Vanaf hier is er geen huis, nomade, geit, schaap, dromedaris en grassprietje meer te bekennen. Wat kun je ook beginnen met deze grond? Werkelijk niets. Het tempo is gezakt naar minder dan 10 km per uur. Totaal hobbelen we de 40 km in ruim 4 uur. In de verte zien we Zagora, dat maar niet dichterbij schijnt te komen. Pistes rijden is fantastisch, met uitzondering van lange steenpistes. Uiteindelijk bereiken we het asfalt en we rijden in één streep door naar Camping Sindibad waar gelukkig nog een plekje voor ons is.

De piste is weggespoeld

Zagora, 10 tot en met 13 februari 2020

Bij de garage van Ali Nassir laten we een extra dieseltank onder onze Dinky Toy plaatsen. Tevens laten we de achterdeur uitdeuken. Elke ochtend rond 10 uur brengen we de auto, om deze rond 19.00 uur weer op te halen. We brengen de tijd door met lezen, internetten en uit eten bij Chez Omar. We worden als vaste gasten steevast met enthousiasme begroet door alle obers en kletsen wat met ze. Alle varianten van tajines hebben we intussen uitgeprobeerd. Tajine met kefta en ei, tajine met kip en citroen, tajine met rundvlees en pruimen. Allemaal heerlijk! Elke middag nemen we even poolshoogte bij de garage van Ali Nassir om te checken hoever ze al zijn met de werkzaamheden.

Onze vouwfietsjes zijn daarbij erg handig en Jeroen heeft veel bekijks bij de rondfietsende jeugd op het pleintje. Het worden zijn maatjes en elke dag fietsen ze samen hun rondjes. Ze spelen ‘botsautootje’: op elkaar af rijden en op het laatste moment uitwijken om niet te botsen. Dikke pret!

N’Kob, 14 en 15 februari 2020

De Toy is klaar, heeft een extra tank van bijna 90 liter, de achterdeur is uitgedeukt en opnieuw gespoten en we zijn weer op weg. We willen een tour gaan maken over de Haut-Atlas. Eerst rijden we naar het gebergte Jbel Saghro dat we gaan doorkruisen via pistes. Noordwaarts rijden we door de Vallée du Drâa met z’n vele kasbahs en palmen in de oases. Altijd mooi om te zien. Onderweg doen we boodschappen in Tansikht en zien Fransen in het supermarktje glunderend met flessen wijn lopen. Het blijkt dat in het verstopte winkeltje ernaast wijn en sterke drank te koop is. Een bijzonderheid in Marokko. We bezwijken voor de verleiding en kopen een duur half litertje pastis.

Vallée du Drâa

In N’Kob aangekomen zoeken we buiten de stad het campement Riad Bassou dat in handen is van een Franse dame. Ze heeft de afgelopen jaren flink geïnvesteerd en de binnentuin is werkelijk prachtig. Ook is het wifi-signaal krachtig genoeg om onze video’s te uploaden op onze blog. Ze verhuurt kamers en op de buitenplaats is veel ruimte voor campers. We staan er met nog één andere camper. Onder het genot van een kopje ‘hoge’ thee legt ze ons de route over de piste uit richting Skoura. De volgende dag bezoeken we de markt en de vele kasbahs.

Kasbahs in N`Kob

Jbel Saghro, 16 en 17 februari 2020

We rijden over de piste en volgens de aanwijzingen slaan we links af. De piste loopt door een kloof, langs een oued met veel water en enorme velden met bloeiende amandelbomen. De witte bloesem en het fel groene gras in de oases steken magnifiek af tegen het zwarte gesteente van de omringende bergen. Dan lijkt de weg over te gaan in een smal oued vol rotsen. We vragen ons af of dat de bedoeling is. Al gauw zien we op de OsMand app dat deze ouedroute nog lang is. We besluiten terug te keren, omdat we niet zeker weten of daarna de piste wordt vervolgd. Niet erg vinden wij. We hebben weer een mooi stukje Marokko gezien. We pakken het begin van de piste op en dan blijkt dat we veel te vroeg linksaf zijn geslagen, waardoor we in de verkeerde vallei zijn terecht gekomen.

Verkeerde vallei, maar wel erg mooi!

De route gaat nu omhoog en over de bergketen heen en we bereiken een hoogte van 1300 m. Een prachtige plek voor een koffiestop en we kijken zo de diepte in, naar het dorpje Igui. Van bovenaf kunnen we de vallei inkijken en zien hoe het vervolg van de piste verloopt. Een gammel wit busje vol met mensen rijdt achter ons voorbij en er wordt weer enthousiast getoeterd en gezwaaid. Later komen we dit busje nog eens tegen, want het blijkt de enige taxi te zijn die in dit gebied rondrijdt.

Het dorpje Igui van bovenaf gezien

De route gaat door een lange en smalle vallei die langzaamaan stijgt en soms kleine gehuchten passeert. Rondom ons torenen de rotsen in grillige vormen. Regelmatig moeten we een waterloop oversteken en we zijn verbaasd dat er zoveel water in staat. Volgens onze OsMand app doen we de volgende dorpen aan: Tiguiza, Berkik, Akerkour, Talalait, Taoudacht en Ighissi.

De piste loopt dóór de rivier

In Taoudacht staan we even in twijfel over de te nemen route. Onder het dorp langs komen we door een amandelboomgaard, vol met roze/witte bloesem. De adem stokt in onze keel bij zoveel schoonheid. Langzaam rijden we naar beneden naar het oued die vol staat met water. Volgens de routeplanner moeten we het oued oversteken, maar er is nergens een spoor te bekennen. Ina springt uit de auto en loopt een stuk stroomafwaarts. Daar ziet ze de uitgang uit het oued en de auto moet dus gewoon door het water. Eenmaal aan de overkant gekomen klimmen we weer flink. We zijn dan op een hoogte van ruim 1500 m. De dorpjes zijn zo klein dat ze soms niet meer zijn dan vijf huizen rond een oase en overal staan de amandelbomen in bloei. We boffen daarmee!

De vallei wordt gaandeweg steeds smaller en de piste steeds steniger, waardoor we slechts langzaam vorderen. Het loopt al tegen het borreluur, dus de hoogste tijd om een slaapplaats te vinden.  De weg maakt een haarspeldbocht naar rechts en dan ziet Jeroen links van hem net naast de piste een rotspunt. “Borreltijd. We zijn er!”, zegt hij enthousiast. We maken ons bivak op 1590 m hoogte, vlak voor het dorpje Assaka n’Aït Ouzzine.

We klappen het dak omhoog, halen de stoelen tevoorschijn, pakken wat te knabbelen en een glaasje pastis en gaan in de avondzon zitten. We hebben een panorama van 360 graden. Ongelooflijk! We toosten op weer een zeer bijzondere dag. Terwijl de zon achter de bergen wegzinkt, besluiten we om hier een dag te blijven staan. Zoveel schoons is domweg niet in één dag te verwerken.

Bivak bij Assaka n’Aït Ouzzine

Terwijl wij ergens in de ochtend koffie drinken, komt langzaam het gemekker van de geiten dichterbij en we zien de kudde over de bergrug onze kant opkomen. Twee vrouwen hoeden ze en dat doen ze door fanatiek stenen naar de beesten te gooien. We begrijpen dat ze dit doen om te voorkomen dat de geiten de lage olijfbomen kaal vreten. Het is een fraai schouwspel. In de middag komt een oude man doelbewust naar ons toelopen en haalt een zakje amandelen uit zijn capuchon. We begrijpen dat we met hem mee moeten naar zijn huis, wellicht om amandelen te kopen. We bedanken en bieden hem wat dadels aan. Zo zitten we een tijdje en het ‘gesprek’ verstomt. Later komen drie mannen langs, waarvan één Frans spreekt. Na een half uurtje kletsen wandelen ze weer verder. Een groepje kleine kinderen vinden ons zeer interessant en blijven op 30 meter afstand gebiologeerd naar ons kijken. Ze bewegen niet en praten niet. Daarna komt een brommer langs met twee mannen die ons in gebrekkig Frans proberen duidelijk te maken dat we ons moeten melden in N’kob omdat we hier bivakkeren. Ze noemen een naam die ons niet bekend voorkomt. Dan noemen we de laatste plaats waar we hebben gestaan en dat was bij camping Riad Bassou in N’Kob en dat we ons daar hebben geregistreerd met paspoortnummers en dergelijke. Dat schijnt ze tevreden te stellen en ze vertrekken weer. We kijken elkaar aan en lachen: “Zo’n uitgestorven plek, maar wat een aanloop op één dag!”

Tinerhir, 18 februari 2020

Als we op het punt staan om te vertrekken stopt een brommer met twee jonge mannen. We worden in het Engels aangesproken en ze blijken de onderwijzers van het dorpsschooltje te zijn. Pas vier jaar bestaat dat schooltje met 30 leerlingen uit twee dorpen. Er zijn geen voorzieningen, zoals leermaterialen, elektriciteit en internetverbinding. Ze zijn voor twee jaar uitgezonden door de overheid en daarna volgen anderen hen weer op. Eén van de twee vertelt dat zijn ouders nog als nomaden leven en dat hij naar de stad is gegaan om te studeren. Ook heeft hij nog een Nederlandse vriendin gehad, zodat hij goed zijn Engels heeft kunnen oefenen. We complimenteren ze met hun taalvaardigheid en hun inzet voor de kinderen. Glunderend stappen ze op en hobbelen weg. De kronkelende piste blijft een beetje van dezelfde povere kwaliteit en we vorderen langzaam. Niet erg, want daardoor kunnen we goed de prachtige omgeving in ons opnemen. Na Tagemout wordt het landschap breder en we verwachten dat onze voorgenomen route naar Skoura minder interessant zal zijn dan een doorsteek noordwaarts naar El-Kalaâ M’Gouna. Dus wijzigen we de plannen en daar hebben we geen spijt van. We rijden aanvankelijk sterk omhoog over een bergketen en zien dan in de verte de Haut-Atlas met besneeuwde toppen liggen. Vanaf dit punt gaat het gestaag omlaag en we zien het geleidelijk steeds groener worden met pollen kamelengras. Een prachtige afdaling richting de Vallée du Dadès.

Uitzicht op Vallée du Dadès en Haut Atlas

Eenmaal in de groene palmenrijke Dades-vallei valt ons de drukte en het toerisme op. Overal restaurants en hotels in de uitgestrekte oase. We rijden door naar Tinerhir en vinden een plaatsje op de volle en sjofele familiecamping Mabrouk tussen de vuilnisbakken en aanhangers. De zeer luidruchtige, naar ADHD neigende eigenaar spreekt een paar woordjes Nederlands. De hele familie woont en werkt op het campingterrein en in het bijbehorende restaurant. Ze  hebben constant schreeuwend ruzie met elkaar. Om gek van te worden. ’s Avonds worden we door de zoon uitgenodigd om muziek te maken en tot 11 uur dreunen de trommels en djembé’s. De dames worden meegetroond en keren weer terug in Marokkaanse kledij en dan moet er worden gedanst. De familie weet naast ruzie maken ook sfeer te maken! 

In de herrie van familiecamping Mabrouk

Lac d’Isli, 19 februari 2020

Tinerhir ligt aan de ingang van de Gorges du Todra en deze kennen we nog niet echt. Dus gaan we door de kloof om vervolgens de Haut-Atlas in te rijden. Het begin is meteen spectaculair met hoge verticale wanden in een diep roodbruine kleur. Op de bodem stroomt veel helder water en de weg slingert zich door de kloof. Her en der staan verkopers met prullaria. Dit is duidelijk een toeristische hotspot, want we zien bussen en huurauto’s vol met toeristen van verschillende nationaliteiten. Maar al met al toch de moeite waard.

Gorges du Todra

Zodra we het meest bijzondere gedeelte achter ons laten, is de drukte meteen verdwenen. Helemaal alleen rijden we verder de gorge door die na een half uur rijden overgaat in een brede vallei. We klimmen niet steil, maar wel gestaag. De weg is volledig geasfalteerd en in goede staat. Alleen in de dorpen ligt de boel open, zoals bijna in heel Marokko. Waarom dat zo is, is ons een raadsel. Misschien dat de wegen buiten de dorpen de verantwoordelijkheid zijn van de overheid en dat de wegen binnen de dorpsgrenzen voor rekening zijn van het dorp zelf. Toch eens goed uitzoeken hoe dit zit. Rondom de dorpen is er veel landbouw en zijn de velden keurig geploegd en met graan ingezaaid. We hebben het niet in de gaten hoe hoog we al zitten, omdat we heel geleidelijk stijgen. Pas bij de beklimming van de pas Tizi-Tirherhouzine merken we dat we op 2700 m zijn. De bergtoppen zijn bedekt met sneeuw en er staat een harde gure wind. Regelmatig stoppen we om te filmen en om foto’s te maken, want de uitzichten zijn fotogeniek te noemen.

Bij Imlichel gaan we een piste op, want we kregen de tip dat je mooi kunt bivakkeren bij één van de bergmeren. We gaan over de oever en vlak langs het water voorbij aan het Lac Tislit en rijden door naar Lac d’Isli. Het is een groot meer, geflankeerd door een bergketen met sneeuw. Een ijskoude wind blaast over het fel blauwe water. De oevers zijn roestbruin van kleur. We vinden het prachtig en bereiden ons mentaal voor op een koude nacht. We zijn namelijk op 2500 m hoogte. In de verte staan twee tot camper omgebouwde vrachtwagens en later passeren ons nog twee Toyota’s die ook een plekje zoeken. Ze verdwijnen uit het zicht en we zien ze pas de volgende morgen weer langsrijden.

Bivak aan de oever van Lac d’Isli

We koken lekker een potje en onze Dinky Toy wordt behaaglijk warm. Later op de avond doen we de verwarming nog even aan en daarna slapen we als marmotten.

Ouzoud, 20 tot en met 23 februari 2020

De tocht gaat verder over de Haut-Atlas en na een col dalen we langzaam af richting Boutferda. Er komen meer naaldbomen en dat geeft weer een ander contrast met de besneeuwde toppen. Dagenlang hebben we geen bomen gezien.

Op een gegeven moment rijden we rond het middaguur een levendig bergdorpje in dat de prachtige naam Tiffert N’Aït Hamza draagt. We zien kaartspelende mannen voor een klein winkeltje en besluiten om hier even wat boodschappen te doen. Blijkbaar zijn we een bezienswaardigheid. Het brood moet even verderop worden gehaald en meerdere omstanders helpen mee aan de vertaling en verduidelijking van het te betalen bedrag. Tot tweemaal toe wordt op een briefje de optelling gemaakt en we betalen het kleine eindbedrag. We worden nagezwaaid als we wegrijden. Een half uurtje later zien we een rotsige kloof die ons aan Zuid-Frankrijk doet denken. Het geluid van stromend water komt omhoog en we gaan op een grote platte steen lunchen. Mooi plekje hoor! De weg kronkelt eindeloos door de dalen en over bergruggen en we rijden gemiddeld ongeveer 30 km per uur. Na Tagleft staat een groepje kinderen langs de weg en houden een hand op. Wij zwaaien en rijden door, maar Ina ziet dat ze vervolgens stenen pakken en naar de passerende auto gooien. Woest trapt ze op de rem en Jeroen springt uit de auto en gaat ze scheldend achterna. De kinderen schrikken zich rot en stuiven alle kanten op. Hopelijk helpt deze pedagogische interventie….

Camping Ouzoud

Tegen het eind van de middag bereiken we het stuwmeer bij Bin-el-Ouidane. We zijn duidelijk de Haut-Atlas uit en het is hier druk met veel verkeer en langs het stuwmeer zijn chique hotels en restaurants. Aan de dure auto’s te zien is dit een geliefde plek voor de rijke Marokkanen. Marrakech ligt hier niet zo ver vandaan en er loopt een goede provinciale weg naar dit gebied toe. Kort overleggen we wat te doen. Het spreekt ons niet zo aan om hier ergens te overnachten, maar naar Ouzoud is het nog een heel stuk rijden. We zullen waarschijnlijk daar in het donker aankomen en we hebben al de hele dag gereden. De knoop wordt doorgehakt en we geven gas richting Ouzoud. In het schemerlicht van de ondergaande zon wordt de Dinky Toy op de mooiste plek van camping Zebra gezet, helemaal aan het eind met vrij uitzicht over de vallei en omringende bergen. De camping is 10 jaar geleden vanaf de grond opgebouwd door Paul en Renate. In 4 jaar tijd hebben ze een zeer smaakvolle en sfeervolle camping gerealiseerd. Onze complimenten!

De omgeving van Ouzoud is bijzonder fraai, heel groen, mooie bergen en uiteraard de fameuze watervallen om de hoek. Het stadje draait daardoor volledig op het toerisme. Op de fiets rijden we in 5 minuten de heuvel af naar Ouzoud. We fietsen eerst aan de rechterzijde over een voetpad langs de watervallen die inderdaad spectaculair zijn. Van grote hoogte storten verschillende stromen in de diepte. Aan de andere zijde kan men afdalen via trappen die zich tussen talloze toeristische winkeltjes door slingeren. Een gezellige drukte met vooral Marokkaanse toeristen. Op de bodem van de watervallen zijn grote poelen ontstaan en met roeiboten worden klanten dichtbij de watervallen gebracht.   

Azilal, 24 en 25 februari 2020

Op een terras in Azilal zit Paul op ons te wachten. Hij heeft aangeboden ons te helpen met een reparatie aan de ventilator. Jamiaa zien we als we samen gaan lunchen en daarna gaan we naar hun huis. Ze bewonen een hoekwoning op de benedenverdieping en hebben veel licht door de ramen. Eenvoudig, maar van alle gemakken voorzien en ze wonen daar naar volle tevredenheid.

De Dinky Toy wordt naast de flat geparkeerd en we kunnen daar ook overnachten. Na veel zoeken en uitproberen wordt uiteindelijk het probleem met de ventilator opgelost. Waarschijnlijk heeft de monteur bij Ali Nassir in Zagora zitten klungelen en allerlei draden zitten doortrekken waardoor het probleem is ontstaan. Bedankt Paul en Jamiaa voor de hulp,  gastvrijheid en gezelligheid!

Ouarzazate, 26 februari 2020

We zijn ontevreden over de kwaliteit van de werkzaamheden aan de Dinky Toy, gedaan door de garage van Ali Nassir in Zagora. De extra dieseltank vertoont sporen van lekkage, de dieselinvoer loopt niet schuin genoeg waardoor er niet valt te tanken en we missen een brandstofmeter. Bovendien is de steun voor het reservewiel ondersteboven gemonteerd. Ali wil dit allemaal rechtzetten en de herstelwerkzaamheden vallen onder zijn garantie. Dus gaan we wéér naar Zagora. We maken van de nood een deugd en gaan via een nieuwe route opnieuw over de Haut-Atlas heen. Daarna willen we nog wat in het zand rijden richting Merzouga.

Onze route loopt vandaag van Demnate naar Ouarzazate. Even buiten Demnate stuiten we op Imi-n-Ifri, een natuurlijke brug waar een mooie stroom water onderdoor loopt. Over uitgehakte treden lopen we door dit natuurwondertje. Druppels water komen langs de overhangende rotsen naar beneden en vormen stalagtieten. Het wemelt er van de rondvliegende kraaien. De moeite van een tussenstop zeker waard. De weg klimt verder omhoog en gaat over in een niet al te beste piste. Af en toe passeren we kleine bergdorpjes met terrasbouw en we worden nagestaard door de bewoners. Het landschap wordt weer kaal en we zien in de verte besneeuwde bergtoppen. Op ongeveer 2500 m hoogte hebben we een panoramisch uitzicht op de onderliggende valleien.

Al weer lijken we de enigen op deze route en de rust en stilte zijn oorverdovend. In de afdaling blijven we voortdurend de bergketen met sneeuw zien, terwijl de weg slechter wordt als gevolg van vele aardverschuivingen, regen en sneeuw. Deze weg is ooit geasfalteerd geweest, maar de restanten en sporen van asfalt zijn eerder een obstakel, dan dat ze het rijcomfort verbeteren. Hier lijkt al jarenlang niets aan de weg te zijn gedaan. Alleen de modderstromen zijn met een bulldozer aan de kant geschoven om een doorgang mogelijk te maken. Urenlang hobbelen we de kronkelende weg naar beneden in een fascinerend landschap van eroderende bergen.

In de verte zien we de brede vallei van Ouarzazate liggen. Het is dan nog een heel eind en pas aan het einde van de middag komen we in de drukke stad Ouarzazate aan en vinden we nog een plekje op de overvolle camping Municipal. ’s Avonds wandelen we naar een eettentje om taco’s te eten.

Zagora, 27 tot en met 29 februari 2020

De route door de Vallée du Drâa blijft mooi, ook al hebben we hem al menigmaal gereden. Eén grote en lange oase met kasbahs, geflankeerd door roestbruine bergketens. De Dinky Toy zoeft over het gladde asfalt en we genieten daarvan na al het geschud en gehobbel in de Haut-Atlas.

Onderweg pauzeren we bij een restaurant voor een nos-nos en een bus vol Franse pubers heeft datzelfde idee. Het blijkt dat ze gaan lunchen, want ze schuiven aan bij de gedekte tafels. “Het is zeker 12 uur”, zegt Ina en ze heeft gelijk. De Franse maag heeft de precisie van een Zwitsers uurwerk! Vervolgens komen 10 splinternieuwe, glanzende Toyota Landcruisers vol Russen aangereden. Ze bouwen ons in zodat we niet vooruit of achteruit kunnen. Het is duidelijk dat we weer in de toeristische regio zijn. Even wennen. In Zagora melden we ons bij de garage van Ali Nassir en hij begroet ons: “Bonjour mon ami, ça va? Demain matin à 10 heures? Pas de problème!”

We hebben geen zin om weer op de volle en stoffige camping Sindibad te gaan staan en rijden door, even buiten de stad naar camping Palmeraie d’Amezrou en krijgen een mooie en rustige schaduwrijke plek toegewezen. We halen de vouwfietsen weer tevoorschijn voor de komende dagen en drinken een glaasje pastis in de avondzon.

camping Palmeraie d’Amezrou in Zagora

Regelmatig checken we de werkzaamheden aan de Dinky Toy en de dieseltank is gelast, de brandstofinvoer is verlegd en de steun voor het reservewiel is nu wel goed gemonteerd. Het enige wat niet is gelukt is een brandstofmeter, omdat Ali die niet kan vinden. Deze moeten we te zijner tijd via internet regelen, als we weer in Frankrijk of Nederland zijn.

Zagora-Merzouga, 1 en 2 maart 2020

Met behulp van de OsMand app hebben we een route uitgestippeld die deels over de oude Dakar-route gaat. We zijn van plan op ons gemak off-road naar Taouz en Merzouga rijden. We vertrekken vanuit Zagora zuidwaarts richting M’Hamid en gaan bij Nesrate de piste op.

Het is een stenige piste over een uitgestrekte rotsige vlakte met in de verte een bergkam waar we op af rijden. We kruipen over de bergkam, omdat de piste slecht is en zien bovenop de col twee Landrovers staan. Het zijn Duitsers die een koffiepauze houden en daar hebben ze een mooi plekje voor uitgekozen. In de afdaling zien we een zanderige vlakte voor ons en een waterput. Dat lijkt ons een mooie plek voor onze koffiestop. De Duitsers rijden ons zwaaiend voorbij. De steenpiste heeft plaats gemaakt voor een meer gemixte ondergrond. We laten een enorme stofwolk achter ons en soms staat de auto vol stof als we door een mul gedeelte rijden. We draaien dan de ramen open om even door te luchten, maar het dashboard heeft intussen een geeloranje zandkleur. Het landschap verandert niet veel, het blijft een uitgestrekte zandvlakte zonder veel reliëf met slechts in de verte wat bergkammen. Er is geen begroeiing, op wat velden kamelengras na.

Omdat we relatief dicht bij de grens met Algerije zijn, komen we regelmatig militaire checkpoints tegen. Vaak een klein betonnen gebouwtje in een totaal verlaten woestijn, soms met een slagboom. Ze willen je gegevens graag hebben, waarbij we ons afvragen wat ze er ooit mee gaan doen. Op zich wel een prettig idee dat bij een eventuele calamiteit bekend is waar wij het laatst zijn gesignaleerd. Bij het eerste militaire checkpunt vraagt de dienstdoende militair of we een fiche bij ons hebben met al onze gegevens. Tja, die hebben we wel, maar nog niet ingevuld. Daarop pakt hij zijn mobiel en maakt een foto van onze paspoorten. Snel en modern opgelost! “Hebben jullie iets te roken?” vraagt hij. “Nee, we roken niet en we hebben ook niets bij ons.” “Oh, maar hebben jullie dan een souvenir voor mij?” “Nee sorry, alles wat we bij ons hebben, is nodig om te leven.” Teleurgesteld wenst hij ons nog een goede dag en gebaart dat we door kunnen rijden. We vorderen behoorlijk en zien op een gegeven moment de Duitsers staan met een open motorkap. Uiteraard informeren we of er problemen zijn, maar volgens hun is er niets bijzonders, een rammeltje of zo. Tja, met een Landrover weet je het nooit….

“This is heaven, and we are in the middle of it!”

Even daarna besluiten we een bivakplek te zoeken en rijden op een veld kamelengras af. Het maakt eigenlijk niet uit waar je gaat staan, want zo ver het oog strekt is er geen verandering in het uitgestrekte landschap. Als we aan de borrel zitten, komen de Duitsers op enige afstand toeterend voorbij en we denken dat ze ook een bivakplek gaan zoeken. De volgende ochtend is onze bivakplek vergeven van de vliegen. Dat is een tegenvaller, want we willen uitgebreid ontbijten. We besluiten de boel in te klappen en een stukje door te rijden, op zoek naar een plek zonder vliegen. Het blijkt dat de Duitsers vlakbij ons hebben gebivakkeerd, zoals we al dachten en we zwaaien naar elkaar. Na een uurtje rijden zien we naast de piste een zandtop en Jeroen stuurt de Dinky Toy vastberaden omhoog. Bovenop hebben we een mooi uitzicht.

Hier valt het mee met de vliegen en we nuttigen ons uitgestelde ontbijt. De Duitsers komen toeterend weer langs en we zien vanaf ons hoge uitkijkpunt dat ze een andere piste nemen naar het plaatsje Oum-Jrane. We volgen ze met onze verrekijker. Nog twee militaire checkpoint komen we tegen, waarbij de ene snel onze gegevens overneemt en de andere ons direct doorlaat. Wij vervolgen onze route over een aanvankelijk stenige piste, die daarna ter hoogte van het plaatsje Sidi Ali overgaat in zand. In de verte zien we het plaatsje liggen en rijden er ten zuiden langs. De rotsige bergen komen hier bijeen en we komen in een werkelijk schitterende zandvallei die redelijk steil omhoog loopt. De Dinky Toy moet hard werken door het losse zand en Ina geeft flink gas om het momentum te behouden en niet stil te vallen. De 6-cilinder brult! Dankzij de OsMand app weten we precies waar we zijn en daarom zien we kans de overgang over de bergketen te vinden. Dat was even spannend en het vervolg van de route is eenvoudiger en we ontspannen weer. Goed gereden, Ina!

Regelmatig steken we een drooggevallen meer over en dat zorgt voor enorme stofwolken. Het zand kleurt hier haast oranje en dat steekt prachtig af tegen de zwarte rotsen. Ook zien we een kenmerkende ‘tajine-berg’. In de buurt bij Ouzina zoeken we weer een bivakplek en het lijkt ons leuk om in de duinen te gaan staan. Jeroen ziet een gelegenheid en draait de Toy het duin op. Het zand wordt steeds zachter en de banden zakken diep weg, dus gaan we voor de zekerheid eerst op verkenning uit. Het blijkt dat als we iets doorrijden, we op een redelijk vlak stuk komen met een magistraal uitzicht over de vallei en de tajine-berg. De Toy trekt zich door het zachte zand en we kunnen ons installeren. Met een glaasje pastis in de hand zien we de ondergaande zon die alle kleuren nog sprekender maken. Links en rechts zien we de donkerkleurige bergen. Een schril contrast met de gele duinen voor ons. Oh, wat mooi!

Bivak in de buurt van Ouzina

Erfoud, 3 en 4 maart 2020

Tegen 8 uur worden we wakker en in de vlakte schijnt de zon al volop. Even later komt de zon net boven de berg tevoorschijn. Ergens beneden ons horen we de ezel roepen. Vannacht werden we even wakker van de plotseling opkomende wind, maar al gauw vielen we in een diepe slaap. We hebben wel 10 uur geslapen. Hoogste tijd om op te staan. Als we de auto uitstappen merkt Jeroen op dat onze voetsporen helemaal zijn verdwenen. De wind heeft gelijkmatige golfjes geblazen. Bijzonder om mee te maken hoe snel je sporen zijn uitgewist. Al snel vluchten we de auto weer in. Buiten ontbijten is helaas geen optie vanwege de onvoorstelbare hoeveelheid vliegen. Achter onze ramen kunnen we toch genieten van het landschap en zien we de kilometers lange piste liggen waar we over zijn gereden.

We volgen de zanderige piste verder naar Taouz en we constateren dat we dit deel van de route mooier vinden dan het eerste deel vanaf Zagora dat we gisteren hebben gereden. Reliëf in het landschap spreekt ons meer aan. We zien het oprukkende toerisme ook hier met luxe kampementen voor de woestijntrips die overal volop worden aangeboden. Bij Taouz komen we plotseling op de geasfalteerde weg en laten we de duinen achter ons. In vlot tempo rijden we naar Merzouga en slaan voor het stadje af richting de Erg Chebbi, de bekende duinenrij en de verlaten nederzetting Ghost Town. Ook hier is het toerisme fors toegenomen. Rondom de duinenrij zien we het ene na het andere tentenkamp met witte puntige tenten voor de pure woestijnbeleving. We hopen maar dat iedereen er een goede boterham aan kan verdienen. Wij prijzen onszelf gelukkig met de mogelijkheid om met de eigen auto hier rond te crossen, want dat is toch uniek.

Luxe verblijven in de woestijn

De piste gaat vlak langs de hoge duinenrij en het zand is zacht en diep. Jeroen laat nog eens extra lucht uit de banden. De Toy moet dus weer flink aan het werk en doet dat uiteraard voortreffelijk. Het is even zoeken naar een doorsteek naar een andere piste en na wat heen en weer rijden schieten we een duin over en zien gelukkig de beoogde piste liggen. Deze piste is veel harder van ondergrond en in een vlot tempo rijden we richting Erfoud. Voor de asfaltweg pompen we de banden weer op naar normale druk. Bij camping Chez Karla vinden we een plekje onder de palmbomen en kunnen we bijkomen van een werkelijk schitterende driedaagse tocht door de woestijn.

Duinen bij Merzouga

Boudnib, 5 maart 2020

Van Fransen uit Embrun in de Haut-Alpes hebben we de tip gekregen om via pistes over het Plateau du Rekkam te reizen. Ze hadden in 3 reisdagen niemand gezien, zo verlaten was het er en het landschap zou prachtig zijn. We besluiten om noordwaarts te trekken, over het Plateau du Rekkam om daarna de Moyen-Atlas over te steken. Dat zou ons in de buurt van het Rifgebergte brengen en van daar is het niet meer ver naar Tanger waar we de boot naar Spanje en Portugal gaan nemen. We rekenen ongeveer een ruime week hiervoor nodig te hebben.

Iets ten noorden van Erfoud, bij Borj-Yerdi, gaan we van de weg af en pakken we de stenige piste richting Boudnib. We komen wat herders tegen en vervolgens een oud echtpaar die twee zwaar bepakte ezels voortdrijven. Ze vragen om water en we geven ze 2 kleine flesjes uit onze diepvries. Opgetogen nemen ze de flesjes aan en Ina vraagt of ze een foto van ze mag maken. Dat mag en de vrouw stuurt de man met heftige gebaren aan om te poseren en ik welke houding. Het is duidelijk wie de broek aan heeft bij dit stel! Zelf zorgt ze ervoor dat haar gezicht gesluierd blijft, zodat we de tatoeages op haar gezicht niet op de foto krijgen. Jammer. We rijden verder tussen twee rotsige heuvelruggen en steken die ten slotte over. De piste blijft erg stenig en het landschap is zeer vlak, met slechts in de verte de silhouetten van heuvelruggen. Af en toe zijn er kleine duinengebieden en oueds die we moeten oversteken. Het is naar onze smaak wat saai, vooral na de schitterende tocht tussen Sidi Ali en Taouz. We raken wat verwend…

Col de Belkassem

We hobbelen enkele uren over de piste en Ina raakt nog vast in een oued met diep en mul zand. Weer te voorzichtig geweest. Jeroen neemt het stuur even over, zet de Dinky Toy in 4laag en rijdt zonder problemen achteruit. Met flink wat vaart rijdt hij vervolgens het oued uit, de steile oever op en door de lage duinen. Tegen het einde van de middag bereiken we camping Rekkam in Boudnib, gerund door een Fransman. Hij geeft ons een A4tje met daarop de pistes van het Plateau du Rekkam en bovendien mogen wij allerlei bestanden van tracks van hem downloaden.

Plateau du Rekkam, 6 en 7 maart 2020

De volgende ochtend zoeken we het begin van de piste in het dorpje Tazouguerte. We rijden er eerst voorbij, maar dan blijkt dat we tussen wat huizen door moeten. Eenmaal op de steenpiste spreekt de route voor zich.

We gaan de Col de Belkassem over en hier is de piste zeer beroerd. Scherpe rotsen vormen een soort treden van een trap en we kruipen in 4laag om de banden te sparen. Alleen met een 4×4 terreinwagen met voldoende bodemspeling is dit te doen. Na de afdaling komen we een oued tegen met roze/rode platte rotsen, een prachtige plek voor een lunch. Als we net zitten te eten, horen we het geluid van een brommer onze kant opkomen. “We krijgen visite.” zegt Ina. Ze heeft gelijk en de man rijdt doelbewust naar ons toe en stapt af. In zeer gebrekkig Frans maakt hij duidelijk dat hij vlakbij woont met vrouw en 3 kleine kinderen. Hij nodigt ons uit om mee te komen en we bedanken vriendelijk. Hij wil per se gegevens uitwisselen en Ina geeft haar Marokkaanse nummer. Ook wil hij onze camera uitproberen en maakt een hele fotoshoot van Ina op de rotsen. Jeroen poseert stoer op zijn brommer. Dikke pret en we worden door hem uitgezwaaid als we weer verder gaan.

We rijden door een vlak stenig gebied met weinig variatie. De heuvels zijn op enige afstand en er is nagenoeg geen begroeiing. Midden op de vlakte komen we bij een verkooppunt van fossielen en bijzondere stenen. Het ligt uitgestald op een tafeltje en de tekst erbij maakt duidelijk dat de eigenaar een Berberse herder is. Hij heeft deze extra inkomsten hard nodig om te kunnen overleven in de harde omstandigheden van de woestijn. De dirhams kunnen in een potje. Dank voor uw bijdrage. Opeens wordt de piste van goede kwaliteit en rijden we rond de 60 km per uur over de kaarsrechte weg naar Talsinnt en Anoual.

Winkeltje in de woestijn

Dat schiet lekker op, maar daarna zakt ons reistempo weer drastisch. Onze voorgenomen route blijkt te zijn afgesloten en we moeten andere sporen volgen die niet op onze routeplanner staan. Na enige tijd weten we niet meer precies waar we zijn en twijfelen tussen de verschillende sporen. We besluiten op het kompas het noorden aan te houden om daar hopelijk weer een bekende piste op te kunnen pakken. Bij het gehucht Feja Kbira lukt dat en pakken we het spoor weer op en vol goede moed rijden we verder tot het moment dat weer onze route met stenen als markering is geblokkeerd. “Dat doen ze vast niet voor niets.” zegt Jeroen. “Laten we maar weer een andere route zoeken.” De ondergrond van de Rekkam lijkt solide door de stenen, maar in werkelijkheid is het losse leem dat zeer eenvoudig wegspoelt bij enige regenval. Hierdoor ontstaan modderstromen die makkelijk de piste wegspoelen. Bovendien ontstaan er oueds met steile oevers en die moeten we voorzichtig oversteken om de boel heel te houden. Aan het einde van de middag vinden we een bivakplek op een klein plateau.

Als we de volgende ochtend ontbijten, blijkt de Rekkam helemaal niet zo uitgestorven te zijn zoals de Fransen ons eerder deden geloven. Eerst komt er een brommer van links, daarna een ezelkar met vrouw en kind en daarna een man van rechts op een brommer. Hij stapt af, komt naar ons toe en vraagt om sigaretten.

Het vervolg van onze route blijft een aaneenschakeling van het doorkruisen van steile oueds, waarbij we steeds vanuit bijna stilstand langzaam in de eerste versnelling het oued inzakken en er aan de andere zijde weer uitklimmen. Het is continu schakelen en we worden er doodmoe van. En ook nu weer moeten we tot 3 keer toe een ander spoor kiezen omdat onze geplande route naar Tissaf domweg ophoudt. We zien de bergketen van de Moyen-Atlas voortdurend aan onze linkerzijde. Daar moeten we naar toe, maar we kunnen er niet komen. We moeten noordwaarts evenwijdig aan de vallei blijven rijden om tenslotte de geasfalteerde weg te vinden. Pfff, dit viel ons zwaar. “Die verrekte Rekkam!” verzucht Jeroen.

Steile oueds die we moeten doorkruisen

We weten niet of we het Plateau du Rekkam aan andere reizigers zomaar zouden aanbevelen. Grote stukken hebben hetzelfde eentonige landschap en de vele oueds en omleidingen vonden wij ontmoedigend. Maar misschien vinden anderen dit juist prachtig. Door een spoor te volgen vinden we een mooie bivakplek net voor de RN15 en zien de ondergaande zon de bergen in vuur en vlam zetten.

Bivak in de Rekkam

We staan redelijk horizontaal, koken een potje en gaan vroeg naar bed.

Imouzzèr-des-Marmouch, 8 en 9 maart 2020

Langzaam komen we ’s morgens op gang, waardoor we pas rond half 12 vertrekken naar het stadje Outat-Oulad-El-Haj, aan de voet van de Moyen-Atlas. Een hele mond vol voor een klein plaatsje. Het is er rommelig, druk en troepig. We tanken, doen wat boodschappen en drinken nos-nos voor 5 dirham per glas. Dat is het goedkoopste kopje koffie tot nu toe. De drukte is er vanwege de markt. Er staan kraampjes die plastic huishoudproducten verkopen, zoals je dat op alle markten in Marokko ziet. Ina wil een plastic eierdoosje kopen. Dat moet niet zo moeilijk zijn, maar helaas, het is nergens te vinden.  We willen de Moyen-Atlas oversteken en aan de andere kant bij Taza weer uitkomen.

Zodra we van de RN 15 af zijn, begint het flink te stijgen. Mooie bergen met grillige vormen en kleuraccenten. Dan komen we op een hoogvlakte op ruim 1500 m hoogte. Overal zijn er huizen en akkers en soms komen we een plaatsje tegen. Als we voorbij Imouzzèr-des-Marmouch komen, moeten we op zoek naar een bivakplaats. Dat is hier nog niet zo gemakkelijk. Het liefst sta je uit het zicht van de weg en bewoners. Helaas gaat dat niet lukken. Wel vinden we net over een col naast de weg een mooi plat stukje. Het uitzicht op de volgende vallei is weer mooi genoeg om van te genieten en dus installeren we ons. Eerst maar eens bijkomen van de toer met een kopje koffie en met de zonnestralen op ons gezicht. Zodra de zon achter de bergen is verdwenen, verhuizen we naar binnen en koken een gevulde soep die ons heerlijk smaakt.

De volle maan schijnt en verlicht het dal. Genoeglijk zitten wij binnen met de gordijnen dicht en de zonneschermen tegen de voor-en zijruiten. Af en toe horen we verkeer langs komen. Maar dan stopt een auto naast ons. Wie zijn dat en wat willen ze van ons? “Bonsoir!” Jeroen groet terug, maar we doen de deur niet open. “Vraag maar wie zij zijn”, zegt Ina tegen Jeroen. Na enig heen en weer gepraat blijkt dat het de security is, zoiets als de buurtwacht. Zij werken samen met de gendarmerie. Goed volk, dus de achterdeur wordt geopend. Twee zaklampen schijnen zinloos onze auto in, het is binnen immers licht door de ledlampjes. Ze vragen ons of we vannacht hier blijven slapen. Dat zijn we zeker van plan, want rijden in het donker doen we niet en de eerstvolgende camping is ergens in Fès, 150 km verderop, zo’n  4 uur rijden. Totaal geen optie. De man die het woord voert wil onze persoonsgegevens, het bekende ‘fiche’. Ina tovert uit één van de kasten een ingevuld formulier en Jeroen overhandigt het aan de woordvoerder. De man bedankt ons vriendelijk, hij stapt met zijn collega’s weer in de auto en ze rijden vervolgens weg. Jeroen vertelt dat ze met vier man sterk waren.

Van deze bivakplek worden we weggehaald

Later stopt een brommer naast de auto. Alweer rijst de vraag wie zij zijn en wat ze  willen. Het gordijn wordt opzij geschoven en Jeroen herkent zowaar één van de mannen. De security, ditmaal twee man, staat wederom voor de deur. Als we de achterdeur openen, praat één van hen in het Arabisch in zijn mobiel. Beiden spreken geen Frans en we begrijpen hen niet. Plotseling steekt de bellende man zijn arm naar binnen met de telefoon. Ina neemt het aan en hoort iemand aan de andere kant Frans spreken. “Bonsoir. Ça va?” “Oui, ça va, merci. Et vous?”, vraagt Ina beleefd wachtend op het bekende antwoord. “Ja, met mij gaat het ook goed, merci”. De man blijkt de verantwoordelijke chef bij de gendarmerie en hij vraagt of we naar het dorp kunnen komen om voor het bureau op de parkeerplaats te slapen. Voor onze veiligheid. Goed voor ons en ook goed voor hen. Geen probleem en we snappen het wel. We hoeven niet te zoeken, alleen maar de brommer achterna te rijden. “We komen er aan”, antwoordt Ina en ze gebaart naar Jeroen dat we ons boeltje gaan inpakken. Jammer van het mooie plekje. We hadden ons al verheugd op ontbijt met uitzicht.

Na een kilometer stapt één van hen af, geeft ons beiden een hand en hij wenst ons een goede nacht. Wij bedanken hem hartelijk met ‘sjoekran’. Gauw de brommer achterna. Hij is al een stukje voor ons en straks moeten we alsnog zoeken naar de gendarmerie. We krijgen hem in het vizier. De man slingert al bellend over de weg naar beneden. Zijn open jas wappert. Wat zal hij het koud hebben. Als hij bijna valt, ontsteekt Jeroen het grote licht, waardoor hij meer zicht heeft. In het dorp wacht de chef ons op waarmee we hebben gebeld. Tegenover de gendarmerie is een parkeerplaats. Er staat al een Franse camper en wij parkeren tegenover hem. De chef zegt dat als we iets nodig hebben, we het maar hoeven te zeggen. Jeroen grapt ad rem: “Morgenochtend een ontbijt met een eitje misschien?”

Tizi-bou-Zabel, 2400 m

’s Nachts hebben we prima geslapen. Zelfs de moskee hebben we niet gehoord. Tevergeefs wachten we op ons ontbijt. Misschien hebben we elkaar toch verkeerd begrepen en we smeren daarom zelf een broodje. Ina bedenkt dat we via hotspot ons laatste filmpje kunnen uploaden, want we hebben hier een goed signaal. Jeroen pakt zijn computer en het lukt inderdaad het vierde filmpje op onze website te posten. We vervolgen onze reis naar de pas Tizi-bou-Zabel op 2400 m hoogte. We rijden door de restanten van wat sneeuwvelden en genieten van de schitterende bergwereld. De koffiestop doen we op een magistrale plek. Er staat een gure wind, maar achter de auto zitten we beschut in het zonnetje. De weg is in goede staat en voert ons door de cederbossen. Tussen de bomen door zien we de besneeuwde bergketen en regelmatig stoppen we om het panorama goed in ons op te nemen.

De weg daalt geleidelijk en kronkelt door de bergen. Alhoewel we de vallei van Taza in de diepte zien liggen, duurt het nog uren rijden voordat we daarbij in de buurt komen.

Volgens de Camp4night app kunnen we overnachten op parkeerplaatsen niet ver van Taza af. Dit heeft onze voorkeur, want de eerst volgende camping ligt in de buurt van Fès en dat is ons te ver en te druk waarschijnlijk. Een bordje wijst ons de weg en vertelt dat het 5 km rijden is over een goede piste. Inderdaad rijden we na 5 km een aangelegde picknickplaats op midden in de bossen. Fraai aangelegd en het terrein wordt bewaakt door de boswachter die op het terrein woont. Hij vertelt dat we hier mogen overnachten en dat het zomers en in de weekenden erg druk is met bezoekers die de stad ontvluchten. Er zijn wat jongelui die ’s avonds hun biertjes drinken en de flesjes op het grind achterlaten. Eén van hen komt gezellig een half uurtje kletsen en verzekert ons dat we geen last van hen zullen hebben.

Chefchaouen, 10 maart 2020

Nadat we de bierflesjes hebben opgeruimd, vertrekken we naar het Rifgebergte. Over de provinciale wegen rijden we naar Chefchaouen, de blauwe stad. Er wordt flink aan de weg gewerkt. Deze wordt verbreed, maar is nu nog een flinke stoffige bouwplaats. Er is veel vrachtverkeer en sommige vrachtwagens zijn zo zwaar beladen, dat ze voortkruipen. Inhalen is met al die wegwerkzaamheden lastig en ook zien we veel politie langs de weg. Opletten dus, want we willen het houden op één bekeuring. De bergen van het Rif zijn duidelijk anders dan de drie bergketens van de Atlas (de Haut-Atlas, de Anti-Atlas en de Moyen-Atlas). Dit maakt het landschap van Marokko ook zo gevarieerd. Ook kenmerkend voor dit gebied zijn de handbewegingen van mannen langs de weg die erop duiden dat ze hasj verkopen. We worden er flauw van.

Uitzicht op Chefchaouen

Tegen de avond rijden we de enige camping van Chefchaouen op en we vallen met de neus in de boter. Er is een grote groep met Italiaanse campers aangekomen op de toch al volle camping. De campers staan hutje mutje in twee lange rijen op het gravel. We tellen er al gauw zo’n 60 stuks. Op het steile gedeelte van de camping zijn kleine terrassen gemaakt en daar staan de 4×4 reizigers onder de bomen. “Soort zoekt soort.” zegt Jeroen. Voor al deze reizigers is er één warme douche en de sleutel daarvoor moet bij de receptie worden opgehaald. Uiteraard is er ook maar één sleutel en die circuleert onder de Italianen.

Asilah, 11 tot en met 13 maart 2020

We verlaten de camping zonder ontbijt, want dat doen we wel ergens in de blauwe stad. Door slimme marketing is dit één van de toeristische hotspots van Marokko geworden. De Dinky Toy zetten we op een bewaakte parkeerplaats in het centrum en we spreken een prijs af. We lopen een oude toegangspoort door en lezen dat Moulay Ali Ben Musa de stichter is van Chefchaouen in 1471. Meteen vallen de blauwpaarse wanden van de huizen op en dat geeft een bijzondere sfeer.

Het is nog rustig, want pas na 10 uur ’s morgens komt heel Marokko tot leven. Hierdoor kunnen we foto’s maken zonder mensen erop. Op een muurtje eten we onze pannenkoeken met honing en een gesuikerde beignet als ontbijt. We dwalen een paar uur door de steegjes en komen uiteindelijk bij het fort en het grote plein uit. Van al dat gedwaal door de nauwe steegjes en fraai gekleurde huizen krijgen we dorst. Hoogste tijd voor een nos-nos die we nuttigen op het balkon met uitzicht op het plein.

We zijn verzadigd en lopen terug naar de auto. Daar moeten we even boos worden op de bewaker, omdat hij opeens het dubbele tarief wil hebben. Na wat gedoe komen we er uit en fluistert hij Jeroen nog even toe dat hij heel goede hasj te koop heeft. Zucht….

Vlot rijden we over doorgaande provinciale routes naar Asilah aan de westkust. Van hieruit kunnen we snel naar de havens in Tanger rijden om de ferry naar Algeciras te nemen. We vinden een plaats op een camping naast een Toyota Landcruiser van Duitsers. Zij beginnen net aan hun eerste reis in Marokko en we geven ze wat tips en routes om te rijden. Na twee maanden reizen zijn we toe aan een nieuw avontuur. We hebben een prachtige tijd in Marokko gehad en we kijken terug op waanzinnige ritjes over pistes in de bergen, door het zand en bivaks die we hebben gemaakt midden in de natuur. Nu willen we oversteken naar Portugal.

Camping in Asilah

Gisteren hebben we online een bootticket Tanger Med – Algeciras gekocht, een tochtje van anderhalf uur. Vertrektijd om half drie ’s middags. Niet te vroeg, dus tijd genoeg om te ontbijten, de boel in te pakken en op ons gemak naar de haven te rijden.

Echter, vanochtend krijgen wij het bericht dat er geen enkele boot meer naar Spanje zal vertrekken in verband met het Coronavirus. Vliegen is ook niet mogelijk. Vooralsnog geldt deze maatregel voor de komende twee weken. Op internet speuren we nog naar een mogelijkheid om met de boot naar Sète (Frankrijk) te varen met twee overnachtingen. Dit hebben we twee keer eerder gedaan, maar we waren niet enthousiast. Het eten is zo bar slecht, dat we de tweede keer zelf ons proviand hebben meegenomen. Voordeel is wel dat je niet het hele stuk door Spanje hoeft te rijden. De overtocht kost een slordige € 600,00. We zien er maar van af en blijven in Marokko. Met ons visum mogen we dit jaar totaal 3 maanden hier blijven, voor de auto geldt een maximum van 6 maanden. Wij hebben nog 3 weken te gaan en we maken er wat van. Wellicht zakken we weer af naar het zuiden. Het is even niet anders, zelfs niet op vrijdag de 13e.

Mohammédia, 14 tot en met 19 maart 2020

Camping in Mohammédia

We zetten koers naar het zuiden, want we horen namelijk dat het in Tanger een grote puinhoop is en dat de campings in het noorden volstromen. We rekenen op meer rust zuidwaarts.

Na drie uur rijden, arriveren we op Camping Mimosa in het plaatsje Mohammédia, gelegen aan zee, net boven Casablanca. De Dinky Toy krijgt een mooi plekje onder de bijna uitgebloeide mimosa. Jeroen is intussen ziek geworden, is misselijk en gooit alles eruit. Gelukkig geen symptomen van het Coronavirus. Onze familie en vrienden uit Nederland, België, Engeland, Frankrijk, Spanje, Marokko en zelfs Cuba (Millie & Leo) sturen ons berichtjes. We ontvangen relevante links waar informatie is te lezen, ze vragen waar we zitten, wat we van plan zijn en ze wensen ons sterkte. Ons antwoord is dat er nog genoeg pistes in Marokko te ontdekken zijn en we ons niet al te druk maken. Immers, ons visum verloopt pas 11 april. We voelen ons desalniettemin gesteund door de appjes. De volgende dag begint het speuren op internet naar informatie over een eventuele verlenging van een visum, mocht het zo zijn dat we hier langer moeten blijven. Als eerste actie melden we ons aan bij het servicepunt van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Via de mail informeren zij ons over de situatie in Marokko, Spanje en Frankrijk. Waarschijnlijk checken en dubbelchecken zij alles, want de gestuurde info was ons al bekend. Op onze vraag wat te doen als ons visum zou verlopen en wat de ambassade voor ons kon betekenen over een terugkeer met onze auto, krijgen we eerst een geautomatiseerd antwoord: binnen vijf dagen mailen ze het antwoord. Het antwoord verwijst ons overigens naar hun site met veel gestelde vragen, maar onze vraag over visumverlenging staat er niet bij. Daar hebben we dus niets aan. Wel mailen ze regelmatig dat er vanuit verschillende Marokkaanse steden vluchten naar Nederland vertrekken. We moeten dan zelf het ticket kopen, contact opnemen met je reisorganisatie (dat zijn wij zelf!) en de ambassade kan hierin niet bemiddelen. In geen geval willen we onze Dinky Toy in Marokko achterlaten en bovendien is onze bestemming Frankrijk.

1,5 m maatregel bij de apotheek

De Nederlandse ambassade in Marokko heeft een Facebook pagina. Onder de informatie met betrekking tot het Coronavirus staan vele opmerkingen, bestaande uit diverse vragen, tegengestelde informatie, een persoon die zijn Marokkaans telefoonnummer doorgeeft en hulp kan bieden (?), plus een hoop opmerkingen van gefrustreerde mensen. Frustraties bijvoorbeeld over een vliegticket dat met moeite is gekocht, de vlucht toch werd gecanceld, terwijl er diezelfde dag wel een vliegtuig vertrok. Sowieso is het moeilijk om een ticket te bemachtigen. We lezen dat een familie in Nederland met zes computers tegelijk probeerden tickets Marokko-Nederland te bemachtigen. Uiteindelijk lukte het ze. Complete waanzin. Mensen die wel een ticket hebben, moedigen anderen aan om het te blijven proberen. Ook is er een vraag over het verlengen van een visum, echter nog zonder antwoord van de ambassadeur. De enige informatie die we steeds krijgen is dat er geen boten naar Spanje gaan. Op woensdag 18 maart is Jeroen nog steeds niet in orde en Ina zegt: ”Het duurt me nu te lang en we gaan een dokter zoeken!” Op onze vouwfietsjes rijden we naar een kliniek en worden meteen geholpen door een jonge arts. Op de echo wordt een gezonde lever geconstateerd, een rustige maag en problemen in de darmen. Niets ernstigs en hij schrijft antibiotica voor en nog wat onduidelijk spul. Kosten van het consult zijn 50 euro. We krijgen nog de bekende adviezen mee met betrekking tot het Coronavirus en de arts voorspelt dat het heel erg gaat worden in Marokko, dus we moeten oppassen! Ina haalt de medicijnen bij de Pharmacie waar intussen alle voorzorgsmaatregelen (1,5 meter afstand) zijn doorgevoerd.

Het is inmiddels donderdag 19 maart en al die tijd zitten we op dezelfde camping tussen veel Fransen en Duitsers. We zijn de enige Nederlanders, ook de enige met een 4×4. Onderling wordt er veel gesproken over een mogelijkheid om met de camper over te varen. De sfeer is goed en gemoedelijk. Een aantal Fransen laten zich niet weerhouden van een gezellig samenzijn tijdens het Franse traditionele apéro. Het gelach klinkt luid over de camping.

Dagelijks komt de visboer langs met verse vis. Hij vertelt dat de vis echt vers is en ondersteunt dit met een uitgebreide uitleg hoe wij dat kunnen zien. We kopen er één, bereiden het in de pan en met groot succes. Het smaakt verrukkelijk! Die middag kijken we elkaar aan. “Rijden we door naar het zuiden?” “Tja, naar het noorden is zinloos.” “We kunnen ook hier blijven.” “Ja, maar deze omgeving is niet zo fraai en dan ben ik liever in de buurt van Taroudant of Tata.” “De kans is groot dat we straks helemaal niet meer mogen reizen door Marokko en dan moeten we wel op een goede plek zijn.” “Mee eens.”

En zo besluiten we dus om verder naar het zuiden te rijden. Nog één keer bekijken we de facebookpagina’s van de ambassadeurs van Spanje en Marokko. We downloaden een document in het Spaans en Nederlands waarmee we zonder problemen door Spanje zouden kunnen rijden, mits we geen toeristische route zouden nemen. Spanje is inmiddels op lockdown. Een Frans document om zich met geldige reden op straat te begeven, hebben we al. De ambassadeur van Marokko heeft een video gedeeld die we bekijken. Mededeling: “Er zijn nog steeds vluchten die naar Nederland gaan. Geen bemiddeling van de ambassade, zelf kopen en blijven proberen. Ook varen er boten van Ceuta en Melilla, beiden Spaanse enclaves in het noorden van Marokko.” We kijken elkaar aan. “Hé, hoor je dat? Er varen boten?” “Speel die video nog eens af!” Nog maar een keer de video bekijken. Ja hoor, dat hebben we goed gehoord. “Wat gaan we doen?” “Dit is een kans om weg te komen!” “Misschien is het een chaos in Ceuta, want iedereen gaat daar nu natuurlijk naar toe.” “Ja, dat zit er dik in en het is de vraag of we een ticket kunnen verkrijgen en als dat niet lukt, zitten we in Ceuta vast.” “Hmmm, wagen we de gok?” “Wat mij betreft wel!” “Dan wil ik nu weg, zodat we morgenochtend voor de grens kunnen staan.” Binnen een minuut hebben we ons plan omgegooid. We wagen de gok en gaan het proberen. Drie broers van ons informeren we hierover en vragen hen om voor het gemak een groepsapp te maken. Binnen een half uur is de Dinky Toy ingepakt en ingeklapt en we rijden vol goede moed de camping af. Eerst nog pinnen en tegen 7 uur ’s avonds rijden we de snelweg op. Op elke op- en afrit en viaduct zien we politie. We hebben geen idee waarom.

Een Duitse 4x4Unimog rijdt achter ons. Op een parkeerplaats zoeken we contact met elkaar. Het echtpaar vertelt dat je alleen met een bootticket de grens kan passeren. Samen rijden we naar Fnideq, vlakbij Ceuta en worden inderdaad door de politie niet doorgelaten omdat we geen tickets hebben. We slapen op een parkeerplaats aan zee, 4 km van de grens.

“Hoe gaan we aan tickets komen? Alles is hier potdicht en morgen waarschijnlijk ook.” “We kunnen het online nog een keer proberen. Misschien wordt er toch wat aangeboden.” “Oké, we gaan weer zoeken. Mijn mobiel heeft hier bereik.” Via de site `Direct Ferries` vinden we tot onze verbazing een mogelijkheid en dus kopen we om 01.40 uur ‘s nachts een ticket van € 280,00, bijna drie keer duurder dan de normale prijs. Tja, een kwestie van vraag en aanbod, zou een bepaalde politieke partij zeggen. We ontvangen direct een mail dat we een reserveringsaanvraag hebben gedaan en de bevestiging ervan binnen 24 tot 48 uur of zelfs nog later zal volgen. Een ticket hebben we dus nog niet. En de boot zal al wel over een kleine 14 uur varen. De mail is gericht aan Jeroen, met een voorlopig reserveringsnummer, de vertrekdatum en tijd op 20 maart om 16.00 uur. We kunnen niets anders doen dan eerst maar te gaan slapen. Althans, pogen te slapen, dwars door het enorme lawaai van de denderende golven.

Ceuta, 20 tot en met 23 maart 2020

De volgende morgen vertellen de Duitsers dat zij online geen ticket konden kopen. Hun beide bankpassen werken niet. Maar wij moeten gewoon gaan. Eventueel zou hun familie het ticket kunnen kopen. Ook vertellen ze dat Marokko vanavond om 18.00 uur op lockdown gaat. Op dit moment kunnen we dus niet vooruit en niet achteruit. We wensen hen succes en rijden naar de grens. Voor ons zien we de hokjes van de douane en enkele auto’s. Ongeveer 50 meter daarvoor staat de politie. Eén van hen vraagt om onze paspoorten, het bewijs van de invoer van de auto en het bootticket. Ina overhandigt de documenten en laat op de tablet de mail zien van ‘Direct Ferries’. “Kijk, dit is het ticket. Hier staat het reserveringsnummer, hier de datum en tijdstip en daar wat we hebben betaald.” De man kijkt fronsend naar de Nederlands/Engelstalige mail.

Voor de douane

“Dat is ons ticket en hiermee gaan we naar de incheckbalie.” bluft Ina. Hij kijkt nog eens in onze paspoorten, haalt zijn schouders op en geeft ze terug. Vervolgens maakte hij, op bijna onverschillige manier het gebaar waar wij op hebben gehoopt: Rij maar door. Yes! Stap 1 is gezet! Nu de douane. Daar komen we zonder problemen door. De auto wordt nog wel gecheckt op verstekelingen en drugs. Ina opent alle kasten en verklaart wat er in zit. Met de achterkant van een schroevendraaier kloppen ze op de kasten en de carrosserie, ze werpen een blik onder de auto en ook van hen krijgen we het sein om door te rijden. Het was gelukt! Binnen een kwartier staan we op Spaanse bodem en dus in de EU. Van opluchting en blijdschap maken we een high 5. Toch bekruipt ons het volgende moment een vreemd gevoel. In eerste instantie waren we niet van plan om over te varen. Na een verblijf van 70 dagen verlaten we nu Marokko, maar het voelt als een bizar afscheid, een soort vlucht, waar we eigenlijk nog niet klaar voor zijn. Zo plotsklaps. We hebben een fantastische tijd gehad, door mooie landschappen gereden en alleen maar alleraardigste Marokkanen ontmoet. Het is een prachtig land om zeker weer naar terug te keren, inshallah. Sjoekran Maroc!

In de rij voor de ferry

Ceuta is dus een Spaanse enclave op het noordelijkste puntje van Marokko, tegenover Gibraltar dat weer niet Spaans is. Snapt u het nog? Het is klein en binnen 10 minuten kunnen we aansluiten in de rij wachtende witte campers en de drukte valt ons mee. Ina loopt direct naar voren waar de dame in een hokje iedereen incheckt met een geldig ticket. Stilletjes hopen we dat we inmiddels op de inchecklijst staan. Maar na vele pogingen ons in de computer te vinden, blijkt dat dat niet zo is (“Computer says no!”). Ze adviseert ons ‘Direct Ferries’ te bellen, maar daar hebben wij geen nummer van. “We kunnen proberen dat telefoonnummer op te zoeken op internet.” “Hmm, dat wordt vast niets. We zijn zojuist langs de kantoren van de bootmaatschappijen gereden. Als we daar eens gaan kijken?” Daar aangekomen blijkt dat er niemand aanwezig is. Alles is gesloten. “Ik heb ook de terminal gezien voor de passagiers zonder vervoermiddel. Vaak zijn daar ook balies en misschien kunnen we daar aan een ticket komen.” “Oké, ik ga wel, blijf jij maar in de auto.” Ina springt de auto uit en loopt naar binnen. Twee kantoren zijn open en uiteindelijk kunnen we voor twee personen en de auto nog een bootticket kopen voor € 98,00. Gewoon een normale prijs. De boot vertrekt om 13.45 uur! Snel weer terug naar de haven en aansluiten in de rij. En ook de Duitsers met hun 4x4Unimog staan er. We krijgen van hen mondkapjes en handschoenen voor op de boot, zo aardig. Onze broers worden geïnformeerd en zij zijn net zo opgelucht als wij. We zijn benieuwd of we met deze boot mee kunnen, want inmiddels is het parkeerterrein stampvol. We houden er rekening mee dat we wellicht een boot later moeten nemen, deze zou rond 19.00 uur moeten gaan. “Weet je, ik moet aan echte vluchtelingen denken en hoe ze zich moeten voelen.” “Ja inderdaad, stel je hun wanhoop voor om uit een benarde oorlogssituatie te komen.” “Je zal daar maar staan, midden in een oorlogsgebied met je kinderen aan je hand en het geluid van de kanonnen achter je, maar vooruit kan je ook niet. Afschuwelijk.” Zulke vluchtelingen zijn wij natuurlijk niet en toch voelt het als een vlucht om uit Marokko te komen. Zo denkt een Nederlander die we in de wachtende rij ontmoeten er ook over. We zijn niet de enige.

Tegen half drie mogen we als één van de laatsten de boot in rijden. Het staat er vol met campers, een paar 4x4s en twee vrachtwagens. Tijdens de overtocht staan we uit te waaien op het dek en genieten van de hoge golven èn de voor ons goede afloop.

We rijden van Algeciras noordwaarts en in de buurt van Jaen bij een pompstation overnachten we op een zeer rustige parkeerplaats. We kunnen niet onder de overkapping staan, dus zetten we de Dinky Toy op het middenpad. Heel prettig om je eigen huisje bij je te hebben. We openen de mail en lezen een bericht van ‘Direct Ferries’, gestuurd om 08.18 uur. Zij zijn begonnen met het verwerken van onze annulering van het ticket van vandaag. Het duurt hoogstens 48 uur voordat zij hiermee klaar zijn. Als het is geregeld, ontvangen we een mail en ze zullen bevestigen dat het bedrag van € 280,00 wordt terugbetaald. Dat is dan weer prima geregeld. We zullen helemaal content zijn als ook het bedrag à € 103,50 van ons eerste ticket op 13 maart zal worden teruggestort. We gaan het beleven. Achteraf gezien zijn we de grens gepasseerd zonder ticket (dat wisten we) maar ook met een geannuleerde reservering. Wat een geluk hebben we toch gehad!

Van de ambassade krijgen we ook een mail.

“Het Marokkaanse ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de noodtoestand aangekondigd vanwege de COVID-19 pandemie. Met ingang van vrijdag 20 maart om 18.00 uur lokale tijd is de ‘état d’urgence sanitaire’ ingegaan, de veiligheidssituatie betreffende de gezondheid onder de bevolking. Alleen met een geldige reden mag men de straat op, zoals boodschappen doen of naar het werk gaan. De bewegingsvrijheid wordt beperkt.”

Dit hadden we wel verwacht, maar niet gedacht dat het zo snel al zou ingaan. Ook de toeristen mogen niet meer verder reizen. Zo hadden we een verlenging in Marokko niet gewenst, want het enige wat je dan kan doen is afwachten op een camping waar je niet van af mag. Nogmaals feliciteren we elkaar dat we net op het nippertje Marokko hebben kunnen verlaten. De volgende ochtend rijden we na het ontbijt verder. De snelweg is nagenoeg leeg. Alle campers rijden richting het noorden. Een 4x4Toyota passeert ons. We kijken naar lachende gezichten en we begroeten elkaar door te toeteren en te seinen met lichten. 200 km ten zuiden van Barcelona bivakkeren we op een parkeerplaats bij een benzinepomp. Naast de vrachtwagens staan er 25 campers bij elkaar. Het is net een camping.

Ontbijt in de Dinky Toy

Onderweg zien we steeds meer toeristen naar huis rijden. De Spaans-Franse grens passeren we moeiteloos. Aan de andere kant wordt een Franse auto door de Spaanse politie teruggestuurd. Na 2 km arriveren we bij de tolweg en trekken een kaartje. Hier staat 1 politieauto, verder geen kip gezien. Rechts van ons is de zee. Het lijkt een eeuwigheid geleden dat we daar bij het plaatsje Collioure onze bivak hebben gemaakt op weg naar Spanje en Marokko. Op de terugweg zouden we het nog bezoeken. Dat houden we tegoed. Portugal blijft ook op ons lijstje staan. We hebben nog iets in het vooruitzicht en af te vinken. In een rustig tempo rijden we naar ons huis Bergerie Baron in Frankrijk. Tegen de avond parkeren we langs de snelweg bij Bollène, anderhalf uur van Baron, voor een laatste bivak. De volgende dag doen we eerst boodschappen in Nyons. Ina gaat met mondkapje en handschoenen de supermarkt in. Het is niet druk. Ze doet inkopen voor de  komende 14 dagen, zodat we in quarantaine kunnen gaan.

Het is half 1 en voor Fransen lunchtijd. Je ziet dan weinig auto’s op de weg en nu met de lockdown al helemaal niet. We rijden bij het plaatsje Sahune, slechts een half uur van Baron verwijderd. Jeroen zit achter het stuur en plotseling remt hij. En dat nèt na een bocht. “Wat nu dan weer?”, vraagt Ina. Voor ons komt de gendarmerie ons tegemoet, rijdt recht op ons af en blokkeert de weg. We kunnen duidelijk niet verder. De politieman draait zijn zijraam open. “Vous venez d’ou?”, vraagt hij zichtbaar verbaasd. “Huh?” De agent herhaalt zijn vraag. We rijden immers met een Nederlands kenteken en dat wekt de aandacht. Jeroen draait zijn hoofd naar Ina en zegt dat hij hem niet begrijpt. Sommigen praten zo plat Provençaals, waardoor je soms niet weet wat ze bedoelen. “Waar we vandaan komen”, antwoordt Ina zuchtend en ietwat geïrriteerd. Hebben we drie dagen honderden kilometers afgelegd, zijn we door niemand gecontroleerd en dan kom je politie tegen in het gehucht Sahune! Ze neemt het gesprek over en in rap Frans vertelt ze dat we uit Marokko komen. De man kijkt ons ongelovig aan. “Hebben jullie dan een ‘attestation’? Dit is een document waarop je verklaart waarom je je op de weg bevindt en niet thuis bent. Oké, ze moeten natuurlijk ook hun werk doen, dus werken we mee. “We hebben het formulier op de tablet gedownload. De tablet ligt in een kastje achterin de auto.” Hierop fronst de man zijn wenkbrauwen. Dat wil hij wel zien. Officieel moet je het formulier printen, maar op vakantie nemen wij nooit een printer mee. “We hebben het nog niet ingevuld”, voegen we er aan toe. Ze maakt de veiligheidsriem los en wurmt zich naar achteren. Juist op dat moment horen we achter ons een grote vrachtwagen remmen. Wat zou die chauffeur wel denken. “Wie blokkeert de weg nou na een bocht? Levensgevaarlijk!” Het gaat gelukkig allemaal goed. De agent kijkt naar de vrachtwagen, denkt misschien aan zijn lunch, kijkt naar ons en gebaart ons door te rijden. “Ga dan maar.” We schieten in de lach. Kun je de politie wel serieus nemen? Natuurlijk wel, maar de lunch gaat voor alles. We leggen de laatste kilometers af, genieten van het ritje door de schitterende kloof van Saint-May, van de gieren die om de rots bij Rémuzat cirkelen en van de vertrouwde Montagne de la Clavelière, de bergen die we zien als we bijna thuis zijn. Eenmaal in Baron doen we de beide houtkachels aan en proosten op de goede afloop.

Weer thuis in Baron!