
INHOUDSOPGAVE
- Op weg naar Afrika
- Marokko (heenreis)
- Mauritanië (heenreis)
- Mali (heenreis)
- Burkina Faso (heenreis)\
- Benin
- Togo
- Ghana
- Burkina Faso (terugreis)
- Mali (terugreis)
- Mauritanië (terugreis)
- Marokko (terugreis)
“BETER 1 JAAR GELEEFD ALS EEN TIJGER, DAN 100 JAAR ALS EEN SCHAAP!”
Nu gaat het gebeuren: met onze 4×4 Toyota HZJ 78 gaan we vier maanden lang door West-Afrika reizen. Het begon allemaal met een gedachte van: ‘stel je toch eens voor als …..’ en is inmiddels uitgegroeid tot een besluit: ‘we gaan het doen!’ De rit gaat eerst naar Baron in Zuid-Frankrijk, de Drôme, waar wij tot eind november dit jaar blijven om te klussen aan ons huis. De wintermaanden zijn er bijzonder koud, eenzaam en lang. Dè periode om van december 2008 tot april 2009 naar de zon te verkassen in West-Afrika. We hebben geen route uitgestippeld. Het zal er wel op neerkomen dat we in de Lonely Planet lezen wat interessant is, verhalen horen van 4×4-reizigers die mooie plekjes hebben gezien en dan is het gewoon van ‘de koplampen achterna’. Heerlijk!

Onze 4×4 is een grote terreinwagen. Hij is zo groot en heeft zoveel ruimte, dat we hem ‘BIG BOY’ noemen. Inmiddels is hij enigszins wat opgeleukt met ladder, daktent, luifel, vèrstralers en rijplaten aan beide zijkanten. Binnen hebben we tripnetten hangen. Heel stoer! In Baron hebben we voldoende tijd om te bedenken hoe we op een handige en praktische manier het verder gaan indelen: opbergruimte voor kleding, ruimte voor jerrycans met water en diesel, kookgelegenheid, zitje, verlichting (’t is nl om 6 uur al donker).
Op weg naar Afrika!
Nog steeds ligt er sneeuw in ons valleitje van Baron, terwijl het elders in de omgeving al lang is verdwenen. Eigenlijk kun je het geen sneeuw meer noemen, maar is het ijs geworden. Bloedlink en een gevaar voor ons eigen leven! Elke nacht vriest het hier behoorlijk, overdag slechts 3 uur zon, waardoor het niet dooit en de boel glad blijft. Het heeft echter één voordeel. Bij gebrek aan diepvrieskist kunnen we de diepvriespatat in de berg ijssneeuw begraven. Ina steekt een voeglepel als herkenning in de ijssneeuw. Na twee dagen zit de boel zo vastgevroren, dat de zak met veel geweld moet worden uitgehakt.

De laatste drie weken zijn we voortdurend bezig met de voorbereidingen voor de Afrikareis. De Toy krijgt een uitgebreide onderhoudsbeurt bij de 4×4 garage en technisch is het in orde. Tevens heeft de auto waanzinnig sterke schokbrekers (Old Man Emu – OME), waardoor het geheel hoger is komen te staan. We moeten nu wel de auto in klimmen. De trekhaak hebben we niet nodig en dus verwijderd. Jeroen heeft twee tafels gemaakt, waarvan één is bevestigd aan de achterdeur. Hier kunnen we het gasstel op zetten en heerlijke couscous maken. De andere tafel komt aan de buitenzijde van de auto onder de luifel. We hebben hiermee een vaste tafel gecreëerd, zodat we deze niet steeds in en uit de auto hoeven te slepen. In ijzige kou werkt Jeroen verder aan de Toy, zowel in visueel aanzien als in praktisch gebruik. Hij verricht professioneel werk en krijgt complimenten van de dorpsbewoners.

In de auto maakt hij eerst een dikke multiplex-plaat (27 mm) op de bodem, daarop schroeft hij 4 houten kisten en werkt deze af met aluminium traanplaat, Op het dakrek monteert hij ook een plaat, zodat we goed en gemakkelijk bij de daktent, de kisten en het reservewiel kunnen komen. Laatstgenoemde hopen we uiteraard niet te hoeven gebruiken, insjallah (als God het wil). De tripnetten in de Toy zijn heel handig. We hebben er 4 rugzakken aan hangen en dat is onze klerenkast. Van de oude ‘De Waard-tent’ (degelijk en oersterk) hebben we de opbergzak verknipt en krijgt het een tweede leven.


Eén gedeelte hangt achter de voorstoelen en het andere gedeelte hangt bij de achterdeur en doet dienst als keukenkast. In het tripnet aan het plafond is ook nog legio ruimte. Erg handig allemaal. Onze plaatselijke lasser heeft een inklapbare trap gemaakt om via de zijkant op het dak te komen.
En hij heeft het scharniersysteem van de buitentafel gemaakt. In Marokko laten we de snorkel met luchtfilter monteren. Dit is om de motor schoon te houden van Saharazand, het fijnste zand ter wereld, zegt men. Tevens laten we een tweede dieselfilter monteren die vieze diesel filtert. Het komt namelijk regelmatig voor dat men de diesel aanlengt met water, hetgeen funest is voor de motor. En dat willen we niet! Op 9 december, de dag voor ons vertrek, sneeuwt het de hele nacht in Baron. We worden wakker, schuiven de gordijnen opzij en zien dat er onmeunig veel sneeuw is gevallen, zeker 40 cm. Baron in sprookjessfeer. Ideaal om een witte kerst door te brengen. Niet voor ons, want wij hebben andere plannen. Boven-dien hebben we het hout bijna opgestookt. Hoogste tijd dus om te vertrekken.

Wij moeten deze ochtend nog wel twee belangrijke buitenklussen afhandelen. Het sneeuwt nog steeds en het is ijzig koud. Allereerst willen we de aanhanger die voor het huis staat, verplaatsen naar de lindetafel. We moeten dan wel een stukje de heuvel op en dat is nog niet zo gemakkelijk met een zware dubbelas aanhanger in al die sneeuw. Misschien was het verstandiger geweest de aanhanger te verplaatsen toen de trekhaak nog aan de Toy hing….. Eerst maar een breed spoor rijden met de Toy. Een peuleschil met een 4×4. Helaas helpt dat slechts tot het heuveltje, daarna wordt het te glad. Dan maar de sleepkabel uit de kist pakken. Ina moet daarvoor het dak op die natuurlijk ook met 40 cm sneeuw bedekt is. Het lukt ons uiteindelijk met de nodige moeite de aanhanger op de juiste plek te krijgen.

De tweede klus is het afsluiten van het water. Dat kost altijd behoorlijk wat tijd. De deksel van de put moet eraf om de hoofdkraan dicht te draaien en het overtollige water zowel in het huis als in de leiding onder de grond, moet met behulp van een compressor worden geleegd. Alle kranen in het huis (elf in totaal) werden open gedraaid. Al het water komt dan weer in een ander kleiner putje onder de grond terecht, die wij gemarkeerd hebben met een gele betontegel. Al zou het een rode tegel met een pimpelpaars randje zijn, probeer het maar onder al die sneeuw te vinden. Gelukkig lukt dat vrij snel. En in dat putje zit weer een klein kraantje die ook open moet om al het water weg te laten lopen, anders zou de boel alsnog kunnen bevriezen. Die zit helaas onder de modder en is onvindbaar. Ina doet dan maar huishoudschoenen aan, schuift wat sneeuw weg, gaat met haar knieën op een stukje karton zitten en schept het water en modder met een plastic bakje uit het putje. Jeroen zit ondertussen in de put èn in het lawaai van de compressor en Ina moet kijken of er nog water uit het kraantje komt.

De klus wordt geklaard en we houden er hele koude handen aan over, ondanks de handschoenen die we aan hebben. Gauw de laatste deur op slot, de auto in, verwarming op de hoogste stand, blower aan, door de beek, door de hoge bult sneeuw van de sneeuwschuivers en daar gaan we dan. Onze BIG BOY wordt begeleid door het nummer van Hans Dulfer, die ook een nummer BIG BOY heeft geschreven met de tekst: “Are you ready are you ready, can you do it can you do it!” Wij zijn er wel klaar voor en we gaan het doen ook!
MAROKKO
11-12-2008, Tarifa
De hele nacht rijden we door en we komen de volgende dag aan in Tarifa (Zuid-Spanje) om de boot van 17.00 uur naar Marokko te nemen. Engeland en die klote apen op de rots (volgens Harrie Jekkers) laten we letterlijk links liggen.

De oversteek duurt een half uur, maar het gedoe van het tijdelijk invoeren van de auto (maximaal voor 3 maanden) kost meer tijd. Eerst een formuliertje invullen, formuliertje gaat naar een pief in pak met pet en snor die de gegevens controleert, vervolgens gaat het formuliertje naar de stempelpief met één streep meer op zijn epauletten die eerst alle papiertjes verzamelt van alle auto’s die op dat moment binnenkomen, dan gaat het formuliertje terug naar snorremans en die geeft het weer terug aan Jeroen. Zaken doen is overduidelijk mannenwerk. Geduld is een schone zaak, zoals dat straks bij alle grensovergangen zal zijn. Dit duurt slechts een uur, we zijn benieuwd of dat bij de andere grenzen net zo snel zal gaan. Hopelijk wel, insjallah! Het is inmiddels al half zes, het schemert, de klok zetten we een uur terug en we rijden naar Assilah waar we overnachten in het hotelletje Sahara. Dit doet vermoeden dat het er lekker warm is, maar we krijgen drie dikke dekens voor de nacht, die we ook gebruiken. De auto mogen we bij de buurman voor een paar dirhams in de garage parkeren.

12-12-2008, Assilah
De volgende dag nemen we een ontbijt in het caféetje om de hoek. Ondertussen kunnen we op het breedbeeldscherm een knokfilm van Van Damme bekijken. Niet zo interessant, wel de Marokkaanse mannen die er naar kijken: aan de hete muntthee, muts op en helemaal in trance! In één streep rijden we via de tolweg naar Marrakech. Onderweg een beetje rondkijken naar de niet zo interessante natuur. Jeroen fungeert als DJ met behulp van de iPod waarin meer dan 4000 nummers zijn opgeslagen. Keuze zat. En natuurlijk draaide hij ‘The Marrakech Express’ van Graham Nash. In Marrakech rijden we naar de camping. Daar ontmoeten we twee Brabantse overlanders, Arjan en Inge. Zij reizen in 15 maanden via de westkant naar Zuid-Afrika en terug via de oostkant. Geweldig! Natuurlijk met elkaar kletsen, ervaringen uitwisselen en misschien wel samen naar de grens van Mauritanië rijden.
13-12-2008, Zagora
Wakker worden in je daktent en een ontbijtje nemen in de zon. De dag begint goed! Vandaag via de Hoog Atlas over de pas Tizi-n-Tichka (2260m) naar Zagora in het Zuidoosten van Marokko.

De tocht is prachtig: hoge bergen bedekt met sneeuw èn zon aan een strakblauwe hemel. We treffen het. Voor hetzelfde geld reis je door de dikke mist en zie je weinig. Tegen 12 uur komen we door een klein dorpje. Langs de kant van de weg zien we rook. En daar waar rook is…., is saté! Uit ervaring kunnen we zeggen dat het zeer aan te bevelen is, mits je geen vegetariër bent. Maar het is nog vroeg, het ontbijt hebben we net achter de kiezen, dus doorrijden maar. Na een half uur komen we in het dorp Taddert. Het is overduidelijk etenstijd. Overal zien we de rook van de BBQ en het ruikt er intens lekker. We zijn niet meer te houden en parkeren de Toy langs de kant van de weg. Vriendelijk worden we onthaald en we nemen plaats in de zon. De man maakt de tafel schoon met een onbestendig doekje. Helemaal schoon wordt het nooit, maar het komt er meestal op neer dat de bacteriën over de tafel worden verspreid. De brochettes (saté) smaken heerlijk en we hebben er een fantastisch uitzicht bij. Na drie kwartier stappen we op, richting Zagora. Op de kaart zien we een groene B-weg (mooi parcours volgens Michelin) en de Marokkaan vertelt ons dat het begint met asfalt en daarna overgaat in een stukje piste (onverharde weg). “Goed te doen”, zegt hij, terwijl hij naar onze 4×4 kijkt. “La voiture est comme le dromadaire.” De B-weg is op de kaart net zo lang als de doorgaande weg, dus wordt de keuze snel gemaakt.

Meneer Michelin heeft inderdaad gelijk. Dit hadden we niet willen missen. We komen langs een zoutmijn, rijden langs groene, rode en gele bergen met mineralen (koper, fosfor, tin) en we zien overal kleine dorpen met traditionele huizen, besmeerd met leem. De mensen verplaatsen zich met het openbare busvervoer, rijden op een ezel of, zoals de meesten doen, ze lopen. Zelf rijden we hoog op het ‘tweede balkon’, ver onder ons zien we een weggetje, de rivier, de akkers van de bewoners en vele palmbomen.

De piste is goed te doen en er zitten ook wat uitdagende stukken bij. Echter, hij is wel lang. Dergelijke pistes rijd je het best met gebruik van de tweede versnellings-bak (low gear) die elke echte terreinwagen heeft. Hierdoor houden de banden maximale grip, maar gaat het tempo sterk omlaag. Wij kruipen (in het toepasselijke tempo van een dromedaris) veel in low gear 1 of 2 (ongeveer 5 km/u), waardoor wij in het donker weer op de doorgaande weg bij de kasbah ‘Âït-Benhaddou’ aankomen. Vandaar is het nog drie uur rijden naar Zagora. Onze BIG BOY is ingewijd! In Zagora zijn de straten verlaten. Alle caféetjes zitten bomvol voetbal kijkende mannen. De Marokkanen zijn dol op Spaans voetbal.

Op de camping Sindibad vinden we een plekje tussen de dadelpalmen, we klappen de tent uit en daarna eten we wat. Het waait best wel en we hebben het koud. Met alle dekens en twee warme kruiken duiken we het bed in en we slapen heerlijk.
14 t/m 17-12-2008, Zagora
En al weer schijnt de zon! Ina gaat naar de zondagmarkt en Jeroen maakt het ondertussen gezellig door de hangmat op te hangen. ’s Middags komt er een wind opzetten die verandert in een beste zandstorm. De lucht wordt geel. Jeroen verandert de naam van de camping in het meer toepasselijke “Zandibak”. Het rode Saharazand ligt overal op de witte Toy. ’s Avonds gaat de wind liggen. Het koelt hier dan snel af. Gelukkig kunnen we ook in de Toy koken en eten.
Vandaag gaan we naar de 4×4-garage van Gordito. De laatste dingen aan de Toy moeten nog worden gedaan: snorkel en dieselfilter installeren, bullbar en dorpelbescherming monteren, extra bladveer achter, versteviging van de vooras. Hij heeft er drie dagen voor nodig. De auto kunnen we laten staan en aan het eind van de middag weer ophalen. Elke ochtend verwacht hij de Toy om 09.00 uur. Ai, wel wat vroeg, maar goed. Braaf brengen we de Toy naar de garage en eind van de middag halen we hem weer op. Al weer is onze BIG BOY hoger geworden. Ina kan niet meer bij het zijtrapje om deze uit te klappen, maar moet nu op de dorpelbescherming staan. Deze dag geen wind, maar wel kouder. Wederom met twee kruiken slapen. Voor de laatste keer gaat de Toy naar de garage. Hij is klaar voor het grote werk: piste rijden!

18 t/m 21-12-2008, naar de grens van Mauritanië
Inmiddels hebben we sms-contact met de Brabanders Arjan en Inge (hun site: http://www.houdoe-overland.nl ). Zij zitten al aan de kust in Laâyoune en we besluiten samen naar Mauritanië te gaan. Spannend, want het is voor ons allemaal de eerste keer. In twee dagen met een overnachting aan zee in El Ouatia (vlak bij Tan-Tan) rijden we naar ze toe. De reis verloopt voorspoedig. Met behulp van de GPS-punten treffen wij ze in de namiddag aan op een bijna verlaten camping boven Laâyoune.

Inge zwaait naar ons en Arjan ziet meteen dat de BIG BOY hoger is geworden. Hij haalt hun trapje tevoorschijn, schuift het onder ons portier en Ina kan zeer aangenaam uitstappen. Normaal springt ze uit de auto. Even overleggen of we meteen doorrijden, maar wij hebben er al een aantal kilometers op zitten en willen even bijkomen. Het is allemaal prima. Arjan pakt meteen de gereedschapskist en gaat samen met Jeroen de koelkast aansluiten. Daar waren wij in Baron niet aan toe gekomen. Handig, een medereiziger die weet hoe je dat moet doen en het ook leuk vindt. Bedankt Arjan! ’s Avonds maken we een copieuze maaltijd voor hen bereid met canard (eend). De afstand van Laâyoune naar de grens van Mauritanië is zo’n 790 km. We tuffen op ons gemak door het nogal saaie landschap van de West-Sahara. Zand links, zand rechts, zand voor ons. Onderweg maken we een bivak (overnachting in de vrije natuur) op een mooie plek achter een paar rotsen en duinen.

Ook op reis zijn er zo van die rituelen. ’s Ochtends een ontbijtje, zand uit de Toy vegen (niet dat het veel helpt, ’s avonds kom je weer zand tegen) en dan de tent inklappen. Op weg naar Mauritanië. Onderweg komen we diverse controleposten tegen waar we onze paspoorten moeten laten zien. Zo ook na een bocht. Een vriendelijke Marokkaan in uniform lacht zijn tanden bloot, vraagt hoe het met ons gaat en waar we naar toe gaan. Daarna laat hij ons op de snelheidsmeter zien dat we 72 km/u reden. 12 km/u te hard. “Dat kost u 400 dirham (€ 40,00) boete”, zegt hij nog steeds vriendelijk lachend. Dit is waarschijnlijk het standaard boetebedrag voor welke overtreding dan ook. We hebben alleen voorgedrukte bonnen met 400 dirham gezien. “En dat geldt ook voor uw vrienden”, zegt hij, wijzend naar Arjan en Inge achter ons. “Oh nee,” roepen wij beiden tegelijk. De man is in een goede bui en doet ons een voorstel. Samen hoeven we slechts 400 dirham te betalen. Wij waren inderdaad fout en betalen de boete. Jammer, we hadden net zo’n goedkope overnachting gehad: met een boete schiet dat niet op.

Een deel van de route loopt langs de kust en dat levert mooie uitzichten op. Tegen het eind van de middag bereiken we de grens. Formulieren invullen en we rijden 3 km ‘Niemandszand’ in. Beide landen gaan hier echt geen asfaltweg aanleggen, dus meteen de zandpiste op. Links en rechts van ons zien we oude autowrakken en het lijkt op een autokerkhof. Een bizar gezicht. Er lopen veel bandensporen in het zand, dus het is even zoeken waar aan de overkant de douane van Mauritanië nou is. We zitten er slechts één bandenspoor naast….

Daar aangekomen weer formulieren invullen. De douanier vraagt naar onze namen, hij luistert goed hoe het wordt uitgesproken en hij schrijft het vervolgens fonetisch in het Arabisch op van rechts naar links. Zo wordt Jeroen ‘Jean Shwitter’. En weer wachten. Tegenover het gebouwtje heeft een man inmiddels een megafoon gepakt en hij staat midden in de woestijn op een bultje zand met veel decibels de enkele aanwezige moslims op te roepen in gebed te gaan. Al met al duren de douaneformaliteiten in Marokko en Mauritanië totaal twee uur. Niet slecht. En daar rijden we Mauritanië in. Onder begeleiding van een Mauritaniër rijden we naar een camping in Nouadhibou. We passeren twee politieposten. Onze begeleider stapt steeds uit, praat wat met de functionarissen en we kunnen snel doorrijden. Daar aangekomen eerst eten en dan lekker slapen.
MAURITANIË
22-12-2008, Nouadhibou
De Mauritaniër staat weer voor onze neus. De mannen hebben hem beloofd een autoverzekering bij hem te kopen, ondanks dat onze Toy natuurlijk al is verzekerd. Het geldt helaas niet voor Afrikaanse landen, dus voor elk land zullen we een verzekering moeten kopen. En over de prijs kun je onderhandelen. De Mauritaniër vertelt ons dat hij nog €20 krijgt voor elke politiepost die we gisteravond passeerden. Volgens hem had hij dat namelijk voorgeschoten, omdat we nog niet in het bezit waren van een geldige Afrikaanse autoverzekering. Arjan en Jeroen poeieren hem af. Dat gaan we echt niet betalen. Het is ook grote onzin. We laten een boze jongeman achter.

Officieel heet Mauritanië: ‘République Islamique de Mauritanie’. Voorheen een Franse kolonie en onafhankelijk sinds 1960. De officiële landstaal is Arabisch, maar men spreekt ook Frans. We betalen hier met ‘ouguiya’ maar dat woord is moeilijk te onthouden, dus zeggen we: UM. ’s Middags lopen we het stadje Nouadhibou in. Altijd leuk. De mensen zijn aardig. Hoe zuidelijker we in Afrika komen, hoe donkerder de mensen zijn. De vrouwen gaan gekleed in felle, kleurrijke doeken en ze dragen hun hoofddoek losjes over het hoofd. Een gedeelte van het haar is zichtbaar. Zij lopen sierlijk en met rechte rug over straat. Mooie vrouwen, hoor. De mannen zien er minder charmant uit. Ze hebben een soort wit of lichtblauw laken over zich heen geslagen met grote gaten van schouder tot heup waar hun armen door kunnen en daaronder dragen ze iets blauws.

Op straat zien we de mannen hun tanden borstelen met een stukje zoethout. Jeroen vindt het leuk om overal waar hij op vakantie is, naar de kapper te gaan. Toevallig lopen we nu door de kapperstraat. Grote concurrentie. Hij laat zich knippen en scheren voor 500 UM (€ 1,40). Keurig gedaan door de kapper.
23 t/m 24-12-2008, piste van Nouadhibou naar Nouakchott
’s Ochtends horen we van Fransen dat we via de oude route over de piste naar Nouakchott kunnen rijden (ook al moeilijk uit te spreken, dus zegt Jeroen Nekschot). Een tocht van ongeveer 400 km door het zand. Dat lijkt ons wel wat en bovendien, daar komen we voor.

We laten het asfalt links liggen, laten de banden aflopen naar 1,5 bar en trekken in lage gearing de vlakte in. Het zand is zeer rul en prompt komen we in één van de zandduinen, ondanks de 4×4 aandrijving, vast te zitten. Arjan en Inge stoppen net achter ons. Eerst proberen we los te komen met behulp van de rijplaten. Als dat niet lukt trekt de Discovery ons met een sleepkabel eruit. Piece of cake. Arjan heeft veel ervaring in 4×4 rijden en we leren veel van hem. Vooral momentum houden is het devies. Dat betekent gas erop en tempo maken! Het is een fantastische tocht en vooral gevarieerd. We rijden door de zandwoestijn langs de duinen, soms door de duinen en langs het strand met behulp van de GPS-coördinaten, beschreven in het boek van Gandini.

De Fransen rijden in een rode Lada Niva 4×4 en die komen we een paar keer tegen. We rijden dan wel dezelfde route, maar toch is het vreemd elkaar tegen te komen in zo’n enorm grote zandbak. Ieder kiest immers zijn eigen spoor, want de coördinaten geven wel het punt aan waar je naar toe moet rijden, maar er blijven zeer veel mogelijkheden over hoe je die punten (ook wel waypoints genoemd) denkt te gaan bereiken.

De eerste nacht maken we een bivak tegen een zandduin aan. Wij installeren ons en daar komen de Fransen weer voorbij. Zij gaan iets verderop staan. De volgende dag na het ontbijt-veeg-tentinklap-gebeuren weer op pad. Het is moeilijk te omschrijven waarom we dit zo leuk vinden. Er is spanning, uitdaging, avontuur, vrijheid, de kick…..zeg het maar.
We rijden ook door het natuurpark. Hier overwinteren de vogels uit Europa. Prachtig om de flamingo’s, pelikanen en een zeearend te zien. Onderweg komen we een controlepost tegen en we moeten voor het natuurpark betalen. Na betaling stuurt hij ons direct weg, omdat we daarna 45 km over het strand moeten rijden en het vloed gaat worden. We hebben twee uur de tijd. Dat is geen probleem, zij het niet dat Arjan en Inge vast komen te zitten in mul zand.

Het lukt hen niet met behulp van de rijplaten eruit te komen, dus trekken wij hen eruit. Toy helpt Land (Rover). Meteen daarop komen wij vast te zitten. Hup, de rijplaten onder de Toy. Dat is niet voldoende, dus moeten we het zand wegscheppen. De rijplaten verhuizen onder de Toy, de sleepkabel wordt tevoorschijn gehaald en we worden door de Land uit het zand getrokken. Land helpt Toy. Na een uur in het zand rondgedold te hebben met rijplaten, sleepkabels en schep, zijn we beiden weer op vaste ondergrond. Maar wel te laat voor het strand. Daar staan we, neus aan neus naar het opkomende water en de pelikanen te kijken.

Het is onmogelijk om verder te rijden en toevallig staan we op een mooie bivakplaats. De mannen klappen de daktenten open en de vrouwen maken foto’s van de dromedaris die ons zit aan te staren. Hij wordt nieuwsgierig en komt steeds dichterbij. Dat zou een lekker kerstmaaltje kunnen zijn! We proberen te achterhalen wanneer het weer eb wordt. Iets met 6 uur op, 6 uur af? We horen een auto. Daar komen de Fransen weer. Rebonjour! Ook zij kunnen niet verder en maken verderop een bivak. Zij denken dat het om 3 uur ’s nachts weer mogelijk is verder te rijden en anders de volgende dag in de namiddag. We sturen het thuisfront nog een smsje met de vraag of er iets over eb- en vloedtijden te vinden is op het internet.

Het antwoord komt terug met verschillende tijden uit diverse reisverhalen plus de vraag: geen gids in de buurt? Anders Merrytanie Christmas! Armand, nog bedankt voor het antwoord, maar we worden niet veel wijzer van de verschillende informatie die we krijgen. Er wordt een kampvuur gemaakt en het plaatje is compleet. Kerstavond op Mauritaans zand, stille nacht zonder moskee.
25-12-2008, Nouakchott
De nacht is kort. Drie uur geslapen. Arjan en Jeroen hebben uitgerekend dat we om 3 uur ’s nachts kunnen rijden. Dus de wekker gezet om half 3 en het water is inderdaad gezakt. We zien niets van de omgeving, maar het heeft wel iets.

Arjan en Inge rijden voorop, verstralers aan en rijden maar. We zien onderweg vliegende vissen wapperen, gestrand op het zand en ze kunnen niet meer terug naar het water. Weer een geweldige tocht. Tegen het ochtendgloren komen we in Nouakchott aan en we rijden naar de camping. Daar worden we begroet door een slaperige campingbeheerder. En wie komen er die middag de camping op rijden? Jawel, de Fransen! Good to see you back!

In de ochtend regelen we ons visum voor Mali. Wachttijd: slechts 1 uur. Mogen we niet over klagen. Arjan sluit nog snel de omvormer aan, zodat we 220V hebben voor de opladers van telefoons, camera, video, computer, ipod……enz.
Arjan, enorm bedankt voor al je technische hulp en Inge bedankt voor de heerlijke diners. Het was samen erg gezellig. Morgen scheiden onze wegen. Goede reis en houdoe! Amato-ooo!
26 t/m 28-12-2008, naar de grens met Mali
Wij vervolgen onze reis richting Mali. Een tocht van meer dan 700 km. Wat is Mauritanië toch groot. We zien duinen van geel/rood zand en later verandert het landschap in dor grasland met bomen en brem. Hier grazen in alle vrijheid veel ezels, geiten en koeien. Ze steken ook de asfaltweg over, dus moeten we regelmatig voor ze afremmen. Helaas gaat het oversteken niet altijd goed. We zien heel veel dode dieren langs de kant en daarboven de vogels vliegen.

Langs deze ‘hoofdweg’ wonen wel mensen, maar zijn er slechts kleine dorpjes waar het zand hoog tegen de muren is gewaaid. Aan het eind van de middag komen we tot het plaatsje Aleg en we besluiten hier te overnachten. Er is geen camping, maar we nemen een kamer in een auberge. Het plaatsje ziet er zeer armoedig uit. Er zijn kleine winkeltjes, restaurants en één hotel. Hier dus wel iets van een bloeiende economie, tevens herkenbaar aan de plastic flessen en plastic zakjes. Het vuil wordt overal gedumpt, er is een open riool en de kinderen lopen er op blote voeten. Naast de auberge wordt een officiële voetbalwedstrijd gespeeld, met daarnaast één van de vele vuilnisbelten waar de ezels weer over lopen. Het ziet er allemaal niet zo fris uit. Wat ons betreft: blijf vooral weg van Aleg!

We vertrekken vroeg naar de laatste overnachting in Mauritanië en komen aan in het plaatsje Ayoun El Atrous. We vinden een mooie, schone auberge waar we onze tent kunnen uitklappen. Weer heerlijk in ons eigen bedje slapen. Na uitgestrekte zand-duinen en half-woestijn met droog gras en met bomen, wordt de omgeving weer interessant. We zien mooie formaties rotsen. Een goede locatie voor het opnemen van western films.
Vandaag de grens over naar Mali. Onderweg komen we veel controleposten van de politie en de gendarmerie tegen. “Wij staan hier voor uw veiligheid”, zeggen ze. Meestal geven wij een briefje af met onze gegevens èn gegevens van onze ouders (ze willen alles van je weten), die zij weer in een groot boek opschrijven. Wij laten zo een spoor van briefjes achter. We krijgen bij de controleposten vaak de vraag of we een kado voor hen hebben. In Mauritanië vraagt ook de man van de laatste post dat. Hij vraagt zelfs of we een hele winkel bij ons hebben terwijl hij een blik in onze Toy werpt. Daar hangt de was te drogen aan het tripnet. Alsof het de normaalste zaak is dat hij iets mag uitkiezen. Mooi niet dus! We zeggen dat we toeristen zijn en het ons spijt dat we geen kado’s bij ons hebben. We zijn Sinterklaas niet. Ze proberen het altijd weer, maar het is gewoon hun werk. Stelletje loeders. Bij de grens kunnen we snel onszelf en de auto uitklaren en we rijden Mali binnen.

MALI
28-12-2008, naar Bamako
We rijden Mali binnen en de paspoorten worden vlot afgestempeld. We hadden in Nouakchott al een visum geregeld. De man vertelt ons dat we dat ook bij hem aan de grens hadden kunnen doen. Na de formaliteiten betalen we hem 3000 CFA ( € 4,70) en hij wenst ons een goede reis. We rijden verder en bij de volgende post moeten wij ons voegen bij een douanebeambte. Daar krijgen we te horen dat we een ‘laissez-passer’ moeten hebben voor onze auto, het inklaren van de auto. Nergens op internet hebben wij kunnen vinden dat dat nodig was en we hadden er niemand over horen spreken, dus wij zijn zeer verbaasd. Kosten: 10.000 CFA (€ 15,00). “Maar als u morgen komt, betaalt u 5000 CFA, want vandaag is het een feestdag en eigenlijk werken we niet, maar speciaal voor u hebben we de deuren opengehouden”, vertelt de man ons. Hij is gekleed in een Malinees fel gekleurd tenue, hij kijkt ons door zijn bril aan en blijft zeer stoïcijns. Op dat moment zijn er ook twee Spanjaarden en die weigeren te betalen. Ook zij hebben nog nooit van de douaneformaliteiten gehoord. Vervolgens komt er een blik Fransen aan en zonder pardon betalen zij het gevraagde bedrag. Wij vertrouwen het niet, want even daarvoor waren wij net bij de Malinese paspoortcontrole opgelicht. We hebben daar 3000 CFA betaald, maar het was gewoon zijn werk van die man en hij had ons niets mogen vragen. De Spanjaarden hadden niets betaald. De Fransen op hun beurt hadden aan de Marokkaans-Mauritaanse grens 10 euro betaald en wij veel minder. De Malinese douanebeambte vertelt nog dat het twee jaar geleden was ingevoerd. Aangezien wij geen zin hebben om een nacht op een parkeerplaats te staan, betalen wij uiteindelijk maar. We kunnen in Bamako eventueel een klacht indienen. In Nioro moeten we de zojuist aangeschafte ‘laissez-passer’ door de politie laten afstempelen en ook deze ambtenaar eist geld. Hij heeft echter intussen al de stempels gezet en Jeroen die inmiddels een stuk wijzer is geworden, blijft hardnekkig weigeren en doet alsof hij geen Frans spreekt. De man wordt overtuigend boos en haalt er een collega bij die bezweert dat we toch echt moeten betalen. Jeroen staat op en loopt doodgemoedereerd weg, een verbijsterde agent achterlatend…..

We hebben de woestijn en Sahara achter ons gelaten en we komen terecht in de Sahel. De Sahel vormt de rand van de woestijn waar gras aarzelend begint te groeien en de eerste bomen verrijzen. We zien de vegetatie onderweg inderdaad veranderen in het steppelandschap. Sahel is een Arabisch woord en betekent: oever van de zandzee. Sahel is dus niet de combinatie van ‘Sahara’ en ‘hel’ hoewel dat geen onware betekenis zou kunnen zijn gezien de hoge temperaturen en weinig vruchtbare gronden. Wat leerden wij vroeger van Afrika eigenlijk? Het land van de ontdekkingsreizigers van de zendeling Livingstone die op zoek ging naar de bronnen van de Nijl en Stanley, ontdekker van Kongo.

Je weet wel, die ene van: “Dr. Livingstone I presume?”. Het klonk in de schoolbank allemaal zo avontuurlijk! De juiste definitie van ontdekkingsreizigers is overigens: avonturiers die lol hebben aan ellende. Het ging gepaard met ziektes, zoals malaria. Het schijnt dat men zulke grote hoeveelheden kinine slikten, dat het hen soms een vol etmaal bewusteloos in de hangmat deed hangen. Het ondermijnde hun geestelijke weerstand en ze werden gewoon een beetje maf, aldus gelezen in het boek ‘Afrika’ van de geweldige schrijver Jan Brokken. Een heuse aanrader.

En thuis leerden wij over Afrika dat daar ergens een land is met de naam Biafra. Waar ligt dat hedentendage eigenlijk? Tijdens het avondeten hadden wij op tafel een doosje staan, die we eerst zelf in elkaar moesten knutselen. En op dat doosje stond een bloot, hongerig kind met een opgezwollen buik en vliegen in de ogen. Na het eten deden wij daar geld in en dat was dan voor de arme, hongerige bevolking. Voordat wij naar Afrika vertrokken, vroegen wij ons af hoe dat ook al weer zat. Na enig speurwerk kwamen wij er achter dat de Republiek Biafra een de-facto onafhankelijke staat in Nigeria was rond de Nigerdelta aan de toen geheten Baai van Biafra van 1967 tot 1970. In 1966 waren de Ibogo (etnische gemeenschap uit Zuidoost Nigeria) vanuit het noorden naar hun stamland teruggevlucht na slachtpartijen waar duizenden onder hen waren vermoord. De toenmalige Oost-Nigeriaanse Igbo-gouverneur kreeg onvoldoende garanties ter bescherming van zijn volk. Hij kondigde toen eenzijdig de republiek uit. Als reactie daarop liet de Nigeriaanse militaire regering de oostelijke havens blokkeren en dreigde met zware economische sancties. Tweeëneenhalf jaar duurde de bloedige strijd en daar krijg je geheid gedonder van. Biafra heeft zich uiteindelijk overgegeven. Circa een half à twee miljoen Biafranen zijn omgekomen door moord en van ontbering. En zie daar het bruine, blote, hongerige jongetje op het doosje.

De kaart van West Afrika is als een gebarsten spiegel. De continenten met kaarsrechte grenslijnen vallen direct op. Daar moeten andere naties wel over hebben huisgehouden. In 1831 sloten de Engelsen en Fransen een verdrag om de slavenhandel te bestrijden. Liberia, Libreville en Freetown (Siera Leone) herinneren ons aan het eind van de koloniale overheersing. De binnenlandse slavernij bleef overigens nog enige tijd bestaan. Wij merken direct op dat we in Mali zijn. De vrouwen zijn anders gekleed. Ondanks dat 95% van de Malinese bevolking islamiet is, dragen de vrouwen hier op een enkeling na geen sluier of hoofddoek. Ze zijn gekleed in vrolijk gekleurde jurken met bijpassende doek, die ze kunstig als een grote strik om hun hoofd draaien. Tieners en pubers dragen hun haar in kleine vlechtjes, ze ontkroezen hun haar en laten er zelfs haar bij invlechten bij de kapster op straat onder een boom.

De vrouwen zijn hier werkelijk prachtig en volgens ons kunnen ze allemaal solliciteren als mannequin bij Guchi of wie dan ook. De mannen vallen niet op en zien er soms wat slonzig uit. Een groot contrast! Het is al tegen het eind van de middag en we rijden in één keer door naar de hoofdstad Bamako dat 1,3 miljoen inwoners telt. Dat hebben we gemerkt ook! Nee, niet geteld natuurlijk, maar heel veel mensen schijnen in de stad te moeten zijn. Zij hebben een brommertje (fietsers eigenlijk niet gezien), laten zich vervoeren door de gele taxi’s, of goedkoper, door de groene busjes. Wachten totdat het busje vol is en rijden maar, een grote grijze stinkende uitlaatwolk achter zich latend.

Soms zien we mensen met een kapje voor de mond. Niet echt onverstandig. Sunrise by Bamako bestaat niet vanwege de smog. s Avonds laat komen wij in het donker in Bamako aan en wij hebben geen idee waar we een camping kunnen vinden. Bij een politieman vragen we de weg. We kunnen op de parkeerplaats bij het politiebureau staan voor veel geld. Daar hebben we geen zin in. Hij wil ons ook wel naar een ander adres brengen en vraagt er wederom behoorlijk wat CFA-tjes voor. Je bent een reiziger of niet, dus vragen we hem de weg en vrij gemakkelijk vinden we ons onderkomen bij ‘Maison des Jeunes’ (jeugdherberg) vlak bij de rivier de Niger. Eigenlijk zijn er geen kamers meer beschikbaar, maar we mogen op de parkeerplaats staan, ons daktentje uitklappen en gebruik maken van het sanitair. Na een verkwikkende douche vallen we snel in slaap en slapen als rozen.
29-12-2008 t/m 01-01-2009, Bamako

We hebben behoorlijk wat bekijks, hier op de parkeerplaats. De mensen zijn nieuwsgierig en knopen een praatje aan. Leuke contacten! We besluiten om een aantal dagen te blijven, moe als we zijn van de vele dagen achtereen grote afstanden rijden. We lopen zó het centrum in en dat is een belevenis op zich.

Op het eerste gezicht één grote warboel, chaos, stank en vuiligheid. Maar bij een tweede beschouwing sfeervol, kleurrijk, bedrijvig en overweldigend. In elk gaatje is een bedrijfje gevestigd (veelal in oude roestige zeecontainers) en daarvóór zitten groepen vrouwen te koken, haren te vlechten, stof verkopen, etc. Links en rechts scheuren daar dan de auto’s, taxi’s en busjes toeterend doorheen. Alle Bamakezen lijken tegelijkertijd boodschappen te doen, want de smalle straatjes zijn afgeladen en er wordt volop gehandeld en afgedongen. De zanderige straatjes zijn echter zó vuil, dat we het niet aandurven op onze slippers te gaan lopen….

Jeroen raakt in gesprek met Aboubacar. Hij is werkzaam bij een project voor straatjongeren dat een werkplaats heeft pal achter onze parkeerplaats. Alles moet Jeroen in zijn hoedanigheid van consultant lezen; het statuut, de reglementen, de begroting en de foto’s van de jongeren. Later worden we voorgesteld aan zes jongens en de bazin van het project, een echte ‘Big Mamma’, die tevens het restaurant/nachtclub achter ons runt. Bevlogen mensen, met het hart op de goede plaats. De jongeren doen in het project vooral werkervaring op en verkopen hun producten weer. Ze vormen een hechte groep en het is een duidelijk alternatief voor zwerven over straat en lijm snuiven. We horen dat er groot feest is met oud & nieuw en daarom besluiten we dat mee te gaan maken. Aboubacar wil ons wel helpen bij de gratis optredens te komen.

In de stad gaan we op zoek naar spaarlampen van 5 Watt voor buitenverlichting. Dankzij Arjan kunnen we nu onze omvormer gebruiken en daar willen we de buitenverlichting op aansluiten. We zoeken, vragen, lopen en uiteindelijk vinden we wat we zochten: een spaarlamp aan een knijpermechanisme en voldoende lang snoer. Ter plekke wordt de boel voor ons in elkaar geschroefd en gesoldeerd. Aboubacar vertelt ons dat we zijn uitgenodigd door Big Mamma om bij haar thuis te eten en daarna de stad in te gaan voor het oudejaarsfeest. Te gek natuurlijk! Ook wordt Jeroen nog voorgesteld aan de man van Big Mamma, genaamd Mangala Camara. Het is een onderuit hangende, wat slungelige, slome man in een zeer slecht zittend pak die praat alsof hij dodelijk vermoeid is.

Om acht uur ’s avonds zou Aboubacar ons ophalen, maar om negen uur nog steeds geen taal of teken. We overleggen even: zijn we écht uitgenodigd, of was het uit beleefdheid? We besluiten om bij de auto te blijven, eten te gaan koken en als Aboubacar alsnog opduikt, hebben we alvast eten voor de volgende dag. Net als we op het punt staan te gaan eten, komt onze vriend aangereden op zijn brommer. Hij regelt een taxi voor ons en scheurt met zijn brommer voorop. De rit duurt zeker 20 minuten en we ervaren hoe uitgestrekt Bamako eigenlijk is en hoe breed de Niger. Big Mamma ontmoeten we in de salon, half bloot op een bank t.v. kijkend. Ze vertelt dat het project momenteel 18 jongeren heeft en die wonen allemaal in het grote huis. We zien dan ook voortdurend mensen komen en gaan en snappen nog niet veel van de familieverhoudingen, omdat ze iedereen als ‘zoon’ en ‘dochter’ voorstelt.
Op een gegeven moment rond 11 uur zijn wij nog de enigen in de salon, is iedereen weg en krijgen wij al een knagende honger, omdat we sinds de ochtend niets meer hebben gegeten. Aboubacar duikt weer op, nu met weer andere vrienden en verdwijnt weer. Big Mamma zien we nog even in een avondjurk en mooi opgemaakt. We kijken op de t.v. naar de live-reportages van de optredens in de stad. We verwachten hevig swingende Malinezen te zien, maar verbijsterd constateren we dat het publiek uitdrukkingsloos het geheel aanziet. Giechelend stellen we vast dat we weer een zeer bijzondere oudejaarsavond beleven! Ina haalt haar mobiel tevoorschijn en meldt dat het 6 minuten voor 12 is. We gaan naar het dak van het huis en zien boven Bamako het vuurwerk. Hardop wensen we elkaar en al onze familie en vrienden een Gelukkig Nieuwjaar! Sambè sambè!
Ja! Eindelijk! Aboubacar nodigt ons om 1 uur ’s nachts voor het eten uit dat Big Mamma heeft bereid. Een grote schaal met sla, gebakken banaan en kip met brood wordt op de grond gezet. We wassen onze handen, kruipen er met z’n allen omheen en eten met de rechterhand met smaak. We krijgen nu ook te horen dat Mangala (je weet wel, die met dat slechtzittende pak) een zeer beroemde muzikant is, in de band van de wereldberoemde Salif Keita heeft gespeeld, vorig jaar de prijs heeft gewonnen van meest veelbetekenende muzikant van Mali en momenteel treedt hij op in Bamako waar we naar toe gaan. We krijgen fotoalbums op schoot van de carrière van Mangala en in de recensies wordt zijn stijl beschreven als een mix van traditionele Malinese muziek en blues.
In de nachtclub waar Mangala en z’n band optreden zijn alle Malinezen in avondkleding. De vrouwen zijn prachtig opgemaakt, haar opgestoken, naaldhakken, elegante jurken. De mannen in pak, stropdas en lakschoenen. Wij zelf zijn reddeloos ‘underdressed’. Mangala in zijn slechtzittende pak, heeft een cowboyhoed opgezet en speelt in rommelige stijl gitaar en zingt daarbij met veel improvisaties. Het geheel swingt wel degelijk. Echter, ook hier geen uitzinnig dansende mensen menigten, maar heel rustige Malinezen. Als ze al dansen, dan is het een soort schuifelen, ‘slijpen’ zoals wij dat vroeger noemden. Wij zien opeens Big Mamma op ons afkomen die we sinds 10 uur niet meer hadden gezien. Ze troont ons mee en regelt twee stoelen. We worden bijna naast Mangala gezet, vlak voor een oorverdovende luidspreker. We voelen ons wat opgeprikt en bekeken en grijnzen elkaar maar wat dommig toe. Naast Ina zit nog een voluptueuze vrouw met een tasje op haar schoot en mobiel in haar hand een smsje te versturen. Ze krijgt plots de microfoon in haar handen gedrukt door Mangala en de vrouw neemt prompt de zanglijn over en geeft de microfoon pas na 10 minuten terug. De band gaat uit zijn bol, de luidspreker kraakt, knarst, piept, onze trommelvliezen staan op knappen en de reactie van het publiek? Geen noemenswaardige reactie van de aanwezigen. Slechts twee keurig geklede mannen staan vlak voor de band wat timide te bewegen, waarbij de ene heen en weer schuifelt met zijn voeten en de ander met handgebaren lijkt uit te leggen waar het allemaal over gaat. Om half vier hebben wij het wel gezien en dat blijkt precies samen te vallen met het uithoudingsvermogen van Big Mamma. Ze staat op, schuifelt naar de band en maakt duidelijk dat het zo tijd is om te nokken. De band improviseert nog naar hartelust door en herhaalt eindeloos eenzelfde thema. Nu staat Big Mamma voor een tweede keer zeer gedecideerd op en Mangala begrijpt direct dat zijn laatste maatje geklonken heeft. Slechts wij en een paar expats applaudiseren.
In vliegende vaart worden we weer bij onze BIG BOY gebracht en de dreunende bassen van het feest in het restaurant/nachtclub achter ons komen ons tegemoet. Onze parkeerplaats staat vol met brommers en de talloze jongelui kijken met open mond toe hoe die twee Nederlanders het trapje opklimmen naar hun daktent. Om 5 uur vallen we ondanks de herrie in slaap.
Vandaag nog maar even een rustdag. Bijkomen van Bamako en het feest. We leren de buurt en de vriendelijke mensen die onze BIG BOY passeren kennen. Iedereen begroet ons. “Bonjour! Ça va bien?” Dat gaat de hele dag zo door. Ze maken een gezellig, kort praatje met ons, bewonderen onze Toy met daktent en gaan weer verder. Een Malinese student, die zeer goed Engels spreekt vraagt wat voor boek Jeroen leest. De tuinman komt elke dag onze lege flessen ophalen voor hergebruik. Eén van de bewakers vertelt ons dat we mooie wandelschoenen hebben en dat we ze niet onder de auto moeten laten staan, anders zijn ze zo verdwenen. Ons plekje begint op een hangplek te lijken.
’s Avonds horen we Malinese muziek van een bandje die naast ons oefent. De sporters komen voor hun training judo, karate, jiujitsu of boksen. Het personeel installeert zich op het plein op plastic stoelen en krijgen eten van vrouwen. Met het bord op schoot volgen zij het nieuws op de grote t.v. Wij sluiten bij hen aan met een kop koffie om zoveel mogelijk de muggen rond onze Toy te ontlopen. Malaria hopen we niet te krijgen dankzij onze bittere ‘lariammetjes’

02-01-2009, Djenné
We vertrekken vroeg naar Djenné. Op de kaart hebben we uitgerekend dat we 575 km te gaan hebben. De doorgaande provinciale tolweg (75 eurocent) loopt door een plat en droog graslandschap met veel baobab-bomen en termietenheuvels.
We steken de rivier de Bani over waar vrouwen aan het wassen zijn en mannen zand uit de rivier halen en we rijden door talrijke kleine dorpjes. Elk dorpje heeft ettelijke hoge drempels waar we, zelfs met de Toy en extra sterke schokbrekers, rustig overheen moeten rijden. Hierdoor en vanwege de foto- en filmstops is onze gemiddelde snelheid laag.

Na negen uur komen we bij het pontje van Djenné. De oversteek is in 5 minuten gepiept. Op zoek naar een camping. Die hebben ze hier niet. De ‘Lonely Planet’ beschrijft een plek waar we de auto kunnen parkeren en waar ze toiletten hebben die lijken op ‘het zwarte gat van Calcutta’. Daar krijgen we geen vrolijke beelden bij. Gelukkig toch een schone en gezellige auberge gevonden. De Toy kon nog net op de binnenplaats. We staan met de kont tegen de muur en met de koplampen bijna in het souvenirswinkeltje.

We klappen de daktent open en we hebben veel bekijks, zowel van de plaatselijke bevolking als de toeristen die hier in grote getale naar toe worden gebracht. Ze bewonderen ons intérieur en de daktent en vragen of het lekker slaapt. Vooral de plaatselijke bevolking vindt de daktent zeer interessant. Big Mamma uit Bamako was zelfs bezorgd en vroeg of we niet bang waren dat de tent van het dak af zou vallen. En de mannen kwijlen bij de auto, lopen er omheen en benoemen de technische snufjes van de Toy. Na alle garagebezoekjes zijn we ook dik tevreden met onze BIG BOY!
03 t/m 04-01-2009, Djenné
Djenné is één van West-Afrika’s oudste stadjes. Het ligt op een eiland omringd door de rivier ‘Bani’ en staat op de lijst van Wereld erfgoed. Alle huizen zijn gebouwd met modderstenen. Zand wordt afgegraven en vermengd met kleine stenen en zo in de zon gebakken. Daarna wordt de gevel met modder gestuukt.

De eerste dag zijn we lui, we lezen een boek en zien een bruidspaar op het grote plein voor de auberge. Alle mannen en vrouwen dragen traditionele kleding. het ziet er vrolijk uit. We filmen ze en maken foto’s. Pas de tweede dag lopen we tegen het eind van de middag het stadje in. We zien de imposante en grootste moskee ter wereld gebouwd van klei. Djenné is een toeristische trekpleister en dat merken we meteen aan kinderen die op ons afkomen en een snoepje of zelfs geld vragen en vrouwen die ons allerlei sieraden willen verkopen.

In de rivier doen de vrouwen de was en de afwas. We vragen ons af of het bruine, troebele water schoon is. Een jongen brengt de gedroogde bakstenen op de oever. Het vee ligt rustig en tevreden aan de rivier. In het stadje spelen kinderen. Vrouwen kletsen met elkaar. Zondag in Djenné.

05-01-2009, Bambara Maoundé
Wat we niet willen missen, is de markt op maandag naast de kleimoskee. Mensen komen van heinde en ver, lopend, met een brommer of met de kar getrokken door een ezel, paard of os. Sommigen zijn al op zondagavond gearriveerd. En allemaal moeten ze het pontje over. Behalve dat de mensen hun waren verkopen, handelen ze onderling ook met elkaar. Wij doen er onze boodschappen en slaan vooral verse groente en fruit in. Veel keuze hebben we niet: aardappelen, kool, wortels, komkommer, tomaten, rode pepers, bananen en papaja. In de winkel is soms blikgroente te koop, maar verder dan spercibonen en doperwten komen ze niet. We zien dat de mensen geen honger lijden, maar of ze voldoende gevarieerd kunnen eten, weten we niet.

Na de boodschappen rijden we tegen tienen Djenné uit. Nog steeds zien we mensen met karren komen om hun waar op de markt te verkopen.
Wij rijden naar het noorden, weer richting de woestijn. In Douentza slaan we linksaf zo de piste op. Aan het begin van de piste staat het bord: Timboektoe 190 km. Voor ons zien we een prachtige rotsformatie en in onze spiegel zien we voortdurend een grote rode stofwolk. Wanneer we auto’s tegenkomen, draaien we snel onze ramen en binnenventilatie dicht. We passeren elkaar en even zien we niets. We gaan op in de rode wolk. Dan ligt voor ons weer de piste, die later overgaat in een wasbord. Toch kunnen we een snelheid van 60 km/u halen. Niet slecht!

Heel verrassend zien we plots veel water in deze zeer dorre streek. Het vee drinkt er en er zijn veel vogels. Timboektoe halen we vandaag niet meer. Wel het gehucht Bambara Maoundé. We vinden zowaar een auberge die kamers verhuren. “Maar wij hebben een tent”, zeggen wij en wijzen naar het dak van de auto. Geen probleem volgens de man en hij wijst naar een stukje beton voor een paar deuren waar we onze tent kunnen opzetten. We leggen hem uit dat het een daktent is. Hij loopt naar de zijkant van het gebouw, maakt grote armgebaren en voor 5.000 CFA (€ 7,50) kunnen we hier vannacht slapen. Voor ons wel een probleem, want we moeten dan tussen het afval slapen, de koeien- en kamelenstront en langs de kant van de piste. Eén passerende auto en dan liggen we letterlijk in een zandbak te slapen.

We rijden terug naar het gebouw waar met grote letters op staat: campement. Dit is geen camping, maar men biedt kamers aan of een matras op het dak waar je onder de sterrenhemel kan slapen. De baas is nog niet thuis en de vrouw zegt tegen Jeroen dat zij niet met hem wil praten. Ondertussen komt iemand van de gendarmerie aanrennen. We kunnen veilig naast de post slapen. Nee, niet gratis. Iedereen probeert hier te handelen en gelijk hebben ze, maar wij wachten geduldig op de baas. Tegen de schemer zien we hem uit een auto stappen. Hij is keurig gekleed in pak. De vrouw loopt naar hem toe en pakt zijn aktetas uit zijn hand. Wij mogen onze auto op zijn terrein parkeren die ommuurd is. “En wat betalen we?” Dat was geen probleem. Dat zien we morgen wel. Wat wij maar willen. Of we geven een kado aan zijn vrouw. De man loopt zijn huis binnen en een andere man opent het ijzeren hek. Jeroen rijdt de Toy naar binnen. En weer staan we met de kont tegen de muur, maar nu met de koplampen naar het terras van de baas. In de hoek is een toilet, niet meer dan een gat. Water halen we uit een ton en daar spoelen we mee door. Eenvoudig, maar het werkt! Elektriciteit hebben de mensen niet. Het licht van de bijna volle maan is voldoende om te kunnen zien waar we lopen. We eten wat, we lezen wat en we gaan vroeg naar bed.
06-01-2009, Timboektoe (Tombouctou)
We worden uitgenodigd door onze gastheer het ontbijt met hen te nuttigen. Zijn vrouw Sofia is inmiddels aan ons gewend en heeft veel plezier met ons. Ze praten Frans met elkaar, omdat hij een Malinké is en dus Bambara spreekt en zij een Touareg en dus Tammachek spreekt. We eten galette (grote poffertjes) die we in kipbouillon dopen. Hij probeert ons brood met Hollandse pindakaas. Voor onderweg krijgen wij allerlei lekkers mee, zoals dadels, pinda’s en cakejes. Wij geven hun flessen drinkwater en een flinke zak groente en fruit waar ze erg blij mee zijn. Na telefoonnummers te hebben uitgewisseld worden we uitgezwaaid.

We gaan vandaag naar Timboektoe toe! De laatste 100 km rode wasbordpiste. Rijden op zo’n piste is voortdurend het gevoel hebben dat je te hard rijdt en dus de impuls hebt om af te remmen. Daar moet je echter niet aan toegeven, want dan rammelt de auto uit elkaar. We moeten minstens 60 km per uur rijden om de Toy min of meer te laten planeren. Rijd je echter te hard, dan gaat de auto zweven, wordt stuurloos en stuiter je van de weg af. Zeer uitdagend dus. Vroeg in de middag staan we voor de Niger, de op twee na grootste rivier van Afrika. Ruim vierduizend kilometer loopt hij als een halve maan over de borst van Afrika: vanuit de bergen van de Fouta Djalon in het westen van Guinée, dan naar het noorden door Mali de Sahara in, vervolgens plotseling naar het zuiden door Niger, Benin en Nigeria en tenslotte mondt het uit in de Golf van Guinee. Niger is afgeleid van het woord ‘n’ger’, dat in de taal van de woestijnnomaden eenvoudig ‘rivier’ betekende.

We steken over met de pont en komen aan in Tombouctou! De stad heeft het imago van ‘het einde van de wereld’ en daar stel je je van alles bij voor, maar eigenlijk is het niet veel. Vroeger was het een top handelscentrum van goud uit het Zuiden en zout uit het Noorden. Drie keer per week komt er nu nog steeds een kamelenkaravaan met zout. Fraai is om te zien dat de stad echt aan de rand van de zandwoestijn ligt. De straten gaan gewoon over in zand, de eindeloze verte in. We staan weer op de parkeerplaats voor een hotel, naast allerlei overlanders die ook naar het festival in Essakane gaan. We ontmoeten Ali, een handelaar in weefstoffen en we komen overeen dat hij gratis met ons mee mag rijden als hij ons de weg wijst. Engelsen (Jonathan en Joe in een LR 110) sluiten zich bij ons aan.
07-01-2009, Essakane (Festival au Desert)
We hebben veel aanspraak en alom wordt onze Toy bewonderd. Apetrots worden we ervan. Vlak voor ons vertrek naar Essakane horen we dat een Britse reisorganisatie heeft besloten niet met hun bus met 20 passagiers te vertrekken in verband met rebeldreiging en gevaar voor kidnapping. Dat is een domper van jewelste en we overleggen kort wat dit betekent voor ons. We zijn er snel uit: we gaan en Ali weet een route die niet veel wordt gebruikt en wel heel snel is. Al gauw verlaten we inderdaad de piste en we vinden een spoor door de zandduinen. Prachtige omgeving en heerlijk offroad rijden.

Onderweg stoppen we een aantal maal om te genieten en om hout te verzamelen voor het kampvuur. Na twee uur rijden komen we in Essakane aan. We hebben het bereikt! Het festivalterrein ligt midden in een duinen-gebied met verspreid staande cram-cram bomen, overal staan nomadententen en 4×4’s onder de bomen.

We zoeken een mooie boom uit en installeren ons. Een zalig campinggevoel komt over ons. Eindelijk geen parkeerplaatsen meer, maar echt kamperen in de natuur, met veel ruimte om ons heen en een heerlijke ontspannen sfeer. De temperatuur is zeer aangenaam, zonnig, prettig warm en ’s avonds koelt het lekker af. Politie, gendarmerie en de Nationale Garde zorgen voor de nodige veiligheid. We voelen ons zeer safe.
08 t/m 10-01-2009, Festival au Desert in Essakane
Op het festivalterrein is het aanvankelijk nog rustig, maar gedurende de hele dag komen er 4×4’s aangereden vol met mensen. Wat ook de hele dag voortgaat zijn de verkopers van allerlei prullaria die voor ons blijven staan tot ze snappen dat ons ‘nee’ ook echt nee betekent. Dit geldt ook voor de intimiderende aanbieders van een ritje op een kameel. Ze laten het kwijlende beest vlak bij ons staan, maar we geven geen krimp. Voor Malinezen is het festival vrij toegankelijk. Alleen de bezoekers die geen Afrikaans paspoort hebben, betalen de forse prijs van 130 euro per persoon.

Het festival wordt geopend met allerlei officiële toespraken van notabelen en ook wordt stilgestaan bij de rebeldreiging van Touareggs in het Noorden van Mali. Eén spreker is dermate geestdriftig in zijn pleidooi (we moeten hard applaudiseren van hem voor de vrede), dat ons het gevoel bekruipt dat de beste man eerder met geweld de vrede wil bereiken dan met diplomatie. Wanneer we de toespraken allang zat zijn, start de kamelenrace. Er zijn prijzen te winnen voor de mooiste, de snelste en meest stijlvolle. In volle vaart komen ze joelend in kleine groepjes de duinen af denderen, op het laatste moment stoppend voor het publiek.

Vervolgens komt er eindelijk muziek: de ene traditionele groep na de andere met allemaal de zelfde monotone dreun en jammerende zang. De vele Malinezen (verkopers, kamelendrijvers, e.d.) zijn wel enthousiast. De sfeer is prachtig, want we zitten op een duin, warmgehouden door vuurkorven, onder een sterrenhemel met volle maan!

Om 11 uur komt Salif Keitá met zijn band en dát is supermuziek. Iedereen verlaat het duin en gaat voor het podium staan swingen. Salif is een albino, maar hij heeft alle uiterlijke kenmerken van een neger. Hij heeft veel betekend voor de positie van albino’s in Afrika, want ze werden minderwaardig behandeld en kleine baby’s werden er zelfs om vermoord omdat het bijgeloof zegt dat albino’s ongeluk brengen. Al met al rolden we tevreden in bed.

De tweede festivaldag verglijdt, we lezen, zitten in de zon, hangen in de hangmat, sturen de verkopers weg en verzetten ons ook ferm tegen de Nationale Garde die geld eisen omdat ze ons bewaken. De 4×4’s om ons heen verenigen zich snel en we spreken gezamenlijk af niets te betalen. Dat werkt, want daarna werden we niet meer gestoord. De muziek valt deze avond erg tegen. We kunnen nog wel leven met muziek die niet helemaal je smaak is, maar musici die technisch onder de maat zijn kunnen we slecht verteren. De ene Touaregg-groep na de andere komt op het podium, met valsgestemde gitaren. De Malinezen gaan wel uit hun dak. Leuk voor hen….. De betalende niet-Afrikanen taaien al snel af en zo liggen wij al voor 12 uur in bed.

De derde dag lunchen we met Jonathan en Joe (heerlijke gefrituurde vis) bij één van de vele eettentjes en besluiten we ook de avondmaaltijd samen te nuttigen. We sommen op wat we nog in huis hebben en komen op het volgende: aardappels, ui, wortel en een enkele tomaat. Jonathan en Ina gaan daar een stoofpot van maken in een ijzeren ketel op het kampvuur. Joe en Jeroen gaan lamsvlees halen bij de slager die zich ook op het terrein heeft geïnstalleerd. De beesten staan op een met takken afgeschermde plek te wachten op hun einde. Vele anderen zijn hun al voorgegaan en hangen gestroopt in de bomen. Je zou er (weer) vegetariër van worden. We eten overigens met smaak bij het kampvuur.

De muziek is gelukkig goed, we genieten, swingen en gaan helemaal los als Habib Koité het festival afsluit. Zeer muzikaal, goed uitgevoerd, virtuoze bandleden, kortom voor ons is het festival geslaagd.
In verband met de verwachtte drukte bij de pont over de Niger bij Tombouctou, besluiten we vroeg te vertrekken. We liggen om 3 uur in bed en staan om 5.45 uur op…. Veel auto’s staan al klaar met draaiende motor en als de zon net opkomt en de maan net onder gaat, rijden wij door het mulle zand de poort uit, terug naar Tombouctou en de bewoonde wereld. Het was een onvergetelijke ervaring en hebben volop genoten, vooral van de sfeer.

11-01-2009, Douentza
Ali rijdt weer met ons mee en hij moet naar Bambara Amoudé, zijn dorp ligt 20 km verderop. Het blijkt dat hij ons campement bij Sofia goed kent, hij heeft zelfs het uithangbord geschilderd. Onderweg zien we een auto van 4 Fransen op zijn kant liggen en de vrouwen zitten in de berm. We stoppen en het ongeluk blijkt pas gebeurd. Eén vrouw heeft haar hand flink kapot en ze is vreselijk overstuur. Ina probeert haar te helpen. Intussen gaat Jeroen informeren bij de mannen hoe het ervoor staat. De auto is behoorlijk beschadigd, is ook op z’n kop geweest, al het glas is eruit, kortom een ravage. Met de sleepkabel aan de Toy wordt de auto weer op zijn wielen gezet en zien we dat 2 wielen kapot zijn en er is slechts 1 reserveband. We bieden aan hulp te gaan halen in Bambara 10 km verderop, Ali is daar immers goed bekend en hij kan tegen een normale prijs vast wel een sleep regelen. De Fransen willen echter alles zelf doen, we kunnen niets meer voor ze doen. We wensen ze sterkte en rijden vol zorgen en onbegrip door.

In Bambara lunchen we nog even met Ali en nemen afscheid van hem. Daarna rijden we door naar Douentza en slapen daar in een campement met onze Toy weer midden op een (te) kleine binnenplaats.
12 t/m 13-01-2009, Dogon regio
We staan weer op tijd op, omdat we achter een 4×4 met 4 Duitsers mogen rijden. De chauffeur hadden we al ontmoet op het festival in Essakane (Jeroen had zijn slipper geleend om de vuurkorf wat aan te wakkeren). Later kwamen we hem weer tegen op de pont over de Niger en hij stelde voor ons te helpen de weg te vinden richting de Dogon vallei. Vooral in het begin schijn je snel te kunnen verdwalen vanwege de vele sporen. Prima geregeld dus.

We stellen ons voor aan de Duitsers en we gaan op weg. Een van de Duitse vrouwen blijkt fotofanaat te zijn en wil bij elke bocht een kiekje maken en eveneens bij elk dier dat ze ziet: ezels, geiten, een dromedaris, nog meer ezels, nog meer geiten. En steeds als ze een foto maakt komen er kinderen op haar af die ze vervolgens een snoepje geeft. We kunnen ‘mooi’ zien hoe het bedelgedrag van de Afrikaanse kinderen ontstaat. Op een gegeven moment wordt het zelfs de chauffeur te gortig en begint te toeteren als het te lang duurt. Uiteindelijk komen we toch aan in Koundou.

De eerlijkheid gebiedt ons echter te zeggen dat de Dogon regio zeer fotogeniek is. Authentieke dorpjes liggen tegen een rotsmassief aan, soms er op, soms er zelfs in. Als zwaluwnesten hangen de bouwsels in spleten van de rotswand, gemaakt van klei en stenen. Er zijn volop bronnen, zodat er intensieve landbouw is op de vlakte. We zien dan ook veel bedrijvigheid op het land, drukte bij de waterputten, in groepen ritmisch dorsen van graan. Een smal karrespoor loopt van dorp naar dorp en met een 4×4 gaat het net. Een prachtige omgeving en ook wij schieten (te) veel plaatjes.
In de namiddag gaan we nog met de Duitsers mee een wandeling maken, onder leiding van een gids (dat zat bij hun in het arrangement). We klimmen het rotsmassief op en komen onder een vertikale wand uit. Daar blijkt een kleine nederzetting te zijn in grotten. Vierhonderd jaar geleden zijn de oorspronkelijke bewoners uitgestorven.

Ze leefden van de jacht en landbouw en werden niet groter dan één meter. Terug in het campement krijgen we nog uitleg over het houtsnijwerk op de luiken voor de ramen in de Dogon regio. Het zit vol symbolen die verwijzen naar legenden,tradities en religie. Onder andere een traditie met betrekking tot tweelingen. Een moeder met een tweeling moet gaan bedelen en mag niet werken, ze moet leven van de giften die ze krijgt. De Duitse vrouw roept ontzet uit dat dat toch een slechte traditie is, (“Beteln ist nicht gut!”) niet beseffend dat ze zelf de hele dag bedelgedrag creëert. We kijken elkaar veelbetekenend aan en doen er het zwijgen toe….

De Toy mag geparkeerd worden op de binnenplaats naast het campement. Daar woont een grote familie, tezamen met hun dieren. We zijn waarachtig op een kinderboerderij terecht gekomen. We worden omringd door heel veel kinderen en heel veel geiten, koeien, kippen, honden en een ezel. Om te slapen vinden we het geen probleem, maar om in dit circus te koken trekt ons niet erg en dus gaan we luxe uit eten in het campement, rijst met gegrilde kip. Om 4 uur ’s nachts neemt de haan wraak, maar houdt gelukkig uiteindelijk zijn snavel.
We mogen ook vandaag met de Duitsers mee (dansceremonie en wandeling). Ze zijn werkelijk heel vriendelijk, maar we kiezen voor onze vrijheid en gaan zelf op pad.

Bij het dorpje Banani verlaten we de vlakte en rijden we het rotsmassief op. We hebben van bovenaf een prachtig uitzicht op de dorpjes en we gaan uitgebreid ontbijten en koffie drinken. Voor de zoveelste keer feliciteren we onszelf met ons besluit deze reis te gaan maken. We genieten er intens van en ook van elkaar. Bovenop het rotsmassief is een plateau met veel waterbronnen, waardoor verbouw van kleine uien mogelijk wordt. Heel onverwacht en verrassend in deze droge regio.

Een schitterend gezicht, groene halmen, helder stromend water, vrouwen in het veld, kinderen spelen, een heel rustige sfeer. Op een gegeven moment komt een grote bestelbus ons tegemoet en het blijken de twee Spanjaarden te zijn die we hebben ontmoet bij de Malinese grens (dat gedoe met het laissez-passer). Een leuk weerzien en ook zij hebben het zeer naar de zin.

We verlaten het rotsmassief, rijden door een glooiend gebied met water en uienteelt en komen aan in Bandiagara. We proberen weer een cybercafé met internet te vinden, maar ook hier lukt het niet. We bellen even kort naar Rhani om te horen of thuis alles goed is en om door te geven waar wij zitten. Vervolgens rijden we naar het Zuidelijkste deel van de Dogon regio over een piste vol met kuilen om regenwater door te laten. De route is overigens prachtig.

In Bankass bezoeken we de zeer grote markt en kopen oliebolletjes. Een kleurig geheel met een mooie kleimoskee op de achtergrond, net als in Djenné. Het blijft echter wel wennen aan de sterke mestgeur die op de markten in Mali hangt. Er worden namelijk bolletjes mest van geiten verkocht. De keutels wordt geraapt en tot balletjes gekneed en vervolgens verkocht op de markt.
In Koro voor de grens van Burkina Faso zoeken we een plekje in een campement en wederom past de Toy net in het steegje.
BURKINA FASO
14-01-2009, van Koro naar Ouagadougou
Na een lange nachtrust, zelfs de moskee niet gehoord, worden we uitgeslapen in Koro wakker. De zon is al op, de temperatuur nog aangenaam, maar dat zal in de loop van de dag veranderen naar zo’n 34 graden. We klappen de tent dicht, ontbijten, nemen een lauwe douche en vertrekken. Op naar onze volgende bestemming: Burkina Faso, door de Burkinabé’s kortweg genoemd ‘Burkina”.

In Koro werd onze laissez-passer door de douane ingenomen. De man bevestigde dat een laissez-passer 5000 CFA kost en op zon- en feestdagen 10.000 CFA (15 euro). Op deze dagen komt er TS bij: Travaille Suplementaire. We zijn bij binnenkomst in Mali dus niet opgelicht. Even buiten Koro moeten wij ons opnieuw melden. Jeroen gaat met het kentekenbewijs en de autoverzekering naar het loket waar een man alle gegevens opschrijft. Ina gaat met de paspoorten naar de politie. Geen loket, maar wel een tent waar een tafel en een stoel staat. Alles loopt gesmeerd, er wordt geen geld gevraagd, wel een goede reis gewenst.
We rijden verder over de rode piste door niemandsland en komen Burkina Faso in. Hier stappen we uit en we kopen in Tiou een visum voor 7 dagen. Langer was niet mogelijk, maar we kunnen het verlengen in de hoofdstad. Kosten visum: 10.000 CFA per persoon. Ook hier kopen we weer een laissez-passer, nu voor 5000 CFA. Het is immers een doordeweekse dag. Alle CFA-landen hebben deze melkkoe ingevoerd. Terwijl wij de formulieren invullen, komt een Fransman binnen met een stapeltje paspoorten van toeristen. We herkennen hem van de oversteek met de pont over de Niger. Op de pont zijn we in gesprek geraakt met zijn twee chauffeurs Eric en Yacobou, afkomstig uit Burkina. Het is een vrolijk weerzien. We vragen hen of zij een camping kennen in Ouagadougou. “We hebben wel gehoord van OK-Inn”, zegt Ina. De chauffeur wijst op de Fransman die de eigenaar blijkt te zijn. Hij zegt dat we hem kunnen volgen. De hele club toeristen stappen in en de vier Toys stuiven weg. Wij doen het rustiger aan en praten nog met een Nederlandse vrouw die inmiddels is aangekomen, maar dan op de fiets. Petje af! Op zo’n rode piste met hardrijdende auto’s en bussen heb je wat te verduren, namelijk verstikkend rood stof. Zij is uit Gambia komen fietsen (!) en is nu op weg naar haar dorp in Burkina waar zij drie maanden per jaar woont. “Jullie kunnen in mijn dorp overnachten, dan kun je tegen hen zeggen dat ik er over twee dagen aankom”, en ze wijst ons op de kaart waar haar dorp ligt. Wij besluiten toch in een rustig tempo door te rijden naar Ouaga(dougou).

Onderweg zien we weinig verschil in landschap met Zuid-Mali. De mensen zijn hetzelfde gekleed. De hutjes en voorraadschuren hebben dezelfde bouwstijl met dit verschil dat in Burkina muurtjes worden gemetseld tussen de gebouwtjes waardoor er een binnenplaats ontstaat. Ook vinden wij de dorpen opvallend schoner en zien we minder rondslingerend afval. Op de markt zien we dat er meer verschillende soorten groente liggen. Voor het eerst zagen we aubergine, peterselie en grote watermeloenen. Burkina Faso is één van de armste landen van de wereld. Tachtig procent van de bevolking is afhankelijk van de landbouw. In Burkiana Faso wonen mensen afkomstig van verschillende etnische stammen zoals de Bobo, de Lobi en de Gourounsi en de Mossi. De laatste stam is vanaf de rivier de Niger westwaards naar Burkina getrokken. Het eerste Mossi koninkrijk is meer dan 500 jaar geleden gevonden in Ouagadougou. Elders ontstonden drie andere Mossi-staten. Zij verdedigden zich tegen het Moslimrijk in Mali. De helft van de huidige Burkinabé’s zijn afstammelingen van de Mossi. In het noordoosten bevindt zich de stam ‘Peul’ die ook in zuidoosten van Mali en het westen van Sénégal voorkomen. Ali, onze gids naar Essakane, is een Peul.

In 1896 werd het huidige Burkina een Franse kolonie. De Fransen ontbonden de Mossi-staten en deze gingen op in de ‘Colonie du Haut Sénégal-Niger’. In 1919 werd het weer een aparte kolonie en kreeg de naam ‘Opper Volta’. In 1932 werd het land door de Fransen verdeeld over enerzijds Ivoorkust en anderzijds Mali en Niger. Na de WOII werd Opper Volta weer een eenheid. De Fransen concentreerden zich vooral op Ivoorkust vanwege de handel en zij investeerden nauwelijks in Opper Volta. In 1960 werd het land onafhankelijk. Er zijn verschillende coups gepleegd, maar zonder bloedvergieten. Zo kwam in 1984 Thomas Sankara middels een staatsgreep aan de macht en de naam werd veranderd in ‘Burkina Faso’ wat betekent: het land van de integere, eerlijke mensen. Sankara ging samen met zijn vriend Blaise Compaoré de strijd tegen de corruptie aan. De regering van Sankara heeft in een marathon van 15 dagen 60% van de kinderen laten vaccineren tegen mazelen, meningitis en gele koorts. Na een paar jaar beschuldigde Campaoré zijn vriend Sankara van algeheel economisch wanbeleid. Hij pleegde een coup en vermoorde zijn vriend Sankara, die later onder druk van de bevolking eerherstel kreeg. Hoe gemakkelijk een vriend vijand kan worden. Campaoré is nog steeds president van Burkina Faso, maar Sankara is degene die in Burkina een legende is geworden. Jan Brokken verhaalt deze gebeurtenis op prachtige wijze in zijn boek ‘Afrika’.

We rijden de hoofdstad Ouagadougou binnen (spreek uit met Surinaamse tongval: wakadoekoe) en zoeken in het centrum het onderkomen ‘Pavilion Vert’. We kunnen hier niet overnachten want onze BIG BOY past niet op het terrein.
Dan maar naar OK-Inn. Als we daar aankomen, zegt Jeroen verrast: “Nee zeg! Kijk daar eens!.” Tot onze stomme verbazing zien we Arjan en Inge voor hun auto zitten. Een hartelijk weerzien. We melden ons bij de Franse eigenaar en hij heet ons van harte welkom. We mogen gratis staan, gebruik maken van douche, toilet en zwembad en hij zou het waarderen als wij een hapje zouden eten in zijn restaurant. ’s Avonds gaan we samen met Arjan en Inge ons budget te boven, vieren wij ons weerzien en genieten wij van een copieuze maaltijd aan de rand van het zwembad.
15 t/m 17-01-2009, Ouagadougou
Vandaag gaan we ons visum voor Ghana regelen. We klappen de tent in en rijden naar de Ghanese ambassade. Al weer vullen we formulieren in, geven paspoort en per persoon vier pasfoto’s af en betalen per persoon 15.000 CFA (22 euro) voor een visum van 90 dagen en single entry. Morgen kunnen we onze paspoorten ophalen tussen 11.30 en 14.00 uur.

We rijden het drukke centrum weer in, de snelle brommertjes die zomaar voor de auto schieten proberen te ontwijken. Ouaga komt op ons over als één grote markt waar van alles te koop is met vriendelijke, niet opdringerige verkopers. We laten extra pasfoto’s maken en we vinden een supermarkt waar we o.a. Franse wijn kopen. Die hebben we dit jaar nog niet gehad, maar wel gemist. Ina koopt heerlijke verse aardbeien bij een mooi meisje en Jeroen maakt meteen vrienden met de parkeerwachters.
Terug naar OK-Inn, tijd voor de hangmat en zwembad! ’s Avonds eten we met Arjan en Inge onze traditionele maaltijd: canard uit blik, pommes de terres in eendenvet, haricots verts met knoflook en als toetje verse aardbeien met yoghurt. Pas mal, hein?! Bij de Britten Tom en Emma die ook bij OK-Inn staan wisselen we Ghanees geld: New Cedi. Ze waarschuwen ons dat we niet de oude cedies in onze handen krijgen, want die is niet meer geldig. Van Arjan en Inge krijgen we nog de wereld aan waypoints en dan zwaaien we hen uit. Zij gaan naar Ghana. Misschien komen we elkaar weer tegen in Togo of Benin, dan kunnen we het derde blik canard aanbreken. Het lijkt wel een Afrikaans reisritueel.

En wij klappen weer de daktent in, gaan geld wisselen en ons visum ophalen. Geld wisselen levert frustraties op. Ina loopt een bank in, wacht een behoorlijk tijdje tot ze aan de beurt is, laat de vrouw achter het loket zien dat ze euro’s wilt wisselen, vult een formulier in en dan zegt de vrouw doodleuk dat ze geen briefjes van 100 Euro aanneemt. Terug naar de auto om briefjes van 50 te pakken. Een Burkiné die ook in de bank was, heeft het allemaal gevolgd en hij adviseert Ina bij een andere, grotere bank het geld te wisselen. Bij de volgende bank echter accepteert men het rijbewijs niet als ID. De paspoorten liggen nog bij de Ghanese ambassade. “Bij ons is een rijbewijs een diploma”, verklaart de vrouw achter het loket. “Alleen als mijn baas ‘ja’ zegt, mag ik geld wisselen”. Ina zoekt het hogerop en laat de baas haar reeds verlopen internationaal rijbewijs zien. De man leest aandachtig de Franse versie en zegt dat het akkoord is. De vrouw wisselt het geld, ook de briefjes van honderd. Ondertussen haalt Jeroen de paspoorten en visa op.
In zo’n drukke stad krijgen we het al snel warm door de zon èn de uitlaatgassen. Terug in OK-Inn verwennen wij onszelf op een koele duik in het zwembad en we lezen op de luie ligstoelen. ’s Avonds ontmoeten we Eric en Yacobou weer. Zij nemen afscheid van ons, omdat zij de volgende dag afreizen naar Benin. Voordat zij weg gaan, geven zij ons Burkinese namen. Ze noemen ons Bila en Poko. Bila betekent ‘kleine man’ (klein grapje van hen) en Poko betekent ‘vrouw’. Bij het zwembad eten wij overheerlijke ‘brochette capitaine’, een spies met gegrilde vis.

Voordat we vertrekken, gaat Ina op zoek naar een internetcafé om het Mali-verhaal en foto’s op de weblog te zetten. Jeroen probeert intussen aan ‘bushwires’ te komen. Dit zijn staalkabels die van het voorspatbord naar het dak worden gespannen om overhangende takken op te vangen die anders tegen de voorruit slaan. Vlakbij OK-Inn vindt hij een winkeltje met elektriciteitkabels. Zodra Jeroen begint uit te leggen wat hij precies wil, staat er in mum van tijd een kring van deskundige en hulpvaardige mannen om hem heen. De noodzakelijke onderdelen moeten her en der bij elkaar worden gezocht, jongens springen op fietsen en brommers en Jeroen krijgt een stoel in de schaduw van de Toy aangeboden. Wachten dus maar. Van tijd tot tijd wordt er iets gepresenteerd, soms afgekeurd, soms goedgekeurd. Uiteindelijk is alles compleet en kan de montage beginnen. Goed gereedschap ontbreekt echter, dus haalt Jeroen zijn gereedschapskist tevoorschijn. Vier mannen werken tegelijkertijd aan hetzelfde onderdeel, nemen elkaar het gereedschap uit handen, duwen elkaar weg, druk pratend en gebarend. “Chef, c’est bon comme ça?”, vragen ze dikwijls aan Jeroen die de supervisie over het geheel heeft.

Al het gedoe rondom en op de auto trekt nog meer belangstellenden, zodat er een aardig oploopje ontstaat dat uitwaaiert over de drukke verkeersweg. Passerende automo-bilisten kunnen dat minder waarderen en geven toeterend van hun ongenoegen blijk. Maar het eindresultaat mag er zijn. Ina is inmiddels onverrichter zake teruggekeerd van het internetdrama, want dat wordt het zo langzamerhand wel. Een mailtje sturen was wel mogelijk, maar windows was niet geïnstalleerd en daardoor kon het weblogverhaal op de USB-stick niet op de site worden geplaatst. Ook de computer bij de receptie van het hotel werkt niet. We besluiten om de stad in te gaan en daar een internetcafé te zoeken. En dat lukt! Eindelijk staat ons verhaal van Mali met foto’s op onze weblog. We lezen met veel plezier ons gastenboek met de nieuwjaarswensen. Ook blij verrast zijn we met de reacties van ons onbekenden! Inmiddels is het de moeite niet meer om te gaan rijden en dus brengen we de nacht weer door bij OK-inn.
18-01-2009, Ouagadougou-Pama

We verlaten Ouaga om een uur of negen en rijden zeker nog een half uur door de stad en zijn buitenwijken. Overal zijn kleine winkeltjes waar alles door elkaar wordt aangeboden: houtskool, plastic emmers, benzine, groente, metaal, water in grote gele jerrycans, enz., enz. Onderweg naar Fada-Ngourma zien we het landschap langzaam veranderen. Steeds meer gele grassen zien we en meer bomen. Het krijgt een savannekarakter. Bij Pama (40 km voor de grens met Benin) zien we een bord: safari-campement. We rijden een zandweg in en na 3 km rijden we het terrein op van het campement. Daar zien we een Land Rover staan in safari outfit, dat wil zeggen: geen dak, voorruit naar beneden geklapt, achterin extra banken en in tijgerprint geschilderd.

Nog zo’n auto komt eraan gereden met blanke mannen erin, allemaal in kaki-kleding en met geweren. Ina vraagt zich hardop af waar we nu weer in verzeild zijn geraakt en Jeroen krijgt spontaan een déja vu: “Daktari!” We zijn dus in een slechte tv-serie verzeild geraakt. Ze vragen veel te veel geld voor een plek voor onze Toy en kamers zijn vanaf 75 euro per nacht. Snel zitten we weer in de auto en even later zien we langs de weg iets wat lijkt op een campement, maar er staat geen bord. We trekken de stoute schoenen aan en gaan informeren. Wat blijkt: ook hier Daktari! Groepen blanke mannen in kaki-kleding en met geweren stappen in 4×4’s en rijden weg. De eigenaar Tito legt uit dat dit inderdaad een campement is en dat we gerust voor de auto een plekje kunnen zoeken tegen een normale prijs. Er schijnt volgens hem veel groot wild te leven in de omgeving en daar wordt op gejaagd; buffels, leeuwen, antilopen. Op de vraag van Ina wat met de geschoten dieren wordt gedaan, krijgt ze als antwoord: “Voor de trofee”. Jeroen mompelt daarop dat je thuis dan wel een flinke schoorsteenmantel moet hebben, want boven de centrale verwarming slaat zo’n leeuwenkop nergens op!

Het campement is net gestart, daarom is er nog geen bord, maar het geheel bestaat al sinds 1965. Een Italiaanse versie van Hemmingway heeft het gebouwd en de vergeelde zwart-wit foto’s en de opgezette dierenkoppen getuigen van ’s mans hobby: jagen op groot wild. Dit doet Jeroen denken aan een uitspraak die hij ergens heeft gelezen:”Het speelgoed van jongens en mannen blijft hetzelfde, het enige dat verandert is de prijs!” De Toy staat onder de grote manggabomen midden op het plein. Helaas duurt het nog twee maanden voordat de vruchten rijp zijn. De werknemers wonen met hun gezinnen op het terrein, zodat we veel aandacht krijgen van de kinderen.

De bewaker meldt zich en verzekert ons van een veilige nacht, want hij slaapt bij de poort. Veel bewakers die we hebben meegemaakt hebben een lichamelijke handicap. Zo ook deze bewaker. Hij is halfzijdig verlamd (hemipleeg voor intimi), maar hij is wel mobiel. In Timboektoe daarentegen was de bewaker dermate gehandicapt, dat hij zich moeizaam schuivend op zijn achterwerk voortbewoog, hetgeen ons een heel veilig gevoel opleverde….
19-01-2009, Pama
De volgende ochtend laten wij ons informeren over het ‘Parc National de l’ Arli’. De zoon van Tito brengt ons naar het bureau waar ons een gids met geweer wordt toegewezen. Tevens lift een ander mannetje mee en samen rijden we over een piste met een snelheid van hooguit 30 km/u. De mannen zitten met geweer achterin op het bankje. Ina zegt tegen Jeroen: “Ik hoop dat het geweer niet op scherp staat. Het is op jou gericht en straks krijg je nog een nekschot.” Aangekomen in het safarikamp horen we helaas dat we tot het eind van de middag moeten wachten om de wilde dieren te zien, vinden we de entreeprijs veel te hoog en bovenal is het niet toegestaan om met onze eigen BIG BOY te rijden. We kunnen wel doorrijden naar een ander gebied, maar dat kost ons veel tijd en we willen vandaag in Benin zijn. We keren om, brengen de gids weer thuis en rijden naar de grens. Daar geven we bij de douane de ‘laissez-passer’ af en de politie stempelt in ons paspoort. ´Bila en Poko´ verlaten Burkina Faso.

BENIN
19-01-2009, Tanguiéta
“We benne in Benin”, zeggen we tegen elkaar als we de grens oversteken. “Gefeliciteerd!” We realiseren ons dat het heerlijk is om met eigen auto te reizen en baas te zijn over eigen tijd. Eerst melden we ons bij de politiepost die ons voor CFA 10.000 p.p. een visum verschaft voor 48 uur. Hij plakt keurig een sticker in ons paspoort en al weer is er een bladzijde vol. Hadden we misschien een zakenpaspoort moeten aanschaffen? De politieman vertelt ons dat we in de hoofdstad Cotonou, gelegen aan de kust zo’n slordige 600 km hier vandaan, het visum bij de ‘Direction Emigration Immigration’ moeten verlengen als we de 48 uur overschrijden. Hij weet niet voor hoe lang we het kunnen verlengen en wat de kosten zijn. We zullen het tegen die tijd wel zien.

We rijden verder naar de volgende slagboom voor een ‘laissez-passer’. Als we daar aankomen, staan vier auto’s voor ons geparkeerd. We stappen uit en lopen naar het loket. Een man houdt zich bezig met papieren voor de vier wachtende auto’s. Aan zijn gezicht en lichaamshouding valt te zien dat hij duidelijk niet gemotiveerd is voor het werk. Hij vult een aantal formulieren in, zucht, kreunt & steunt, kijkt om zich heen en hij staat moeizaam op. Langzaam loopt hij het kantoortje uit en verdwijnt met de stapel papieren achter de vier auto’s.
Als we ons bukken en een blik werpen door het kleine, open venster, kijken we op de rug van een man die een voetbalwedstrijd op t.v. aanschouwt. Hij gaat zo op in het spel, dat hij niet in de gaten heeft dat wij achter hem staan. Een andere beambte in uniform hangt in een eetkamerstoel met zijn benen over een andere stoel. Afrikanen kunnen in elk soort stoel hangen. Hij is in een diepe slaap verzonken. Ook hij schijnt baas te zijn, maar dan wel èn over zijn eigen tijd èn die van de baas! Opeens komen er vier luxe, opvallend schone auto’s aangereden en stoppen na de slagboom te zijn gepasseerd. Een Afrikaan in Europees pak stapt uit en loopt vriendelijk lachend naar het loket. In één van de smetteloos witte volgauto’s zien we een modieus geklede forse dame met zonnebril zitten. Zij kijkt niet op of om. In het kantoortje wordt er wat geroepen en in no-time schieten de beide mannen uit hun stoel. De zojuist wakker geschrokken man strijkt zijn haren en zijn uniform strak en de ander doet snel de t.v. uit. Voor het eerst zien we twee Afrikanen in de stress. Hoog bezoek! De vrouw is niemand minder dan de ‘First Lady of Blaisse’, ofwel de vrouw van de president van Burkina. Er worden handen geschud en een kort praatje gemaakt in het Frans. De Afrikaan stapt weer in de voorste auto en het hele gevolg zoeft weg, zo de grens over. De beambte die ruw uit zijn slaap werd verstoord, neemt plaats op de stoel. Hij wrijft zijn handen over zijn gezicht en hij kijkt ons lodderig aan. We zeggen meteen dat we een ‘laissez-passer’ willen en hij vult een formulier in. We betalen CFA 6.000, maar als hij de kwitantie geeft, zien we dat er op staat: 5.000 plùs een bedrag van 795 voor TS. Wij weten inmiddels dat TS ‘Travaille Supplementaire’ betekent. Aan de grens van Mali moesten wij 5.000 extra betalen, omdat het zondag was en men overuren maakte. Echter, nu is het een doodgewone doordeweekse dag en we vragen uiteraard waarom wij extra moeten betalen. De man, nog steeds met een slaperig gezicht, kijkt ons aan en hij zegt dat we de uitleg maar aan zijn baas moeten vragen. Hij wijst naar een kantoor aan de overkant van de weg. Inmiddels is de man die zich om de vier auto’s bekommerde teruggekeerd. Hij mengt zich in het gesprek, zegt dat we ook de 795 CFA-tjes moeten betalen, waarop wij weer een aantal vragen stellen. De man wil deze niet beantwoorden, blijft met ons over het item praten en zegt tevens dat hij niet in discussie wil gaan. Ook hij verwijst ons naar de overkant. Als we het kantoor aan de overkant binnenstappen, zien we de baas relaxt in een luie stoel zitten kijken naar dezelfde voetbalwedstrijd en we vragen om opheldering. Met luide, donkere basstem vertelt hij dat wij onze ‘laissez-passer’ wel hebben, maar dat daarna zij nog administratief werk moeten verrichten èn dat men 24 uur per dag deze grens kan passeren. Voilà. Daar is die TS voor. Wij krijgen de indruk dat elk CFA-land zijn eigen regels maakt en er onderling niets over afspreken. Overigens vertelden Arjan en Inge ons nog dat zij voor hun ‘laissez-passer’ in Mali CFA 20.000 moesten neertellen weliswaar bij een andere grensovergang, maar we constateerden unaniem dat zij zijn opgelicht. We hebben niets in te brengen en zeggen dat we terug gaan om het wisselgeld á 205 CFA te innen. Hierop begint de man te bulderen van het lachen en hij komt er zelfs zijn stoel voor uit. Wij snappen al lang dat niemand klein muntgeld kan wisselen. Dat is op het platteland in heel Afrika schaars. Zijn bulderlach betekent zoveel als ‘veel succes’ en wij lachen vriendelijk terug. Terug bij het eerste loket geeft de man ons nonchalant CFA 1.000 terug, wuift met zijn hand en zegt dat we het zelf moeten proberen te wisselen. Wij openen onze portemonnee en geven hem CFA 800 terug die hij verbaasd aanneemt. Elke grensovergang is en blijft een verrassing en is nooit saai.

In het dorp Djenné in Mali kwamen twee Duitsers op ons af om de Toy te bekijken. Zij werken beiden in Benin en gaven ons hun adres. Als we langs zouden komen, mochten we bij hen in de tuin staan. We besluiten hen op te zoeken en rijden naar Tanguiéta, 50 km van de grens. Matthias is juist herstellende van malaria en Beate van een ontsteking aan de amandelen. We zeggen dat we een ander plekje voor de nacht zullen vinden, maar zij staan er op dat we blijven en we krijgen een kamer met bed, toilet en douche. Die avond zorgen wij voor het eten (confit de canard met aardappels en salade) en zij voor de wijn. We schakelen om naar het Duits, alhoewel zij heel goed Frans spreken, en vragen hen wat voor werk zij hier doen. Matthias werkt voor het Nationaal Park Pendjari en is uitgezonden door de DED (Deutsche Entwicklungs Dienst). Hij probeert het park te promoten en verder te professionaliseren vanuit de principes van ecotoerisme. Zo heeft hij de structuur rond de gidsen verbeterd: opleiding, toetsing van niveau, vastgestelde tarieven, associatie voor gidsen, verdeling van de gelden voor de dorpen, enz. Beate werkt voor een andere organisatie, maar is wel nauw verbonden met het Nationaal Park. Zij richt zich op de afstemming van de belangen van het park en de belangen van de omringende 27 dorpen. Zij bezoekt daarvoor de dorpen rond het Nationaal Park en zij adviseert de bewoners hoe zij duurzaam kunnen profiteren van het toerisme dat het park aantrekt. Beiden hebben zij een contract tot 1 januari 2010. Matthias en Beate vertellen dat de jacht voor 70% de inkomsten te bepalen van het park. 30% daarvan gaat direct naar de 27 dorpen die daar allerlei duurzame projecten van bekostigen. Nu we horen wat voor goede zaken in de dorpen ontstaan dankzij de jachtinkomsten, moeten we onze aanvankelijk schampere houding ten opzichte van de ‘Daktari-jagers’ bijstellen; het ligt zoals zo vaak toch wat genuanceerder. De jacht is slechts toegestaan in aangewezen jachtzones en is gereglementeerd zodat het evenwicht bewaard blijft. Een jachtvergunning kost 350 euro. Na het afschieten volgt de afrekening: 750 euro voor een buffel en 2500 euro voor een leeuw. Vorig jaar is er 1 leeuw geschoten. Het zijn vooral Fransen en Italianen die jagen.

Tijdens ons diner stappen drie jongens de woning binnen. Zij wonen naast Matthias en Beate. De ouders van één van de jongens bekommeren zich niet meer om hem. In de middagpauze wanneer de kinderen naar huis gaan om te eten, bleef hij rond de school hangen. Zijn klasgenoot heeft hem meegenomen naar huis en nu is hij min of meer door de buurvrouw geadopteerd, terwijl zij het zelf helemaal niet breed heeft en met weinig geld haar eigen zes kinderen moet zien te onderhouden. Matthias en Beate hebben aangeboden dat de jongens ’s avonds in alle rust zonder het lawaai van hun kleine broertjes en zusjes huiswerk bij hen mogen maken. De jongens kunnen zo ook om hulp vragen bij het verplichte (!) vak Duits. De jongen vertelt dat hij in een klas zit met 59 kinderen. Op een dag werden de kinderen naar huis gestuurd. Slechts 7 kinderen mochten blijven. Hun ouders hadden het schoolgeld van CFA 30.000 per jaar (€ 45,00) wel betaald. Je vraagt je meteen af welke visie men in Benin heeft op het onderwijs. Wordt daar überhaupt (we praten immers de hele avond al Duits…) wel over nagedacht?
20-01-2009, Nationaal Park Pendjari
Om 5 uur ’s ochtends gaat de wekker. We schieten in onze kleding en gaan in het donker op weg naar het Nationaal Park Pendjari, genoemd naar de rivier die langs het park stroomt en deels de grens vormt tussen Burkina en Benin. Na een uur rijden over de piste komen we bij de ingang. Het is nog steeds donker en er is niemand te zien. Dan zien we het licht van een zaklantaarn op ons afkomen. De cassière is gearriveerd. Een gids is niet verplicht, maar wordt wel aangeraden. We kiezen er één uit de A-categorie, een seniorgids. Guerah neemt plaats tussen ons in. Hij zegt niet veel en de weg wijzen hoeft niet omdat er één piste loopt naar het meer ‘Mare Bali’ waar hij ons naar toe brengt.

Inmiddels is het licht geworden. Vanaf een verhoging zien we in het meer de hippo’s drijven. Soms gaan ze kopje onder en komen even later weer boven. Vlak voor ons zwemt een krokodil. Als we door de verrekijker kijken, zien we er veel meer aan de overkant op het droge liggen, roerloos stil, sommigen met open bek. Verder zien we verschillende soorten reigers, visarenden en nog meer vogels waar we de namen niet van kunnen onthouden. Guerah noemt ze allemaal op met hun Latijnse naam.

We rijden verder over de piste en zien veel vogels, buffels en verschillende soorten antilopen (hippotrague, waterbuck, cobe de buffon, bubale). We hebben nu al het Safarigevoel! Hoewel, het glooiende savannelandschap heeft soms door de paarse halmen veel weg van de Drentse hei op de Havelterberg bij ons in Wapserveen. Om een uur of 11 wordt het te warm, zoeken de dieren de schaduw op en we rusten tot 4 uur ’s middags bij het hotel in het park. Het is nu de droge tijd en de dieren gaan naar de meren in het noorden van het park. Op een relatief klein oppervlak hebben we hierdoor grote kans veel wild te zien. Tijd voor olifanten en leeuwen.

Allereerst zien we de olifanten. Een prachtig gezicht. Ze staan dicht bij elkaar en kijken ons van een grote afstand aan. Dan hebben ze genoeg van ons gegluur en ze lopen weg. Aan het eind van de dag als we met drie andere auto’s naar het hotel terug rijden, hebben we weer geluk. Ver voor ons zien we eerst twee leeuwen rustig van ons weg lopen. Even verderop ligt een leeuw in het hoge gras vlak voor onze auto. Daarnaast liggen op een open plek een mannetje en drie welpen te spelen. Ze laten zich gewillig door ons fotograferen en ze trekken zich ook niets aan van de fotografen die voor deze speciale gelegenheid boven op de auto gaan staan. Voor het eerst in ons leven zien we leeuwen in het wild. Indrukwekkend! Op het randje van dag en nacht komen we bij het hotel aan.

’s Avonds sluit Jeroen de vèrstralers aan. Hij is nog niet aan dit klusje toe gekomen, maar morgenvroeg zullen we ze nodig hebben. De tekeningen van Ron en later ook nog van Arjan hoe je een relais aan moet sluiten vereenvoudigen de klus, maar het blijft een gepruts. Als alles is aangesloten doen de vèrstralers het wel, maar de schakelaar in het dashboard niet. Dankzij Ina (“..en als je nou eens dat draadje dáár aan vast maakt..?”) doet ook snel de schakelaar het.

Jeroen weet nu alles van volts, ampères, watts, massa en wil morgen zowel de olifanten als de leeuwen vlak voor onze BIG BOY in de schijnwerpers zien lopen.
21-01-2009, Nationaal Park Pendjari
Om half 7 vertrekken we in het donker met de verstralers aan. Als het schemerig begint te worden, roept Ina opeens: “Dáár! Links! Leeuwen!” Een mannetje en vrouwtje gaan in een rustig tempo precies in het lamplicht voor onze auto lopen. We kunnen ze heel goed zien en volgen hen in hetzelfde tempo. Jeroen wordt op zijn wenken bediend. We zijn zo onder de indruk dat we vergeten foto’s te maken. De leeuwen hebben genoeg van de verstralers en ze duiken het savannegras weer in.

Het zit ons die dag mee, zien veel wild dichtbij en ’s middags zien we twee mannetjes olifanten uit de bush komen. De eerste is indrukwekkend groot, gevolgd door een kleiner mannetje. Statig steken ze de piste over op nog geen 20 meter voor onze auto op weg naar het meer. We hebben alle tijd om ze uitgebreid te fotograferen en te filmen. Alleen het luipaard hebben we niet gezien, maar die houdt zich overdag verscholen en tegen de avond gaat hij op jacht.

We rijden terug naar de poort en zetten onze gids daar af. Nog voordat het donker wordt, komen we bij Matthias en Beate aan. Matthias begroet ons hartelijk en vraagt of we het niet koud hebben gehad. Gisterochtend gaf de thermometer slechts 18 graden Celsius aan. Beate is benieuwd wat we gezien hebben. Als we de dieren en hoeveelheden opnoemen, zijn ze verrast. Beate heeft in het park zelf nog nooit één leeuw gezien. We hebben ook geluk met het heldere weer. In deze tijd waait regelmatig de ‘harmattan’, de wind die vanuit de Sahara komt en zand meevoert waardoor de lucht grijsbruin ziet en alle kleuren verdwijnen.

We nemen een douche en schuiven aan tafel. Nu is het diner verzorgd door onze gastheer en gastvrouw en wij brengen de wijn mee. Het gerecht is typisch afkomstig uit Benin. We eten yam in een heerlijke sesamsaus met blokjes Peulse kaas. De yam is een bal, gemaakt van meel afkomstig van een soort maniok en lijkt veel op de Oostenrijkse Germknödel. De kaas is een typisch product van het volk Peul en heeft iets weg van tofu. Het smaakt ons verrukkelijk! Moe en tevreden rollen wij in het kingsize bed.
22-01-2009, Boukoumbé – Koussokouangou
’s Ochtends hebben Matthias en Beate niet veel haast om op het werk te komen. De stroom is uitgevallen en ze kunnen daardoor niet op de computer werken. Samen nemen we een ontbijtje met warme broodjes, cräckers, jam, kaas, groene thee, vruchtensap en verse vruchten van papaja en mangga. Het lijkt wel een 5-sterren hotel! Bij ons afscheid geven wij onze adressen en wie weet, misschien zien we elkaar in Baron of Wapserveen. We vervolgen onze weg door het heuvellandschap van de Atakora. Dit gebied is de woonplaats van aan elkaar verwante volkeren met elk een eigen taal en eigen gebruiken. Sinds de Frans-Duitse koloniale tijd worden de stammen met de verzamelnaam ‘Somba’ aangeduid. Ook in Noord Togo wonen deze volken.

De bodem van de Atakora is erg arm. De boeren leven ver uit elkaar en per familie is er veel land nodig waardoor zij zelfvoorzienend zijn. De markten zijn voor hen vooral een sociaal gebeuren. Over een goede piste rijden we naar Boukoumbé. Links en rechts van ons zien we de woningen van de Somba’s, genaamd ‘tata’. Tata is een verbastering van het woord ‘Tatchiènta’, wat huis of familie betekent. ‘Tchièn’ is het werkwoord voor groeien. Het is een afzonderlijke economische eenheid die eruit ziet als klein kasteeltje. Een fraai gezicht en we kijken onze ogen uit. Wat een prachtige route.

Als we bij een rivier aankomen, zien we dat de brug nog niet af is. We moeten door de rivier. Een lokale bus zit vast en de passagiers proberen de bus uit het water te duwen. Tevergeefs. Als ze ons zien aankomen, staken ze meteen het werk en ze zien ons als de reddende engel. Jeroen pakt de sleepkabel uit de kist en geeft de mannen nog aanwijzingen de grote stenen achter de bus weg te halen. Voor ons geen probleem, want de Toy is hoog genoeg. Probleemloos trekt de BIG BOY het busje uit het water. De chauffeur neemt nu een andere route door de rivier en hij staat aan de overkant. De mannen zijn ons dankbaar en zwaaien ons uit.

Op deze route zien we veel borden waarop staat geschreven met welk project de plaatselijke bevolking wordt ondersteund en gefinancierd. Veelal zijn het microcredieten. Op hetzelfde moment zien we een bord waarop staat: ‘Centre de Santé’, gesteund door Pays Bas. Van Harry en Jolie hebben we een pakket medicijnen en verband meegekregen. Dit lijkt ons de juiste plek het af te geven. We komen aan bij in wat onze ogen lijkt op een grote veeschuur. Zijn we hier wel goed? Jawel, want het bord ‘Centre de Santé’ staat ook op de voorgevel. Als we uitstappen, zien we in het gezondheidscentrum mensen op houten banken in de wachtkamer zitten.

Een vrouw komt op ons af en begroet ons. “Bien arrivé”, zegt ze vriendelijk en ze geeft ons een hand. Wij vertellen haar dat we medicijnen bij ons hebben. Ze loopt direct naar een deur en zegt ons haar te volgen. Boven de deur hangt een bord met daarop geschreven ‘major’. De dienstdoende arts heeft hier spreekuur. Hij stelt zich voor als Constant, laat ons weten dat hij bijna klaar is met zijn twee patiënten en dan kan hij ons ontvangen. We hoeven niet lang te wachten en voelen ons bezwaard dat wij voorrang krijgen op alle patiënten. Constant vertelt ons dat dit gezondheidscentrum 12 jaar bestaat en hij werkt er 11 jaar. Het is bestemd voor de omliggende dorpen met zijn bijna 10.000 inwoners. Van heinde en ver komen hier mensen, fietsend, lopend of zelfs strompelend naar toe. Ook mensen uit Togo komen hier.

Als de mensen vermoeid zijn, krijgen ze een bed aangeboden om eerst uit te rusten. De meest voorkomende ziektes zijn de basale ziekten zoals ontstekingen, diarrée door slecht drinkwater, oogziekten, verkoudheid, griep. De enige verplichte vaccinatie voor ons is gele koorts. Dit komt hier heel zelden voor. Alle voorkomende ziekten worden nauwgezet geregistreerd. We krijgen nog een rondleiding van een medewerkster die ons ook een gloednieuwe verlossingskliniek toont dat door een Nederlander, een zekere Robben, is neergezet. Alhoewel er gebrek is aan van alles en het allemaal zeer eenvoudig is, zijn we toch redelijk gerustgesteld over de geneeskundige zorg voor de mensen hier.
De plaats Boukoumbé is in dit gebied het centrum van alle dorpen. We slaan linksaf naar Koussokouangou. Vanaf dit hoge punt hebben we een verbluffend uitzicht op de heuvels en we kunnen zelfs Togo zien. Matthias heeft ons verteld dat hier sinds een jaar ook een ecotoerismeproject loopt en die gaan we bekijken.

We worden verwelkomd door Bertè die ons de mogelijkheden uitlegt: een bezoek aan de Tata’s, een rondwandeling, of een verblijf in één van de Tata’s. Op een groot bord staan de mogelijkheden nog eens vermeld, inclusief de kosten en de verdeling van de inkomsten. We kiezen voor een bezoek aan de Tata’s, kosten 2000 CFA per persoon (3,50 euro). 50% is voor de gids, 10% voor de associatie, 20% voor de commune en 20% voor de eigenaren van de Tata’s. Bertè is erg blij met het project, want de sfeer in het dorp is er enorm door veranderd. Vorig jaar nog waren er veel onderlinge conflicten en vlogen de kinderen haast de toeristen aan, bedelend om geld of een cadeau. We merken inderdaad dat we volledig met rust worden gelaten, mensen begroeten ons en op ons gemak kunnen we alles bekijken. Bertè doet als gids zijn best en hij vertelt veel over de tradities van de Somba´s.

We zijn onder de indruk van de bouwstijl. De tata’s hebben veel symboliek en representeren het universum. De ingang is altijd naar het westen gekeerd, de zijde van de levenden. Naast en boven de ingang zijn er fetisjplaatsen (brrr: schedels, potjes met kippenbloed en zaadballen van geiten). De oostzijde is voor de doden. De begane grond staat voor het onderaardse en de dood. Hier houdt men het vee. In een aparte ruimte zijn 3 maalstenen. Via een trap komen we op het dakterras, het aardoppervlak, waarop wordt geleefd. Ze koken en eten er en er zijn aparte slaaphutten voor mannen, vrouwen en kinderen. Nog een verdieping hoger zijn de 3 graansilo’s met zaad: voor de mannen, de vrouwen en de kinderen. Alleen in het droge seizoen bouwt men een tata van leem en water, het dakterras van boomstammen, takken, twijgen en leem, afgesmeerd met een mengsel van koeiestront en rivierklei. Als de bouw klaar is, brengen de vrouwen de versieringen aan. Een tata blijft ongeveer 40 jaar staan.

Bertè brengt ons naar de overkant van het dorp, de ‘Belvedère’, waar we met de Toy mogen kamperen. We hebben een spectaculair uitzicht over de vallei en staan onder twee grote mangobomen, vol met, wederom nog niet rijpe mango’s.

23-01-2009, Koussokouangou
We besluiten hier een dag te blijven, omdat onze plek fantastisch is en bovendien hebben we de afgelopen dagen veel in de auto gezeten. Ina doet de was en Jeroen maakt een soort hor van staalgaas voor de radiateur van de Big Boy die de insecten op moet vangen. We hebben namelijk verhalen gehoord dat auto’s een kokende motor krijgen, omdat de radiateur verstopt raakt vanwege de vele insectenlijken. Het geklus trekt uiteraard kinderen aan die stomverbaasd naar de accuboormachine kijken. Intussen is de harmattan opgestoken met veel wind en een loodgrijs-bruine lucht. Ons uitzicht is totaal verdwenen, het wordt koud en we zien niet verder dan zo’n 1500 meter.

Berté komt even buurten en Jeroen nodigt hem uit naast zich in de hangmat. Hij vindt het prachtig. We kletsen wat en hij vertelt over zijn tatouages op zijn gezicht. In deze streek is het gebruik om bij kinderen van 3 jaar met een scherp mesje zeer fijne parallelle lijntjes te trekken over het gezicht. De wondjes worden dichtgedrukt waardoor er subtiele littekens ontstaan. Dezelfde patronen brengen de vrouwen ook aan op de muren van de Tata’s. Hij is vereerd als we een foto van hem maken. Door een vriend van Bertè worden we uitgenodigd voor een oogstfeest dat morgen zal plaatsvinden. Er zullen ceremonies zijn rond het zaaien en oogsten. Men drinkt hierbij rijkelijk ‘tchouc’, lokaal bier op basis van sorghum, gebrouwen door vrouwen. We bedanken voor de eer. We moeten geld wisselen in de stad Natitingou vóór het weekend anders zijn de banken dicht en tanken. We hebben al zoveel gezien en nog een dag wachten tijdens de harmattan lokt ons niet erg. Stom?
24-01-2009, Natitingou – Ouidah
Via de piste rijden we naar Natitingou, waar we geld wisselen en boodschappen doen. De bevolking is vriendelijk en groet ons, maakt soms een praatje en willen verder niets van ons. Ook kinderen vragen geen cadeautje, een verademing! We zakken af naar het Zuiden door een saai landschap, eindeloze savannevlakten met weinig bomen. Langs de weg wordt volop yam verkocht, dat de Beninezen 3x per dag eten. Het klimaat verandert en het wordt heter en broeierig. Zwetend zitten we in de auto, een handdoek bij de hand om het gezicht te deppen. We besluiten om in één keer door te rijden naar de kust en daar een plekje aan zee te zoeken voor verkoeling. Ina rijdt het hele stuk alleen, omdat Jeroen een spiertje heeft verrekt in zijn rug. De weg wordt allengs drukker, slechter en zit vol gaten. De auto’s, vrachtwagens en brommers – vaak zonder verlichting – willen die allemaal ontwijken, hetgeen tot veel hectische momenten leidt als ook de tegenliggers dezelfde intentie hebben…. Maar Ina toetert zich er slalommend en scheldend doorheen en we komen in het donker terecht in Ouidah, zo’n 40 km ten westen van de hoofdstad Cotonou.

Na wat zoeken vinden we ‘Auberge de la Diaspora’, volgens de Lonely Planet ‘an excellent choice’. En inderdaad, als we uitstappen staan we in het witte zand onder palmen en horen we de ruisende golven van de zee. We mogen een plekje zoeken, nemen een douche en rollen de tent in.
25-01-2009, Ouidah
Het bruisend geluid van de golven maakt ons wakker. De zon zien we weer en we hangen de hangmat tussen de auto en de palmboom. Heerlijk! De auberge bestaat uit blauw geschilderde bungalows met groene dakplaten, veranda ervoor, zitjes onder de palmbomen, uitzicht op zee. Lekker exotisch. In het midden van het terrein is een groot zwembad gesitueerd met bar en restaurant. Gedurende de dag (het is zondag) komen er veel expats daar eten en drinken. Een aantal knoopt even een kort gesprekje met ons aan, want we vallen met onze BIG BOY wel op. We luieren de hele dag, zitten aan het verlaten strand, lezen, eten en drinken nog eens wat en zo verstrijkt de tijd.

In de namiddag krijgt Jeroen last van zijn darmen en hij kruipt tenslotte in bed. In snel tempo verergeren de krampklachten zodanig dat Ina besluit een dokter te bellen. Deze verschijnt Afrikaans snel en constateert een darmontsteking. Hij wil een infuus geven, maar dat gaat lastig in een daktent dus wijken we uit naar één van de bungalows. Jeroen krijgt een antibioticum, pijnstillers en vocht toegediend. Alles verloopt vlot, professioneel en steriel. Ina krijgt een hele lijst met medicijnen die ze moet gaan kopen bij de apotheek, maar ze krijgt het snel voor elkaar dat de assistent dat voor haar gaat halen op zijn brommer. De pijnstillers werken en Jeroen slaapt in.
26-01-2009, Ouidah-Cotonou
Jeroen heeft een pijnloze nachtrust gehad en hij wordt de volgende dag rustig wakker. Maar al snel komt de pijn in alle hevigheid terug. We overleggen kort met elkaar en zijn het snel eens: we gaan naar een ziekenhuis in Cotonou. De eigenaar van de auberge geeft Ina het adres van ‘Clinique Mahouna’ en via een getekend kaartje gaan we op pad. De afstand valt mee, slechts 40 km, maar toch doen we er bijna anderhalf uur over. Er is namelijk maar één doorgaande weg in het zuiden en die moeten we nou net volgen. We betalen € 0,35 tol voor deze weg. Waarvoor eigenlijk? Het wegdek is zeer slecht met vele diepe gaten en heeft meer de naam van ‘asfaltpiste’. De weg is overvol en in een rijdende file gaan we langzaam maar gestaag richting Cotonou. Bij elke hobbel of kuil kijkt Ina bezorgd of het nog gaat met Jeroen, die met een kussen voor zijn buik in de stoel hangt. Jeroen op zijn beurt reikt Ina regelmatig een handdoekje aan om het gezicht te deppen, want het is zwetend heet in de auto. En zo bereiken we in het donker, elkaar liefdevol verzorgend, uiteindelijk de kliniek.
We worden al vlot naar de arts gebracht en deze stelt uiteraard allerlei medische vragen waarop we zo goed mogelijk antwoord geven. Hij begint een recept te schrijven en langzaam dringt het tot ons door dat hij ons zo weer buiten de deur wil zetten. Maar dat is ècht niet onze bedoeling en snel overtuigen we de man ervan dat we hier een bed nodig hebben en dat Jeroen aan het infuus moet omdat hij veel te weinig drinkt. Dit blijkt gelukkig geen enkel probleem en een verpleger neemt ons mee naar boven en laat een zaaltje met airco zien waar drie lege plus twee couveusebedden staan. Daarnaast is de badkamer met bad en toilet. Hij vraagt: “Is dit goed? Het kost CFA 45.000 per nacht.” Wij gaan meteen akkoord en binnen een mum van tijd krijgt Jeroen de pijnstillers, andere antibiotica en vocht via een infuus en er wordt bloed afgenomen. Blij met ons besluit kunnen we nu wat ontspannen. Naast elkaar, allebei in een ziekenhuisbed, vallen we in slaap. Die nacht worden we vaak wakker. Het personeel is niet gewend ’s nachts op te blijven. Ze slapen op een deken op de grond. Ina houdt het infuus in de gaten. Als het op is, maakt ze het personeel wakker die het infuus vervangt. Dat gaat de hele nacht zo door. Een goede nachtrust kun je dit niet noemen.

27-01-2009, Clinique Mahouna Cotonou
De kliniek is klein en heeft een eigen laboratorium. Het bloedonderzoek toont aan dat er inderdaad een bacteriële ontsteking zit in de darmen van Jeroen, opgelopen wellicht door verkeerd voedsel en/of besmet water. We piekeren ons suf wanneer dat dan gebeurd moet zijn, want we zijn steeds zeer zorgvuldig geweest: we drinken alleen mineraalwater uit flessen, bereiden zelf ons voedsel, kortom we letten goed op. Terugdenkend komen we als mogelijkheid uit bij de laatste maaltijd bij Matthias en Beate, de traditionele yam. Ze hadden dit laten bereiden en de volgende dag hadden we allebei enige diarree. Ina belt de alarmcentrale en deze maakt een dossier aan. De ziekenhuiskosten worden vergoed en onze zorgverzekeraar geeft een betalingsgarantie, zodat wij de kosten niet hoeven te betalen. ’s Ochtends vindt de wisseling plaats van het personeel. De schoonmaakster mag naar huis en een ander komt de vloer dweilen. Daar blijft het overigens bij. De wastafel, bad en toilet is naar Afrikaanse ziekenhuis-begrippen waarschijnlijk schoon genoeg. Ina pakt haar eigen schoonmaak-middel en begint grondig te poetsen. Ook het nachtkastje krijgt een goede beurt. De broeder en zusters in wit uniform mogen na de overdracht ook naar huis. Én dan komen er drie jonge meiden de zaal binnen. Ze zijn gekleed in een roze ruitjesbloes en dito broek. Ze bonjouren ons een goedemorgen, fluisteren met elkaar in hun eigen taal, kijken naar Jérôme (zo noemen ze hem) en verlaten de zaal weer. Wij hebben geen enkel idee welke functie zij uitoefenen. Jeroen krijgt van de zuster een ontbijtje, maar veel trek heeft hij niet. Hij probeert te slapen en Ina verkent de omgeving. Aan de overkant van de kliniek verkoopt een vrouw sinaasappels en ananas. Dat komt goed uit, want Jeroen moet fruit eten van de dokter. Ina loopt de straat uit, voorbij een kleuterschool, voorbij het kantoor van Unicef en ze komt uit bij de rotonde Carrefour de Cadjéhoun. Hier is een bedrijvigheid van jewelste. Op de hoek is een Chinees restaurant die in de Lonely Planet goed staat aangeschreven. Ina checkt de zeer uitgebreide kaart en ze zegt dat ze later terug komt. Naast het restaurant is een ‘Salon du Thé’ met airco waar ze ook pizza’s verkopen. En verderop is een Italiaans restaurant. Het is duidelijk. Er zal niet gekookt worden. Al gauw vindt ze ook de bakker bij het stalletje en het cybercafé waar ze de mail checkt.
Bij binnenkomst in Benin kregen we een visum voor 48 uur. Ina vindt probleemloos de ‘Direction Emigration Immigration’. Na het vierde loket staat ze voor de madame die de aanvraag behandelt. Wat direct opvalt is het bord boven het loket: ‘als het hier rustig en stil is, kunnen wij u beter helpen’. Men heeft vast vervelende ervaringen meegemaakt, misschien?
Als Ina aan de beurt is, zegt de madame dat ze nog even moet wachten en gaat verder met het sorteren van paspoorten. Na een tijdje herhaalt ze dat Ina nogmaals even geduld moet hebben, maar dan richt de madame zich tot haar. Ina krijgt formulieren die ze invult en weer terug geeft. Op het formulier wordt gevraagd naar het huidige verblijfadres in Benin. Als de madame leest dat we in de kliniek ‘logeren’ vraagt ze of we daar werken. Ina legt uit dat Jeroen is opgenomen en de madame wil daarvan een bewijs hebben. “Kom morgen maar terug met bewijs,” zegt ze. Het is de eerste keer dat men dit vraagt en Ina begrijpt niet precies waarom. De madame doet gewoon vervelend, constateert Ina en klantgerichtheid komt in haar vocabulaire niet voor. Ook kan het een strategie zijn om wat geld toegestopt te krijgen om een klant snel te helpen. Ina is niet van plan ook maar iets extra te betalen, dus eerst maar eens een paar vragen stellen. Waar is het bewijs voor nodig? Voor hoe lang kunnen we het visum verlengen? Hoeveel kost dat? Hoeveel pasfoto’s heeft men nodig? Hoe lang gaat dat duren? Oh jee, het is haar dag niet en Ina vuurt te veel vragen op haar af. Madame schiet achtereenvolgens van koelbloedig naar korzelig, ietwat geprikkeld tot zeer geërgerd, vooral als Ina haar zegt dat ze te zacht praat en niet verstaanbaar is. Ze vertelt dat we een visum voor een maand kunnen verlengen voor CFA 15.000 p.p. en het overmorgen klaar is en we één pasfoto moeten inleveren. Over het bewijs wil ze niets zeggen, behalve dat Ina er morgen mee terug moet komen. Ina zegt glimlachend: “Oh nee, u ziet me zo weer terug. Tout de suite!”
Heel toevallig heeft ze het medisch rapport van Jeroen in de auto liggen en licht geïrriteerd maakt ze ergens op de hoek van de straat drie kopieën. Bij het loket overhandigt ze de ingevulde formulieren en één kopie. De madame heeft een houding van ‘al-het-werk-is-mij-teveel-vandaag’ en ze heeft een onbewogen, bijna koelbloedige uitdrukking op haar gezicht. Ze kijkt Ina aan, Ina proberend diep in haar ogen te kijken. De madame werpt nauwelijks een blik op het rapport en ze zegt doodleuk dat ze twee kopieën moet hebben en zowaar, ze kijkt Ina aan met een blik van ‘nou-heb-ik-je’. Met een overdreven nonchalant gebaar haalt Ina een tweede kopie onder haar arm vandaan. Voilà. De madame is hierdoor geraakt en ze begint uitgebreid het rapport te lezen. Dan neemt ze de paspoorten, foto’s en het geld in en vraagt Ina hoe het met haar man gaat. “Dat gaat je niets aan”, denkt Ina, maar voor de lieve vrede zegt ze wijs dat het niet zo goed gaat. Ina probeert nog of ze het visum morgen kan ophalen, maar daar valt niet over te praten. Ze stuurt Ina weg met een los handgebaar. Als Ina bij de uitgang is, klopt een Amerikaanse, die ook een visum moet aanvragen, haar op de rug. “Je krijgt nog een reçu.” Ina loopt terug en kijkt de madame aan met een onpedagogische blik van ‘je-moet-je-werk-wat-beter-doen’ en ze zegt tegen de madame dat ze haar niet zomaar had moeten wegsturen zonder reçu. De madame kijkt Ina wat benepen aan. Daar had ze een punt.
’s Middags komt de dokter langs. Hij is zeer deskundig en we boffen met hem. Jeroen heeft nog steeds pijn. De dokter schrijft een ander antibioticum voor en dat helpt. Verder wordt weer een hele batterij met flesjes vol pijnstillers en vocht voorgeschreven, toegediend via het infuus. Later blijkt dat Jeroen geen infectie meer heeft. Wel wordt zijn urine gecheckt en er blijkt bloed in te zitten. In verband met zijn hemofilie (bij een inwendige bloeding stolt zijn bloed niet) dient hij zichzelf stollingseiwit toe, wat wij kortweg noemen: een shot. De één na de ander – verpleegster in wit, schoonmaakster in blauw en meiden in roze – komt kijken wat die blanke zichzelf inspuit. Die avond vallen we weer in slaap, worden we om een bepaalde tijd wakker door het alarm om te kijken of het infuus moet worden vervangen en maken we het personeel wakker.

28-01-2009, Clinique Mahouna Cotonou
De volgende ochtend wisselt het personeel weer. Het is grappig om te zien hoe de jonge, roze meiden binnenkomen. Ze bonjouren, kijken naar Jérôme, smoezen met elkaar in hun eigen taal, kijken in het dossier, zeggen ‘à tout à l’heure’ en verlaten de zaal. We kijken elkaar aan, barsten in lachen uit en noemen het gebeuren ‘de roze pyamaparade’. Wachtend op de dokter, denken we dat we weg mogen. In de middag krijgen we te horen dat er nog steeds bloed in de urine zit. De dokter neemt geen risico’s en hij laat Jeroen niet gaan. Jeroen belt tevens met de Creveld Kliniek in Nederland waar hij onder behandeling staat en consulteert zijn dokter of het ernstig is. De dokter stelt hem gerust: “Geen groot probleem, neem een shot en laat je urine controleren.” Aan de linkerzijde voelt Jeroen een pijnlijke plek. Direct laat de dokter dit controleren met behulp van een echo. Een andere arts voert het onderzoek uit. Als hij met de echo bezig is, zegt Jeroen:”Ik hoop op een jongetje, want dan kan ik later met hem voetballen!” De dokter lacht en hij antwoordt: “Un pierre.” “Oh,” zegt Jeroen verbaasd, “heet hij Pierre?” “Nee, joh”, zegt Ina. “Je hebt een galsteen!” Geen reden tot paniek, maar wel goed om te weten en Jeroen gaat weer terug naar zijn bed.
30-01-2009, Cotonou – Ganvié
Het ochtendritueel van de kliniek is gaande: de schoonmaakster komt en gaat, het ontbijt wordt gebracht, de roze pyamaparade komt en gaat en de dokter komt. Er zit geen bloed meer in de urine en Jeroen krijgt zijn ontslag.
Ina haalt de paspoorten met het verlengde visum op. Aangekomen bij de madame ziet ze dat er een tweede bord is opgehangen: ‘als u uw kalmte bewaard, kunnen we u beter van dienst zijn’. “Waanzin”, denkt Ina. De madame vraagt of Ina al gecheckt heeft of de visa klaar zijn. Kortaf zegt ze dat Ina het reçu in de computer naast haar moet laten scannen. Inderdaad, de visa zijn klaar. De man voor Ina krijgt een visum in één dag omdat hij het vliegtuig moet halen. Soms kan en wil men gelukkig wel van de regels afwijken, of de man heeft een extra bedragje betaald…… De madame geeft de paspoorten en vraagt wederom hoe het met Jeroen gaat. Ina heeft het gehad met deze dame die een huichelachtige poppenkast opvoert. Op weg naar de kliniek doet ze boodschappen en rijdt terug naar Jeroen. In de kliniek wachten we op het dossier en het recept. Als we dat krijgen, halen we de medicijnen bij de apotheek en we vertrekken. We rijden de straat uit op weg naar het dorp Ganvié, 20 km van Cotonou. Hier woont de Tofinustam, totaal ruim 27.000 zielen.

Zo’n 350 jaar geleden floreerde in Zuid-Benin het grote Dahomey koninkrijk met verschillende konin-gen. Het centrum lag in de plaats Abomey. De koningen werden superrijk door de slavenhandel met de Portugezen, Fransen, Engelsen en Nederlanders in ruil voor geweren, zodat zij zich konden verdedigen tegen de andere omringende Afrikaanse stammen. In de 17e eeuw vluchtten de Tofinu’s voor de Dahomeys naar het moerasachtig Nokouémeer. Het volk woont nog steeds in bamboehutten op palen, twee meter boven het wateroppervlak. Ook de restaurants, auberges, winkels en zelfs het postkantoor is op palen gebouwd. Iedereen is in het bezit van een boot, al dan niet gemotoriseerd.

Het duurt even voordat we in Ganvié zijn, omdat men bezig is met de aanleg van een brede weg. Door het slakkengangentempo kunnen we alles om ons heen goed zien. De weg is nu nog een piste. De piste is rood, de daken zijn rood, de palmbomen zijn rood, de auto’s zijn rood, wij worden rood. We slaan af naar het meer. Ook hier is de weg opgebroken en via een kleine omleiding rijden we met onze BIG BOY over een smal zandpaadje dwars door de drukke markt. Het lukt nèt. Het valt ons meteen op dat er een grote verscheidenheid aan mooie groente wordt verkocht, iets wat we sinds Mauritanië eigenlijk niet meer hebben gezien.

We parkeren in de ‘haven’ en voegen ons bij de loketbeambte. Achter de balie staat een man die ons begroet met ‘bien arrivé’ en hij vertelt ons de verschillende vaste vervoersprijzen. Het is tegen 6 uur ’s middags en we besluiten met de motorboot te gaan. Om 7 uur is het namelijk donker. Eerst nemen we een kijkje bij de boten en daarna kopen we de tickets. Ina loopt naar de kaartjesverkoper die op dat moment zijn bord met avondeten in de la zet en deze dichtschuift. “Alors”, zegt de man, twee kaartjes dus? “Jawel”, zegt Ina en ze legt 10.100 CFA neer. Dan barst er een tumult los. Een tiental mannen beginnen boos te praten in het Frans tegen de loketbeambte, maar het volume neemt al snel met een behoorlijk aantal decibels toe. Er formeren zich in no time twee groepen: de mannen van de kaartjes tegen ….., tja, tegen wie eigenlijk? We begrijpen niet wat er gebeurt, we doen een stapje terug en we slaan het geheel onbegrijpelijk gade. We kunnen ook niets meer snappen van wat ze zeggen. In opperste kwaadheid en hevige emotie keert de mens natuurgetrouw terug naar zijn roots. Zo ook de mannen en ze schakelen om in hun eigen taal. Alleen de lichaamstaal begrijpen we nog.

De loketbeambte is zo boos, dat hij de boel sluit, opstaat en wegloopt met zijn bord met eten. De ruzie gaat nog enige tijd door. Hebben wij dit veroorzaakt en zijn wij de boosdoeners? Uiteindelijk blijkt later dat wij wel degelijk de oorzaak zijn van dit drama. Ina pakt ondertussen wat kleren en een toilettas en spreekt met een bewaker een prijs af voor het bewaken van de Toy. Jeroen komt bij ons staan en zegt dat we kunnen vertrekken. Joseph brengt ons naar zijn boot en hij legt uit wat er zojuist gebeurd is. Toen wij onze tickets kochten, was het net 6 uur geweest en dan moet het loket sluiten. Men kan dan de tickets rechtstreeks bij de eigenaar van een boot kopen, met misschien wel een andere prijs. De loketbeambte legde de boze mannen uit dat wij reeds voor 6 uur ons bij het loket hebben gemeld en hij ons een kaartje zou verkopen. Dat maakte de boze mannen niet uit: 6 uur = 6 uur en wij kochten een ticket na sluitingstijd, dus zij mochten ons vervoeren. Et voilà, het drama.

Wij maken ons niet meer druk om de boze mannen. Te meer omdat Ganvié zich ontwikkelt d.m.v. ecotoerisme. De opbrengst van de tickets komt ten goede aan de dorpelingen, zodat zij kunnen blijven leven in hun hutten op palen. Joseph vaart het meer op. Onze eerste indruk is dat het lijkt op Giethoorn, varend langs de rietkragen maar dan met Afrikanen in boten en punters èn we menen zelfs de watertoren van Meppel te kunnen zien. Het is een prachtig schouwspel. De vissers halen de netten binnen, de mensen haasten zich om voor het donker thuis te zijn, iedereen groet iedereen, de sfeer met on-dergaande zon is zwoel en we wanen ons in het huwelijksbootje van 7 jaar terug toen onze 4 getuigen mèt Venetiëhoeden ons in een punter over het Giethoornse meer voeren, op weg naar de huwelijksvoltrekking. Na een klein half uur komen we in Ganvié aan. De vaargeulen worden smaller. Joseph brengt ons naar ons onderkomen voor die nacht, genaamd ‘Hotel Carrefour Chez M Ganvié’ (Het Kruispunthotel bij M in Ganvié). We zeggen tegen elkaar dat Ganvié een perfekte lokatie is voor een James Bond-film, samen met Madame M, de eigenaresse van het hotel.

Madame M heet ons ‘bien arrivé’ en ze laat ons de kamer zien. Het is klein en heel eenvoudig. De gammele bamboedeur gaat open en we zien een tweepersoonsbed met blauw muskietengaas, (we schatten in dat Jeroen met zijn lange lijf net in het bed past), een kaboutertafel en -stoel en achter het bamboeschot is een toilet, wastafel en ‘mandi-emmer’ met daarin een klein bakje om het water over je heen te gooien. Als we naar beneden kijken, zien we de door de planken de waterlelies. Hoe romantisch! En dat alles na flink afdingen (er zijn slechts 4 auberges) voor CFA 5.000 per nacht. We mandiën. Het water komt uit een kraan, maar we verdenken de kraan ervan dat die het water uit het meer haalt. ’s Avonds eten we voor € 3.000 p.p. een overheerlijk bereide gegrilde vis, rijst en smaakvolle dikke erwten. We vallen bijna aan, want we hebben honger. Ina begint spontaan met de vingers te eten. Dat smaakt toch wel op zijn best! Die nacht slapen we als rozen, geen infuus die we in de gaten moeten houden en geen schoonmaakster die in alle vroegte komt dweilen.

31-01-2009 Ganvié – Grand Popo
We worden langzaam wakker. Het leven in de kanaaltjes is al lang begonnen. We krijgen ons ontbijt op de first class-veranda. We kijken onze ogen uit. Carrefour is hèt kruispunt van Ganvié waar 5 waterwegen op uit komen. Tegenover ons is het plaatselijke waterleidingsbedrijf. Een man heeft een grote zwarte buis in zijn hand. Hieruit stroomt voortdurend en met grote kracht het water. Vrouwen zitten rechts van de waterboer achter elkaar in hun bootje met watertonnen, te wachten totdat ze aan de beurt zijn. Het gaat zeer georganiseerd. Totdat een aantal vrouwen geen zin hebben in wachten en aan komen varen vanaf de linkerkant. De man is de baas en hij laat dit weten ook. Het lijkt of dit volk snel geïrriteerd is en al gauw begint één van de vrouwen druk te gebaren en minutenlang te schreeuwen naar de man. De man laat dit niet op zich zitten en zij krijgt letterlijk de volle straal. De vrouw kleddernat en uiteraard nog bozer makend. Al weer een tip voor de filmwereld: Waterworld II, maar dan net even anders. Na een stief kwartiertje keert de rust weer.

Boten met goederen varen aan ons voorbij. Een man bestuurt een punter vol riet, een vrouw heeft in haar punter de winkel van sinkel en even verderop is de markt waar de vrouwen hun waar, vooral fruit en groente, vanuit de bootjes verkopen. In Nederland leren de kinderen fietsen, hier leren de kinderen roeien en punteren. Zo jong als ze zijn, nemen ze een roeispaan of punterboom in de handen. Het lijkt vanzelf te gaan. Na het ontbijt neemt Joseph ons mee voor een rondvaart. We zien hoe de mensen leven, we bezoeken het gemeentehuis, het standbeeld van de oprichter van het dorp en Joseph vertelt dat het water nog een meter stijgt gedurende de regenperiode. De Fransen hebben een drinkwaterput voor de gemeenschap aangelegd en dit is feestelijk geopend door de voormalige Franse president Chirac en zijn vrouw. Dan wijst Jeroen naar een hutje en gebaart Joseph terug te varen.

“Krijg nou het vet”, zegt Jeroen. We zijn één en al verbazing. Aan de bamboegevel hangt een bordje met als opschrift ‘Maluku’. Er wonen hier toch geen Molukkers? Vragend kijken we Joseph aan die ons uitlegt dat het een naam van een profeet is. Daarnaast lezen we een spreuk uit de bijbel. We begrijpen het niet helemaal en kennen ook geen profeet met de naam ‘Maluku’, maar waarschijnlijk heeft het iets te maken met hun eigen taal. Na de rondvaart gaan we terug naar de auto. We vinden het zeker de moeite waard en merken op dat de dag al niet meer stuk kan. En we hebben nog een halve dag te gaan! Op de terugweg naar de auto vraagt een groepje of ze met ons mee mogen varen naar de vaste wal. Tuurlijk!

Helaas moeten we nog terug rijden naar de apotheek in Cotonou. Ina had vanochtend gemerkt dat volgens het voorgeschreven recept Jeroen tien antibioticapillen te kort kwam. Cotonou is behoorlijk warm en we trakteren onszelf op een café au lait in ‘Salon du Thé’. Hier koelen we heerlijk af door de airco en komen we bij van alle Ganvié-indrukken.

We vinden het tijd om op te stappen. Bij een benzinepomp vullen we de tank en alle jerrycans. We hoorden dat de diesel in Togo aanzienlijk duurder zou zijn. Tevens vragen we de weg naar de piste die langs het strand loopt richting Ouidah. Een man zegt ons dat hij ook die kant op moet en we rijden achter hem aan. Zeer vriendelijk. Op de prachtige strandpiste met aan weerskanten de wuivende palmbomen draaien we de ramen weer open. De koele zeebries komt binnen in plaats van de vieze uitlaatgassen. Jeroen voelt zich goed. We zien de hutten van de strandbewoners. De vissers halen de buit binnen. We genieten volop.

We gaan de komende dagen vakantievieren en wel in Grand Popo aan zee, 80 km weg van Cotonou en 20 km voor de grens van Togo. We beseffen dat we na bijna 2 maanden ons meest verre punt hebben bereikt van onze Afrikareis. Vanaf nu gaan we alleen nog maar noord/ noordwestwaarts richting Baron, maar het voelt absoluut niet aan als een terugreis. Met behulp van de GPS-punten rijden we naar Grand Popo. Het laatste stuk moeten we over de weg doen. De mensen rijden weer als een dolle, maar Ina baant zich een weg met de BIG BOY als een BIG GIRL. Als de tegenliggers te gevaarlijk doen en willen inhalen terwijl dat niet kan, doet Ina het grote licht aan en Jeroen ontsteekt de vèrstralers. Het helpt zowaar. De mannen – we hebben slechts één Beninese chauffeuse gezien – blijven op hun eigen weghelft.

We vinden ‘Awalé Plage’ gerund door een Fransman. Het bijzonder vriendelijke personeel is gekleed in piratenoutfit. Er is een zwembad en een uitstekend restaurant waar je verse vis van de dag kunt eten. We parkeren de Toy strategisch onder de palmen (in verband met onze hangmat) tegenover een andere witte Toy. Aan het nummerbord zien we dat het Fransen uit Lyon zijn. We lopen de tuin uit, zo het strand op en maken kennis met de vrolijke Rose, die de barkeepster is van de prachtige houten strandtent. “Jullie moeten vanavond iets komen drinken en dan gaan we dansen.” Oh ja, natuurlijk, het is zaterdag. We installeren ons, koken wat, eten een hapje en buiken uit in de hangmat. Eigenlijk zijn we moe. Ina is al in slaap gesukkeld. Toch maar even de benen strekken en naar Rose. We hebben het haar beloofd. De dansmuziek komt ons tegemoet en we worden er wakker van. Dat kan gezellig worden!

Helaas bereikt het bezoekersaantal niet meer dan het getal 7. Volgens Rose is het volgende week zaterdag bij volle maan pas echt feest. Er komen meer mensen en er is misschien ook live muziek. We drinken een mix van verse ananas en sinaasappels en duiken dan de daktent in. Als we het trapje opklimmen, constateren we dat we op 3 nachten na sinds Matthias en Beate niet in de tent hebben geslapen. Dat bevalt ons wel het meest op onze reis: slapen in je eigen bedje!
01-02-2009, Grand Popo
Ai! Jeroen wordt midden in de nacht misselijk. Dit hadden we niet bedacht. Hij probeert weer te slapen, maar ook ’s ochtends voelt hij zich nog niet goed. Hij heeft last van opkomend maagzuur en hij besluit om cräckers te eten. Na drie uur slapen in de hangmat, voelt hij zich aanzienlijk beter. We bedenken wat dit geweest zou kunnen zijn. Is het vruchtenmixje misschien verkeerd gevallen?

We verkennen het strand bij daglicht. Bij Rose’s strandtent zien we de strandstoelen in de schaduw van de rieten afdakjes. Ideaal voor Jeroen, want hij mag met zijn antibiotica niet in de zon. De misselijkheid is overigens weer over gegaan. Aan het eind van de middag zien we de strandbewaker op ons afkomen. “Kom! Snel!”, roept hij enthousiast. Hij ziet dolfijnen op nog geen tien meter voor de kust voorbij zwemmen. We springen op uit onze luie stoel en we zien inderdaad drie dolfijnen in de golven. Wat een fantastisch gezicht. Ze zwemmen van ons vandaan, maar blijven wel op tien meter van de kust. Al gauw blijken er meer te zijn. Totaal hebben we zeker twintig zwarte dolfijnen gespot. Volgens de strandbewaker komt het zelden voor deze dieren van zo dichtbij te zien.

We maken kennis met onze Franse buren Jean-Jaques en Michelle. Blijken zij ook een huis te hebben in de Drôme, een uur rijden van Baron. Meteen worden we vanavond uitgenodigd voor een pastis. Jeroen mag helaas geen alcohol drinken, maar volgens Jean-Jaques geldt dat niet voor pastis. Toen de Fransen in Algerije zaten en darmproblemen hadden, werd pastis gebruikt als medicijn. Het doodt alles! Waarschijnlijk net zo’n heilzame werking als Coca Cola. Jean-Jaques en Michelle hebben al vele reizen gemaakt naar o.a. Midden- en Zuid-Amerika en Afrika. Ze vertellen dat hij zijn zaak heeft verkocht waardoor hij op zijn 49e met pensioen kon gaan. Daarna heeft hij voor zijn plezier nog bij Toyota gewerkt, is er vervolgens mee gestopt en weggegaan met een Toy waar ze nu mee rondrijden. We overhandigen elkaar belangrijke GPS-punten zoals kampeerplekken en mooie pistes. Jeroen en Jean-Jaques wisselen alle snufjes van de Toy uit. Wij krijgen informatie over de extra Toyota dieseltank en het waterfiltersysteem en Jean-Jaques kijkt begerig naar hoe Jeroen twee vaste klaptafels aan de Toy heeft gemonteerd. “We moeten elkaar gaan zien in de Drôme”, zegt Jean-Jaques. Goed idee, zeggen wij. We kunnen het goed met hen vinden.

02-02-2009, Grand Popo
Als we aan ons ontbijtje zitten, horen we op het strand jongens zingen, commando’s geven en een koebel. Nieuwsgierig als we zijn, gaan we kijken. Het zijn de vissers. Vijftien mannen trekken aan een touw die de zee in verdwijnt. Achter de golven zien we een zwarte plastic jerrycan drijven en verder niets. Een kilometer verderop zien we andere mannen op het strand ook aan een touw trekken. We krijgen uitgelegd dat het één groep is die samen het net binnenhalen. Ze moeten bij elkaar komen en kruisen, waardoor het net zich sluit. Het is een zwaar en warm karwei en neemt soms uren in beslag. Als de mannen uiteindelijk bij elkaar komen, duiken andere mannen de zee in en knopen de netten aan elkaar waardoor de vissen gevangen zijn. Het grote net wordt binnengehaald en de buit bekeken. Aan de emoties die op hun gezichten te lezen is, zien we dat de vangst tegenvalt. Veel kwallen, een paar baracuda’s en veel kleine visjes. Ze vissen vier keer per week, soms twee keer op een dag en de vissers verkopen de vis op het strand aan de dorpelingen en handelaren. Het is opmerkelijk dat de vissers vaak afkomstig zijn van Togo, Ghana en Ivoorkust. Slechts een enkeling is een Beniner.

Jean-Jacques en Michelle vertellen ons dat we in het restaurant moeten eten, als we tenminste van vis houden. We reserveren en ’s avonds eten we samen. Het is een genoeglijke avond. De gegrilde Bar (soort snoek) smaakt heerlijk! Vooral met de patatjes. We praten vanavond over van alles en nog wat: de reizen die we gemaakt hebben, wat voor werk we doen, over hoe mooi het is in de Drôme en over het Franse volk. Althans, onze Franse buren praten over Fransen. Omdat zij zoveel gereisd en meegemaakt hebben, kijken zij met andere ogen naar hun eigen landgenoten. Jean-Jacques vertelt over een ruzie met water als onderwerp. Jeroen refereert daarop aan de film ‘Jean de Florette’ van Pagnol, waar de Fransen zich barbaars tegenover elkaar gedragen. “Precies,” zegt Jean-Jacques, “die film geeft exact weer hoe Fransen kunnen zijn.” We schieten alle vier in de lach.
03 t/m 05-02-2009, Grand Popo

zonnetje komt op
wakker worden
ontbijtje
hangmat
kopje koffie
wandeling naar de strandstoel
kijken naar de vissers
lunchen
luieren aan het zwembad

duik in het zwembad of zee
boek uitlezen
kletsen met het personeel
zonnetje gaat onder
apéritif met de Franse buren
diner in het restaurant
slapen
TOGO
05-02-2009, Klouto
We worden wakker en doen de GSM aan. Prompt krijgt Jeroen een sms. Zijn moeder ligt in het ziekenhuis met een licht herseninfarct. Het lijkt mee te vallen, maar we schrikken ons toch een ongeluk. Vandaag togen we naar Togo, het land waar naast de Islam en het Christendom voodoo veelal gepraktiseerd wordt. Ook in Benin is dit het geval. We nemen afscheid van de Fransen. Overigens hebben zij nog een vervelend incident meegemaakt toen zij hun visum in Cotonou wilden ophalen. Op het aanvraagformulier hadden zij een adres van een camping vermeld, maar bij aankomst bleek de camping niet naar hun zin en verhuisden ze naar een andere plek. De dienst van de ‘Direction Emigration Immigration’ hebben naar het opgegeven adres gebeld en kwamen er zodoende achter dat zij daar niet verbleven. Hierdoor kregen de Fransen hun paspoorten met visa niet mee plus werd er een proces verbaal opgemaakt wat hen CFA 50.000 zou gaan kosten. De Fransen waren furieus en vroegen om een verklaring. Dit was simpel uit te leggen. De politie in Benin kon hun veiligheid niet waarborgen, omdat zij niet wist waar de Fransen zich bevonden. Jean-Jacques was niet van plan te betalen en als hij dan toch een bedrag moest neertellen, was dat niet meer dan de helft. Ze werden weggestuurd en reden de 80 km terug naar Grand Popo. De volgende ochtend moesten zij terugkomen. Ze kregen paspoorten met visa mee, maar ze konden niet onder het proces verbaal uitkomen en betaalden uiteindelijk CFA 25.000. Jean-Jacques eiste een reçu. Die konden ze krijgen als ze ’s middags terug zouden komen, omdat de chef er op dat moment niet was. Zij hadden geen zin hier op te wachten en lieten het betalingsbewijs voor wat het was. Dit voorval riekt naar corruptie van de bovenste plank. Wij zijn Benin in het noorden binnengekomen met een visum van 48 uur. Normaliter moet je bij elk hotel/camping een formulier invullen, zodat men kan traceren welke route je volgt. Bij vier van de drie verblijfplaatsen hebben we niets ingevuld en waren wij voor wie dan ook onzichtbaar. En als je een bushcamp maakt, hetgeen mag, weet men al helemaal niet waar je uithangt. Men is dus gewaarschuwd voor deze dienst in Benin. Van tevoren kan men in het aangrenzende land een visum van 15 of 30 dagen kopen voor resp. CFA 10.000 en CFA 15.000. Misschien wel verstandig om dit soort louche praktijken te voorkomen.

Langs de kustweg rijden wij 20 km naar de grenspost Hilakondji. We klaren uit bij de politie. De man schrijft in een groot boek onze gegevens. Daar gaan we weer: onze naam, geboortedatum, waar we wonen, wat ons beroep is, met welk doel we in Benin zijn, waar we vandaan komen, waar we naar toe gaan. We vragen ons nog steeds af wat hiervan het nut is. Al deze gegevens hebben we in Noord-Benin ook al opgegeven en we hebben nog steeds dezelfde naam, zijn nog steeds op dezelfde dd-mm-jjjj geboren, etc, etc. Wij blijven er rustig onder, de man is vriendelijk en als hij onze paspoorten overhandigt zegt hij: “Goede reis madame et monsieur Latuputty-Sjwietèrt.” Het ‘laissez-passer’ hoeven we voor het eerst niet af te geven.
Wij banen ons een weg langs de vele verkopers van zonnebrillen, CD’s, bananen, katoenen lappen, broden, sim-kaarten, Ghana t-shirts, pinda’s, en nog veel meer koopwaar, stappen de auto in en we rijden 30 meter verder. Daar koopt Jeroen een ‘laissez-passer’, ditmaal voor CFA 6.000. Volgens alle omstanders schijnt de prijs te kloppen, ook al staat dat nergens vermeld en Jeroen krijgt er ook geen betalingsbewijs van.
Ina vult formulieren in voor een visum van zeven dagen. Ze geeft het af aan de ambtenaar van de dienst emigratie-immigratie. In een schaal liggen zeven stempels, daarnaast nog eens vijf. Hij pakt er drie, stempelt ze zorgvuldig in het paspoort en schrijft er bij in de kleuren blauw en rood. Bij zijn collega naast hem koopt ze twee stickers, elk voor CFA 10.000. Wanneer deze keurig in de paspoorten zijn geplakt, kunnen we de reis voortzetten. We rijden verder naar de hoofdstad Lomé. Gisteravond hebben we sms-contact gehad met Arjan en Inge en zij reizen ook in Togo. We sms-en hen nogmaals dat we op de berg in Klouto het oude Duitse hospitaal zoeken om daar te overnachten. Dit adres kregen wij van de Fransen en het zou er heerlijk vertoeven zijn. Zij sms-en terug dat we elkaar daar hopen te zien.

Even wat achtergrond informatie om deze streek in Togo beter te begrijpen. Het huidige Togo was ooit de grenslijn van verschillende koninkrijken: het Dahomeyrijk in het huidige Benin en het Akan-Ashanti koninkrijk in het huidige Ghana. De naam Togo is afkomstig van ‘togodo’ wat betekent ‘achter het meer’ in de taal van de Ewe-stam. De Ewe zijn in de 18e eeuw vanuit het oosten gekomen en 32% van de huidige Togonezen zijn afstammeling van deze groep, naast de Kabyé (16%). De Europese gebouwen langs de kust vallen op. Ze getuigen stilletjes van de Europese overheersing. Slavernij heeft eeuwenlang bestaan in West-Afrika. Ondanks dat de Islam het handelen in mensen verbood, stonden de Moren, Tuaregs en Soninkes bekend om de handel in slaven.

Later spitsten de Portugezen zich toe op de slavenhandel en zij brachten tussen 1575 en 1600 slaven naar de Portugese kolonies aan de andere kant van de Atlantische Oceaan om te werken op de suikerplantages. In de 17e en 18e eeuw hebben ook andere Europeanen (vooral Engelsen, Fransen, Spanjaarden en Hollanders) kolonies gesticht in Zuid- en Midden-Amerika en zij hadden ook behoefte aan slaven die in de suiker-, tabak-, katoen- en andere plantages te werk werden gesteld. In de meeste gevallen moedigden de Europeanen de Afrikanen aan om hun buurstammen aan te vallen, gevangen te nemen en naar de kust te brengen in ruil voor Europese goederen zoals kleren, geweren en munitie. Met meer geweren en munitie konden meer slaven gevangen worden genomen. Zij werden op het schip naar Amerika getransporteerd, het ruwe materiaal van de plantages werd naar Europa verscheept en de goederen die men er van maakte werd vervoerd naar Afrika. Zo was het vaarcirkeltje rond. Exacte getallen kunnen onmogelijk worden gegeven, maar men schat dat tussen het eind van de 15e eeuw tot 1870 toen de slavernij is afgeschaft, 20 miljoen Afrikanen gevangen zijn genomen. De helft stierf onderweg in overvolle ruimtes en ongezonde condities.

Hoewel de slavernij is afgeschaft, bleef het onder de Afrikanen bestaan, vooral in Niger, Mali en Mauritanië, uiteraard bestreden door hun regering. Er verscheen in 2003 een verpletterend rapport van een lokale NGO (Non Governmental Organisation) in Niger in samenwerking met ‘Anti-Slavery International’ op hun website. Slavernij lijkt door deze publicatie geheel naar het verleden te zijn verbannen.
De Europeanen richtten zich vanaf 1870 op de handel in palmolie, cacao, koffie en katoen. In 1844 verrasten de Duiters hun Engelse en Franse rivalen door in Togoville met de lokale koning een verdrag te ondertekenen. De Duitsers ‘beschermden’ de inwoners en kregen in ruil hiervoor soevereiniteit (lees: macht). Togoland, zoals de Duitsers het noemden, onderging voor de eerste wereldoorlog een behoorlijke economische vooruitgang. Zij wilden van dit land een modelkolonie maken (typisch Duits …). De Togolezen voelden echter niets voor gedwongen arbeid, belasting en ‘geweldloze’ campagnes waarbij duizenden werden gedood. Begrijpelijkerwijze verwelkomden zij in de eerste wereldoorlog de Britten en Fransen en de Duitsers gaven zich over. Na de oorlog kregen de Fransen tweederde van het oosten van Togoland en de rest kwam toe aan de Brits kolonie ‘Goudkust’ (nu Ghana). Deze omstreden zet zorgde tevens voor de verdeling van Ewe-stam, die op hun beurt weer vochten voor een hereniging. In 1960 werd het land onafhankelijk en kreeg het de naam ‘Togo’.

De naam Lomé, de hoofdstad van Togo, wekt de indruk dat het er loompjes aan toe gaat. Allesbehalve. Het is een drukke, warme stad. Als we er doorheen rijden, is iedereen in de weer. We staan te wachten voor het rode stoplicht en aan beide kanten beginnen twee mannetjes spontaan uit eigen beweging onze voorruit te wassen. Niet geheel onterecht, want de ruit is behoorlijk smerig vol zandsporen en onbestendige vlekken. Jeroen begint druk te gebaren en te roepen dat dat niet nodig is. Hij zag al dat het water in de emmers behoorlijk donker is. De mannen vegen nog een paar keer met een doek over de ruit en Jeroen herhaalt wat hij zojuist heeft gezegd. De mannen kijken beteuterd. “Daar gaan we niet voor betalen”, zeggen we tegen elkaar. Blijkbaar vinden de ruitenpoetsers onze ruit geen gezicht, want ze vegen het smerige water met een ruitenwisser weg en ze lopen door naar het volgende slachtoffer. “Hé, het is er toch beter op geworden”, zegt Jeroen verbaasd. We kijken door een heldere voorruit en lachen om het incident. Met behulp van de Lonely Planet-plattegrond vinden wij probleemloos een cybercafé. Als we deur open doen, komt de koelte ons tegemoet. Wow! We installeren ons elk achter één van de 30 computers. Jeroen kijkt de mail na en doet de financiën en Ina zet het Beninverhaal en foto’s op de weblog. Al met al kost dat meer dan twee uur door de trage verbinding.

Gauw de benauwde stad uit op weg naar de koele bergen. Maar zo snel gaat dat niet. De weg is één en al gaten en niet te zuinig ook, dus slingeren we letterlijk naar boven. ‘We komen er aan, slechts drieduizend-driehonderd-drie-en-dertig gaten te gaan!’ Jeroen merkt op dat we een uur gewonnen hebben en we zetten het autoklokje een uur terug. Het valt ons direct op dat er weinig bomen zijn. Voortdurend zien we grote stukken verbrande aarde. Vroeger was dit gebied een tropisch regenwoud. Nu is daar niets meer van over. In de Nederlandse media horen we veel over het sparen van de regenwouden in Zuid-Amerika en Azië, maar over West-Afrika wordt niet gerept. Er valt ook niets meer te bewaren. Langzamerhand komt het middelgebergte in zicht. Het uitzicht vinden wij met de minuut er op vooruit gaan. We rijden door de plaats Kpalimé (spreek uit: palimee) en we nemen de afslag naar Mont Klouto. Hier wordt het pas echt interessant: een smalle geasfalteerde slingerweg langs dichte bebossing en een waterval met een giga uitzicht over de vallei. Mooi! Dan wordt de weg versperd door een touw. Een man springt uit zijn houten hutje en vraagt ons waar we we vandaan komen. Ina heeft geen zin meer om deze vraag te beantwoorden en ze antwoordt met een wedervraag: “Is Mont Klouto die kant op?”, wijzend naar de splitsing achter het touw. Het antwoord is ‘nee’ en hij loopt richting de achterkant van de auto. Wij weten wel beter, want we hebben het bordje ‘Campement Mont Klouto’ al gezien. Even later verschijnt hij aan Jeroens kant en op dezelfde vraag antwoordt de vreemde man dat we inderdaad door moeten rijden en rechts aanhouden. “Bon. Haal dan ook maar het touw weg.” Gelukkig, de man kan gedachten lezen en hij laat het touw vieren. We rijden door en we vragen ons af of Arjan en Inge ook de weg hebben kunnen vinden. Dan zien we een groot gebouw, duidelijk in Europese bouwstijl en even later zien we de bekende auto onder de mangoboom. Wat een vrolijk weerzien!

We klappen de tent uit, pakken een stoel en een koel drankje en we vertellen elkaar de belevenissen van Benin en Ghana. ’s Avonds tovert Inge een fantastische maaltijd tevoorschijn: een heerlijk stuk vlees, verse groente en ……. aardappelen. Waar haalt ze die nou weer vandaan? Wij hebben ze al in geen weken meer gezien. We duiken vroeg de tent in. “Welterusten”, klinkt het uit de ene daktent. “Welterusten”, klinkt het slaperig uit de andere daktent.
06-02-2009, Klouto
We worden allebei wakker van het licht. Het is nog geen zes uur. Jeroen draait zich nog een keer om en Ina gaat een ochtendwandeling maken. Het is nog koel en na een half uur komt de zon volrood tevoorschijn achter de bergen. In de vallei komt de dauw op. Kinderen lopen naar school. Een enkeling heeft een fiets waar ze met zijn drieën op zitten. Vrouwen halen water en lopen met de jerrycan op het hoofd naar boven. Een voorbijganger kijkt verbaasd. “Alleen aan de wandel?” Hij zegt dat het hier prachtig is en we met een gids moeten lopen. Die kent alle zandweggetjes. Na ruim een uur komt Ina terug, ontbijten we samen met een gebakken eitje en besluiten we na de koffie te gaan wandelen. Nadat Jeroen met de regelneef uitonderhandeld is en beiden tevreden zijn over het eindresultaat (CFA 1.500 p.p. inclusief de entree voor de waterval), neemt de gids Sédou ons mee voor een drie-uur durende wandeling over slingerpaadjes door het regenwoud.

Hij vertelt veel en laat ons de botanische tuin zien: koffie, cacao, papaja, colanoot, banaan, ananas, avocado, cashew en verschillende bomen waar de kleur geel, oranje, wit of rood uit de bast of bladeren wordt gehaald. Zo wrijven wij een blad in de handen en onze handpalmen kleuren indigoblauw. We zijn onder de indruk van de reusachtige kapokboom, de prachtige vlinders en de doordringende jasmijnachtige geur van de koffiestruiken die in bloei staan. Voortdurend zijn er ruisende beekjes te horen. Prachtig! De colanoot is geel of paars van kleur, zo groot als een halve golfbal. Overal in West-Afrika worden de populaire noten op straat verkocht en onder de Afrikanen aan elkaar geschonken. Ze zijn bekend om de hallucinerende effecten, maar smaken voor buitenlanders te bitter. Voor de kerk van een dorpje rusten wij wat uit en Sédou koopt bananen voor ons. Bij de waterval legt hij ze in het water en wij eten koele bananen. Op de terugweg lopen we langs het riviertje waar Ina vroeg in de ochtend de vrouwen water zag halen.
We zijn tevreden over de gids, hij iets minder over onze betaling. Jeroen had met de regelneef de prijs afgesproken: gids inclusief entree voor de waterval. Deze regelneef staat er wat dommig bij te kijken als Sédou bij hem verhaal haalt, maar wij zijn onverbiddelijk, afspraak is afspraak. De middag lummelen we wat en gaat het even regenen, waardoor het heerlijk afkoelt. Arjan moppert: “Waardeloze dag, totaal verregend!”

07-02-2009, Kolokopé
We besluiten om nog een dag samen te rijden richting Noorden. In Klouto doen we nog wat boodschappen op de zeer grote en drukke markt. Jeroen probeert naar huis te bellen, maar krijgt geen gehoor. Later nog maar eens proberen. De weg is zoals we al gewend zijn in Togo: beroerd. Goed opletten dus en proberen een zo voordelig mogelijke route te vinden tussen en door de kuilen. We rijden langs het gebergte dat over de hele lengte van Togo loopt en we komen door veel dorpjes. Wederom valt het op dat er weinig te koop wordt aangeboden. Yam, brood, wat uitjes en soms pepertjes. In de plaats Atakpamé zoeken we naar een overnachtingsplek, maar de twee hotels die we vinden, bieden alleen een onbarmhartig brandende zon. De hele omgeving is trouwens gespeend van bomen, ook op de heuvels is alles inmiddels gekapt. Het ziet er troosteloos uit. We overleggen even en we gaan proberen bij een stuwmeer te komen dat volgens de kaart bij Anié ligt, zo’n 25 km noordwaarts. Wellicht vinden we een bushcamp aan het water, is de gedachte….

In Anié moeten we wat zoeken en vragen, maar dan hebben we de piste gevonden die ons naar het koele water moet brengen. Na ruim 10 km door droog, stoffig en heet savannelandschap komen we in het dorp Kolokopé. We hebben veel bekijks, hier is men duidelijk geen toeristen gewend. We worden vriendelijk toegelachen en Jeroen gaat maar eens informeren waar dat stuwmeer nou toch ligt. Niemand spreekt Frans, maar uiteindelijk wordt hem duidelijk dat er verderop wel een rivier is. Als we bij de rivier aankomen, zien we een prachtige stroom water, waar mensen water halen, aan het wassen zijn en kinderen zwemmen. De hoge oevers lopen steil naar beneden en komen uit op zandbanken, kortom een prachtige plek voor een bushcamp, maar helaas onbereikbaar. Arjan zegt:”Het is wel bereikbaar, want naar beneden lukt altijd, maar we komen nooit meer omhoog.”
We proberen via een omweg zo dicht mogelijk bij de rivier te komen, maar staken onze pogingen en zetten de auto’s onder een boom. Als we de daktenten hebben uitgeklapt, komt er een man naar ons toe die een grote meerval omhoog houdt. Voor CFA 1000 gaat hij hem voor ons klaar maken. In de tussentijd richt Inge een bushkapsalon in en gaat de halsstarrige krullen van Arjan te lijf. Een paar kinderen kijken ernstig toe.

Tegen de schemer komt onze kok met een kleine barbecue, pan, olie en gaat aan het werk. Inge tovert een heerlijke salade tevoorschijn, Ina maakt een groenteprutje en samen met couscous eten we voortreffelijk. De man stuurt de laatste kinderen weg en vertrekt zelf ook. Jeroen mag de satelliettelefoon van Arjan en Inge gebruiken en krijgt zijn moeder aan de lijn. Ze is al weer thuis en alle uitvalsverschijnselen zijn verdwenen. Ze heeft geluk gehad, maar is nog wel moe. We gebruiken onze douche en wat is dat een heerlijkheid! Verkwikt, verzadigd en gerustgesteld door het telefoontje rollen we in bed.

08-02-2009, Badou
’s Morgens worden we om 6 uur gewekt door de opkomende zon. Al snel bouwt de hitte zich weer op en we klappen rap de tent in. Samen ontbijten we onder de geconcentreerde aandacht van zo’n 15 kinderen die keurig op 10 m afstand blijven. Als Arjan met ze gaat voetballen, is alle schroom snel verdwenen en hebben we veel lol met elkaar.

We rijden terug naar Anié en nemen daar afscheid van Arjan en Inge, nu waarschijnlijk voor het laatst. Zij gaan naar Benin en wij naar Ghana. We beloven elkaar dat we elkaar weer zullen ontmoeten, hetzij in Frankrijk, of in Nederland. Goede reis en houdoe! We rijden door naar Badou, aan de grens met Ghana. De route is prachtig door beboste heuvels en kleine dorpen. Het door de kinderen geroepen “cadeau, cadeau!” is echter niet van de lucht. Het is een levendige bende in Badou. Alle winkels, restaurants en bars zijn open. We vinden een auberge net buiten het centrum en installeren ons onder de bomen. ’s Avonds belt Jeroen nogmaals naar zijn moeder. Het gaat goed met haar.

We eten een satéetje op straat en drinken een glaasje fris in een bar. Naast ons is het lawaaierig. Mannen hebben 15 cent entree betaald en kijken naar Spaanse eredivisievoetbal. Wij duiken de daktent in. Die nacht worden we getrakteerd op een tien minuten durende tropische stortregen, bliksem en donder en vallen er takken uit de boom. Het koelt eindelijk af.
09-02-2009, Badou
In eerste instantie wilden we hier een dagje blijven, maar bij nader inzien pakken we toch de boel in. De eigenaar van de auberge stuurt ons naar de douane in het dorp. De deur is open, maar er is niemand te bekennen. De overbuurman gaat op zoek en even later komt hij terug met de beambte. Hij kijkt naar onze laissez-passer en zegt dat we het land nog niet uit hoeven. Het document is nog twee dagen geldig. Hij geeft het terug en stuurt ons naar de grens. We rijden door het dichte oerwoud. Het is hier prachtig. Het weggetje heeft iets weg van een smokkelpaadje. We komen nog door een aantal kleine bergdorpjes en zien aan de vlag dat we nog in Togo zijn. Dan verschijnt overduidelijk de grens: twee slagbomen maar liefst. We klaren uit en Jeroen rijdt niemandsland in.

GHANA
09-02-2009, Akosombo
We gaan naar Ghana! Akwaaba! (You are welcome!) Bij de grens parkeren we de Toy en gaan we de Ghanese autoriteiten te lijf. We hebben al een visum voor 90 dagen, destijds geregeld in Ouagadougou, dus dat moet vlot gaan. Echter, het gaat al mis bij de politie. De dienstdoende agent zegt arrogant, in slecht verstaanbaar Engels, dat hìj bepaalt hoelang ons visum geldig is. Op onze vraag waar dat dan van af hangt, antwoordt hij:”Ik kijk of de mensen betrouwbaar zijn.” Jeroen antwoordt daarop gevat dat wij ons dus geen zorgen hoeven te maken en dat hij gerust een stempel kan zetten. Hij reageert daar niet op en blijft zuchtend en hoofdschuddend door onze paspoorten bladeren. “Hij wil geld”, zegt Ina “en dat gaan we hem mooi niet geven!” Heel tactisch knoopt ze een praatje aan met de agente naast hem en maakt grapjes zodat er een jolige sfeer ontstaat. In zo’n ambiance kan ons agentje geen punt maken en zet met een nors gezicht een stempel voor 60 dagen, lang genoeg voor ons. Merkwaardig blijft het wel.
Vervolgens gaan we een deur verder en moeten we voor het eerst ons medisch paspoort met de inentingen laten zien. De man achter de tafel is heel vriendelijk en legt aan een stagiaire uit wat allemaal in ons gele boekje staat. Nadrukkelijk wijst hij op de stempels. Ja ja, stempels zijn o zo belangrijk! We gaan een bureau verder voor het inklaren van de auto, laten al onze papieren zien en bluffen dat onze Nederlandse verzekering (de groene kaart) een laissez-passer is. Ze begrijpen het document niet, vertellen van de gebruikelijke werkwijze met een ‘carnet de passage’ en laten daarvan voorbeelden zien. We houden nog even vol, maar het mag niet baten: ze gaan een tijdelijke invoer voor de auto uitschrijven.
Jeroens geldig Nederlandse rijbewijs is niet goed genoeg en er wordt gevraagd naar ons internationaal rijbewijs. Ina heeft er nog één, geldig tot 2007, ooit aangeschaft voor Indonesië en nooit gebruikt, nu al wel voor de tweede keer deze reis. Gedecideerd overhandigt ze dit verlopen document met veel stempels en braaf worden alle gegevens overgenomen. Kosten voor het tijdelijk invoeren van de Toy: 10 Cedi voor de administratie en nog eens 10 Cedi voor de wegenbelasting. Bij elkaar is dat ongeveer 14 euro en dat is ons te gortig. We zien hun missionstatement aan de muur hangen en het eerste punt is ‘transparancy’. Dat komt goed uit, want wij vinden het zeer duister waar die bedragen vandaan komen en eisen bewijzen. De mannen blijven rustig, gaan op zoek in stapels papier en laten ons inderdaad het tarief van 10 Cedi zien voor de wegenbelasting. Rest nog die andere 10 Cedi administratieve kosten. “Waar staat dat het invullen van een formuliertje 10 Cedi moet kosten?” vragen we assertief. Tja, dat is nu eenmaal zo. De chef wordt erbij gehaald, nóg een hoge pief en allemaal proberen ze duidelijk te maken dat dit toch echt klopt. Uiteindelijk halen we bakzeil, verklaren onze achterdocht (misschien zijn we wel paranoïde aan het worden) en gaan in goede sfeer uit elkaar. De twee hoge piefen gaan naar de vergadering die door ons gedoe forse vertraging heeft opgelopen; twintig agenten kijken ons na als we het zaaltje uitlopen. “Good afternoon!” zegt Ina met een stralende lach en weg zijn we. Ina doet zelf maar de slagboom open, want iedereen zit immers in vergadering….

We rijden over een piste door de Ghanese heuvels, komen soms door dorpjes en genieten weer van het op reis zijn. De piste gaat over in asfalt, waardoor onze gemiddelde snelheid flink oploopt en we vroeg in de middag al bij het Lake Volta zijn. In de dorpen die we passeren is al veel meer te koop dan in Benin en Togo, veel luxe-goederen, modernere auto’s, minder kapotte vrachtwagens aan de kant van de weg en de dorpen zien er redelijk schoon uit. De mensen zijn in minder felle kleuren gekleed. We rijden overigens gewoon rechts in deze voormalig Britse kolonie. Onderling spreken de mensen de traditionele taal en de officiële voertaal is Engels.

In de zestiger jaren zijn de rivieren White Volta en Black Volta gedamd en is het grootste stuwmeer van de wereld ontstaan, Lake Volta, zo’n 400 km lang. De kosten voor de bouw van de dam zijn betaald door het Amerikaans bauxiet-bedrijf Valco, op voorwaarde van de levering tegen kostprijs van alle energie die het bedrijf nodig zou hebben voor het exploiteren van de bauxietmijnen in Ghana. Dit bleek een wurgcontract, want Ghana had geen enkel profijt van de dam; alle gewonnen energie ging naar Valco. Een fraai staaltje van modern kolonialisme! Pas recentelijk is deze overeenkomst gewijzigd onder druk van het European Development Fund en de Wereldbank en mondjesmaat kan de Ghanese bevolking gaan profiteren van de energiecentrales. Alhoewel, we zagen protestborden langs de weg staan: “No light, no vote!” Hieruit leiden we af dat het voor deze dorpen nog niet echt wil vlotten …..

We vinden een prachtige plek aan het meer bij Akosombo. Het is een chique resort, maar het is geen enkel probleem om op het gras te kamperen met onze Big Boy aan de oever van het meer. We lijken de enige gasten in het hele complex. Bij zonsondergang zien we de witte reigers laag over het water scheren, op weg naar hun nachtverblijf. Vissers in punters halen de netten binnen die ze eerder die dag hebben uitgezet en wij eten Cassoulet met Madame Jeunettes (witte bonen in tomatensaus uit blik met héél hete pepers).
10-02-2009, Akosombo
Vóór de zon opkomt worden we wakker, het is licht, de vogels kwetteren, er wordt geveegd door het personeel. Vanuit onze daktent zien we langzaam de oranje zon boven de heuvels uitkomen en al snel wordt het bloedheet in de tent; we moeten eruit en het is pas 7 uur! We zetten de stoelen in de schaduw van de palmen bij het meer en ontbijten. We kijken wat, puzzelen wat, lezen wat en voor we er erg in hebben is het al middag. Onweer rommelt, soms dichtbij en het is drukkend heet. Ina doet de was met helder Voltawater, Jeroen probeert wat te vissen met zijn vliegvishengel, maar de palmen staan te dichtbij om goed te kunnen werpen. Een bootje regelen lukt uiteindelijk niet en dan is de dag alweer voorbij en maakt Ina mie met smack. Moe van niets doen en de hitte liggen we vlot in bed.

11-02-2009, Akosombo – Nungua
We klappen vroeg de tent in, maar met deze temperaturen zweet je met elke beweging. Vóór we weg rijden nemen we nog een douche, zodat we redelijk fris aan de tocht richting kust beginnen. We moeten in de buurt van het vliegveld van Accra zijn, want Jeroen laat zijn medicijnen (stollingspreparaten ivm zijn hemofilie) overvliegen om zijn voorraad aan te vullen. Dat heeft nogal voeten in de aarde gehad, want de verzekering dekt de vervoerskosten niet omdat er geen sprake is van een noodsituatie. Fraai is dat, pas als Jeroen ligt dood te bloeden ontstaat er blijkbaar een noodsituatie en komen die medicijnen dan nog op tijd aan in West-Afrika? Gelukkig bemiddelt de Creveldkliniek in Utrecht waar Jeroen onder controle staat. Zij zorgt voor een medische verklaring en Sanguin, de producent van de medicijnen, wil de vervoerskosten wel dragen. Het hele spul wordt gekoeld op het vliegtuig gezet en we moeten het ophalen op het vliegveld van Accra. Vandaar dat we een plek zoeken aan de kust en niet te ver weg van de hoofdstad. Zo’n 15 km voor Accra staan we al in een file, ze zijn met de weg bezig en dat zorgt voor veel gedoe. Als we een afslag richting Tema zien, pakken we die meteen en via een nieuwe vierbaans en dure tolweg (8 Cedi = 5,50 euro) verlaten we de file en rijden we snel naar de kust. In de havenstad Tema echter raken we vreselijk aan het dwalen, overal rotondes met afslagen waar alleen de straatnamen bij aangegeven staan. Vragen naar de weg levert steeds andere informatie op en dus ook andere richtingen. Als we bijna de wanhoop nabij zijn, vinden we eindelijk de provinciale kustweg richting Accra. Deze weg blijkt min of meer weggevaagd door de nieuwe tolweg, want we kunnen slechts door een zeer smal en laag tunneltje onder de snelweg door. We vullen onze voorraad aan in een supermarktje, tanken en vinden vlot onze bestemming: Akwaaba Beach Guesthouse aan Coco Beach. Het ziet er leuk uit, met een besloten tuin en vrijwel direct aan zee. Echter, niemand reageert op de bel en het gehele complex blijkt gesloten. We zoeken verder, rijden de parkeerplaats op van een chique hotel waar de receptie ons duidelijk maakt dat er voor onze Toy geen plaats is. Kamers zijn beschikbaar vanaf 150 dollar….

Als we verder willen rijden ziet Ina opeens tegenover het hotel een bordje met Billy Jane Guesthouse, Jeroen springt uit de auto en gaat op onderzoek uit. Hij komt in een lange smalle schaduwrijke tuin met allerlei zitjes van plastic stoelen en legt aan de beheerder uit dat we een plek voor de Toy zoeken. Hij vindt het goed dat we naast het huis parkeren en Ina rijdt door de poort. Met grote ogen ziet de beste man de indrukwekkende Toy over het smalle middenpad rijden. Hij kan ons verhaal maar moeilijk geloven en schudt steeds lachend zijn hoofd. Hij laat de tuinman nog een paar laaghangende takken weghakken en we oogsten weer verbijstering als we de daktent uitklappen. “Is the tent waterproof when it rains?”, vraagt hij. We drinken nog samen een gekoelde pastis, hetgeen hij erg lekker vindt en wij gaan mandiën (douchen uit een emmer) omdat de waterdruk is weggevallen. In de buurt vinden we een internetcafé en Ina mailt nog een aantal berichtjes. Jeroen kijkt op de tv naar de voetbalwedstrijd Ghana – Egypte ihkv de voorrondes voor het WK in 2010 in Zuid-Afrika. Het wordt 2 – 2. ’s Avonds eten we een hapje in het bijbehorende restaurant. Ina eet een zeer smakelijke Tjap Tjoy met rijst en Jeroen waagt zich aan een Ghanese specialiteit: Tilapia met fufu. We willen immers een jaar leven als een tijger, niet waar? Ina vraagt: “Smaakt het ergens naar?” “Och, de vis is goed maar de rest is een ongare meelbal die in de verte smaakt naar bedorven zuurkool.” Jeroen doet z’n best, maar de fufu valt als een steen in z’n maag. “Zelfs die tijger zou met een grote boog om deze meelbal heenlopen!” en hij laat de meelbal verder voor wat ie is. De serveerster is verbaasd dat er nog zoveel van de specialiteit over is.

12-02-2009, Nungua
Op de gezellige veranda voor de receptie, onder twee fans, ontbijten we uitgebreid. Jeroen belt met de salesmanager van Sanguin om het vervoer van de medicijnen te regelen. Ina plaagt Jeroen dat hij een HOT-line heeft met haar. De dame is erg attent en zodra ze meer weet van de vervoerder over aankomsttijd- en plek, zal ze ons berichten. Er worden email-adressen en 06-nummers uitgewisseld en Jeroen mag haar altijd bellen en ze heet Vanessa. We lezen wat, lummelen wat en gaan aan het eind van de middag een strandwandeling maken. Alle toegangen naar het strand zijn via een deur in de betonnen muur en wij moeten 2 Cedi per persoon betalen om er door te mogen. “The beach is free for everyone, why do we have to pay?” vraagt Ina. Benieuwd naar het antwoord zien we allerlei Ghanezen door de deur richting strand verdwijnen zonder te betalen. “White men have to pay!”, is het resolute antwoord. Verontwaardigd over deze discriminatie, de apartheid is officieel immers jaren geleden uitgebannen, lopen we door en vinden na zo’n 400 m een publieke doorgang. Eindelijk kuieren we over het strand en neemt Jeroen een duik in de zee. We drinken een Coca Cola bij een strandtentje onder palmbomen en Ina krijgt prompt de baby op schoot. Lekkere ontspannen sfeer.

’s Avonds is het nog steeds zo warm bij de auto dat we geen zin hebben om te koken en we gaan naar het restaurant. Ina kiest weer voor de Tjap Tjoy en Jeroen heeft zin in biefstuk met frites. Sorry, geen vlees vandaag en Jeroen kiest dan maar de pizza. Sorry, geen ham en salami maar is knakworst ook goed? Uiteindelijk komt de pizza en Jeroen had al wel een diepvriesproduct verwacht, maar dat de bodem zó droog zou zijn, ging zijn voorstelling te boven. Na twee punten hevig kauwen en slikken nemen we de rest mee. Morgen gaan we die ‘opleuken’ en maken we er een lunchhapje van. Voor het eerst tijdens onze reis blijft het ’s nachts vochtig heet in de tent en we slapen wat moeizaam in.

13-02-2009, Nungua
In de ochtend raken we in gesprek met een Australiër die in de mijnbouw werkt in Guinea. Hij vertelt dat de coup, twee maanden terug gepleegd, rustig en vreedzaam is verlopen, maar wij niet zomaar een bushcamp kunnen maken. Hij wijst op onze Toy. “Je weet nooit of je de volgende dag nog in het bezit bent van de bijbehorende vier wielen.” Ook zijn er in het noorden geen auberges. In militair opzicht is het rustig, de criminaliteit en corruptie is echter overal aanwezig. Na dit gehoord te hebben, besluiten we definitief niet naar Guinea te gaan. De slechte wegen kosten ons veel tijd, terwijl we in Mauritanië nog mooie pistes willen rijden. Een andere keer misschien. Als lunch halen we de doggybags te voorschijn. Ina eet rijst en Jeroen pimpt de pizza op, zo lekker, dat Ina voorstelt het aan het restaurant te verkopen. ’s Middags gaat Ina naar het internetcafé een zandweg verderop. ‘Superfast Connection’ belooft het bord, maar in werkelijkheid is het Mostly Superslow Frusty Disconnection. Het lange wachten is nog niet eens het grote probleem, wel de verbinding die zomaar wegvalt. Weg is de email! De kosten daarentegen zijn een schijntje. 1 Cedi voor twee uur, nog geen 70 cent. Kun je weer niets van zeggen, al helemaal niet als de jongen nog korting geeft voor het ongemak. Heel aardig. Jeroen zoekt ondertussen verkoeling op het strand. Het is er rustig, hij leest een boek en bestelt een cool colaatje. Aan het eind van de middag komen twee jonge dames naar hem toe. “Are you alone?”, vragen ze. Jeroen kan hen elk antwoord geven dat hem op dat moment te binnen schiet. Hij zegt dat zijn vrouw aan het internetten is. De dames kijken nogal verontrust en waarschuwen Jeroen. Hij moet gauw naar huis. In het donker is het niet helemaal pluis op het strand en waarschijnlijk ook niet waar Ina zich bevindt. “You go now”, houden ze aan en Jeroen pakt zijn spullen. Aardig van die meiden. Hij loopt ietwat ongerust in het schemer naar de auto. Daar treffen we elkaar weer, net voor het donker. Ook Ina heeft bedacht voor het donker terug te zijn. Overdag is het geen probleem, maar we zijn voldoende gewaarschuwd door mensen en de Lonely Planet voor het hele 500 km tellende Ghanese mooie, maar o zo onveilige strand tijdens de avond en nacht, zelfs voor lokalen!

Het weer blijft vochtig en drukkend benauwd, waardoor we niet echt honger hebben. We eten licht: brood met een visje uit blik. Uitgeteld van de warmte liggen we op dikke kussens, elk op een bank onder de ventilatoren die draaien op de hoogste stand. We hebben deze luxe banken met tafel geconfisceerd en noemen het ‘onze woonkamer’. Geen probleem. Behalve de Australiër die boven zijn eigen zitgedeelte heeft, hebben we geen andere gasten gespot. Die nacht slapen we wederom op een vochtig laken in een benauwde tent.
14-02-2009 Nungua
“Happy Valentine!” klinkt het gezellig op de radio, zeker met het Ghanees Engelse accent plùs intonatie. We krijgen de indruk dat deze dag dik wordt gevierd. De restauranteigenaar komt langs. “Hello”, zegt hij met harde, Afrikaanse basstem, zodanig dat we er van schrikken en uit onze luie banken komen. Hij deelt ons mee dat hij voor deze gelegenheid ’s avonds een buffet organiseert. We raken met de aardige man aan de klets, over Ghanese politiek. Hij is ooit in Europa geweest en hij kan een mooie vergelijking trekken. Aan één stuk door vertelt hij. “In Europa werken de landen met elkaar samen en in Afrika is dat niet zo. Zelfs Ghana is niet een eenheid. Kijk nou naar de moslims. Als zij een feest hebben, nodigen zij niemand uit. Je komt gewoon en het is normaal dat je mee eet. De mensen zijn er voor elkaar. Met Ghanezen is dat anders.” Wij zijn één en al aandacht. “If I would be president”, gaat hij onverstoorbaar verder met zijn betoog, “I would invite Europe and ask them for help. Leren van Europa hoe je samenwerkt en hoe je onvruchtbare grond moet bewerken. Ghana is een arm land en kan te weinig doen aan landbouw. In Europa zag ik veel agriculture. Mensen moeten hun voedsel kunnen verbouwen.”
Wanneer de man een adempauze neemt, zegt Jeroen dat Europa een lange weg heeft meegemaakt om zover te komen. Slechts 64 jaar is Europa zonder oorlog (burgeroorlogen daargelaten). De man vult Jeroen direkt aan welke landen tegen elkaar hebben gevochten en noemt hierbij Mussolini, Hitler, Franco en Napoleon. Hij kent zijn klassiekers. Wat weten wij eigenlijk van Afrika, behalve de Europese overheersing ervan? We praten nog wat, maar dan verlaat hij ons om de voorbereidingen voor vanavond te treffen. Wij verbazen ons over zijn bijzondere kijk op de moslims en praten nog wat na. Vooral bij feestdagen zijn de islamieten genereus tegenover elkaar, maar ook moslimvolken hebben met elkaar gevochten en doen dat onderling nog steeds. Kijk maar naar de Arabische wereld en de strijd tussen Soenieten en Sjiïeten.

De warmte bouwt zich enorm op. Jeroen gaat weer naar het strand. Ina gaat naar het internetcafé en onderweg op het brede zandpad is er van alles te zien. Kleine kinderen spelen in het stoffige zand, schoolkinderen lopen in schooluniform, jongeren hangen onder een afdakje en hebben het gezellig met elkaar, jonge vrouwen dragen spullen op hun hoofd en een kind op de rug in een doek, mannen rijden in taxi’s rond (Opel Astra’s). Aan weerskanten zijn kleine houten koopstalletjes, soms een modern stenen winkeltje en een bakker. In en om de winkeltjes is het schoon, in tegenstelling tot de rest. Ina loopt zigzaggend op slippers om het vuil heen. Even verderop ruikt het naar rook. Nee, geen saté deze keer, wel rook van het afval dat midden op de zandweg wordt verbrand. Ondanks dat het lange tijd niet geregend heeft, staat een gedeelte van de zandweg vol met water. Oorzaak is een lek in de waterleiding. Met een heel klein straaltje stroomt het water uit een buis die net boven het zand uitsteekt. Mannen in blauwe werkkleding met handschoenen en laarzen aan proberen iets aan het probleem te doen, lopen met grote passen heen en weer en schreeuwen elkaar iets toe. Er staan twee grote kerken van de Pinkstergemeente. Een opvallend keurig geklede jongen loopt met zijn bijbel en gezangenboekjes in de hand naar een bord die wijst waar de ‘biblecourse’ wordt gegeven. Het Christendom is gebracht door Europese missionarissen en 70% van de bevolking is protestant, katholiek of lid van de pinkstergemeente. 15% is Moslim, wonen voornamelijk in het noorden en de rest beleidt het traditionele geloof, geloof in geesten en voorouders. Overigens wordt dit door alle Ghanezen aangehouden naast hun geloof in het Christendom en Islam.
Aan het eind van de zandweg staat het internetcafé met wel liefst 15 computers. Eindelijk internetgeluk vandaag. De emails kunnen verrassend vlot verstuurd en binnengehaald worden en het Togoverhaal met foto’s staan binnen 30 minuten op onze weblog. Een recordtijd! Op de terugweg blijkt het lek in de waterleiding nog niet opgelost en is er een stroom ontstaan. De werkmannen zijn in geen velden of wegen te bekennen. Ach, ’t is ook zaterdag, weekend en Valentijnsdag. Ook Jeroen komt thuis. Hij ziet dat iedereen zich opmaakt voor het grote Valentijngebeuren. De bars hebben hun grote boxen buiten geïnstalleerd. Van verschillende kanten komt de vrolijke muziek op ons af. Dat belooft wat. De prijs van het buffet staat ons niet aan: ruim 12 euro per persoon, dus koken we een potje bij de auto. Het begint voorzichtig te waaien, te weerlichten en het koelt af. Duidelijke tekenen van regen. Ina haalt de was binnen. Even later zitten wij droog in onze woonkamer van ons broodje Baron en ravioli te genieten en komt de tropische regen met bakken loodrecht uit de lucht vallen. Het koelt totaal af. Eindelijk. Hoe fijn regen kan zijn. Maar niet voor de feestgangers. De boxen worden binnengehaald, de stroom valt een paar keer uit en het is plotseling muisstil geworden. Het feest is letterlijk verregend. Bah, waardeloze dag, zou een zeker iemand nu zeggen…..
15-02-2009, Nungua
De dag begint met een ontbijtje en gebakken eitje. Het lijkt wel zondag. Sterker, het ìs zondag. Een groot gedeelte van de nacht heeft het geregend. Voor de feestgangers waarschijnlijk geen probleem. Tot 7 uur vanochtend heeft de bar naast ons gefuifd en denderde de harde muziek onze daktent in. Drie uur later horen we de muziek aan de andere kant van ons: de Pinkstergemeente zingt. Dat klinkt heel vrolijk met livemusic en koor. De dienst duurt twee uur, daarna hervat aan de andere kant de DJ zijn werkzaamheden. We drinken een bakkie Javaans/Timorese koffie die we in Marokko hebben gekocht. Het is het laatste pak. Binnenkort gaan we de Westafrikaanse koffie proberen. ’s Middags lopen we met boek, sarong en twee cedi’s naar het strand. Het waait behoorlijk en binnen enkele ogenblikken zitten we onder het haarfijne, zilvergele plakzand. Bij een stalletje drinken we een ijskoude pepsi en dito coca cola. Er zijn nu niet zoveel mensen als gisteren, maar genoeg om de Ghanezen te kunnen observeren: spelende kinderen, voetballers, surfers op een houten afvalplank, vrouwen die koken, een wielrenner (!), verkopers en één auto die over het strand scheurt. “Zo, wat gaat dat hard”, verbaast Ina zich. “Hebben wij dat ook gedaan in Mauritanië? Cool!”
Aan de zon te zien, loopt de middag tot zijn einde. We wandelen terug en nemen een douche. Er is weer voldoende waterdruk en we komen er achter dat we zelfs heet water hebben. Wat een ongekende luxe. Goed om het plakzand uit de haren te wassen. We pakken de auto grotendeels in. Morgen kunnen we de medicijnen bij de luchthaven ophalen. In het restaurant, gezeten in de koele zeebries eten we saté met patat. Al lang niet gehad en het smaakt fantastisch.
16-02-2009 Nungua – Accra – Cape Coast
Na vier dagen stilstaan is het wel genoeg geweest. We zijn immers op reis. Uitrusten op een mooie plek hoort erbij, maar op de één of andere manier maakt iets ons rusteloos en willen we door. Op weg naar het onbekende en op zoek naar avontuur. Eerst maar de medicijnen ophalen. Ina rijdt en Jeroen is bijrijder en leest de kaart. We staan even in de file, maar al heel snel vindt hij de afslag naar het vliegveld en deze weg behoedt ons dwars door het centrum te rijden, de maandagochtenddrukte vermijdend. Een uitspraak in de Lonely Planet: Nobody loves Accra. Wij geloven dit direkt en willen er eigenlijk ook niet zijn. Bij een groot bord ‘cargo’ slaan we rechtsaf, komen voor een groot, open hek te staan en worden direct tegengehouden door een aantal mannetjes met badge op de borst. Wat we hier komen doen. Eén van hen doet het woord en wijst ons vriendelijk waar we naar toe moeten. Ina wil net doorrijden, maar hij doet het portier open, gebaart Jeroen dat hij moet opschuiven en hij begeleidt ons naar een parkeerplaats. Links en rechts passeren we alle bureaus (lees: houten keten) van vliegtuigmaatschappijen die hun kisten op Accra laten aanvliegen. Hij belt voor ons naar de manager director, mister Ali. Deze man krijgen we niet te zien of te spreken, maar een lange, slanke man komt ons vertellen dat het pakketje eerst moet worden uitgeklaard wat enige tijd in beslag zal nemen. We kunnen eerst andere dingen doen en later terugkomen. Ina zet druk op de ketel en zegt hem dat we vandaag naar Cape Coast moeten en niet in het donker willen rijden. De man begrijpt ons en hij verzekert ons dat hij de formaliteiten zal upspeeden.
Op de parkeerplaats nemen wij ons ontbijtje met lariam, kijken naar de spaarzame vliegtuigen die op de enige landingsbaan vertrekken, lezen wat en wachten, terwijl de temperatuur stijgt. “Waarom staan we te wachten voor mijn noodgeval?” vraagt Jeroen. Er zal je maar een noodgeval overkomen, de medicijnen heb je niet zomaar in je handje. Net als we besluiten toch eerst boodschappen te doen, komt een kleine man naar ons toegelopen. Hij verklaart het wachten. De medicijnen zijn behoorlijk wat euro’s waard (zo’n slordige 16.000 euro), waardoor deze op juiste wijze moeten worden uitgeklaard door, denken we, het invullen van de nodige paperassen. De douanemensen zullen wel opgekeken hebben. Een klein koel pakketje van duizenden euro’s en dat afgezet tegen het dagloon van nog geen paar euro’s. Voordat we van de parkeerplaats afrijden, vragen we de man hoe hij heet. Altijd goed om een naam te hebben. Hij noemt rap zijn lange Ghanese naam. We kunnen het niet volgen, behalve dat het met Kofi begint. Familie van dè Kofi Anan? Wel nee. In Ghana krijgen alle kinderen de naam van hun geboortedag mee. En als je als jongen op een vrijdag bent geboren, begint je naam met ‘Kofi’. Voor ons gemak stelt hij zich voor als ‘Watson’. Over een uur kunnen we terug komen. We zoeken een bank en pinnen er voldoende cedi’s met de creditcard. Alleen in Ghana kunnen we pinnen met dit betaalmiddel, voor andere landen heb je beslist een visakaart nodig.
Het loopt tegen twaalven en besluiten terug te gaan. Twaalf uur betekent lunchtijd en we hopen dat alle formaliteiten voldaan zijn voordat iedereen en masse zijn werk stopt voor lunch en rust. Ina ziet Kofi lopen en gaat er meteen op af. “En?”, vraagt ze hoopvol, maar zijn gezicht verraadt dat we nog niet klaar zijn. Kofi legt uit hoe het uitklaren in zijn werk gaat voordat het pakket kan worden overhandigd. In zijn handen heeft hij papieren. “Kijk”, zegt Kofi, “dit is jullie dossier.” Ademloos kijken we naar de dikke stapel papieren. Hoe is het mogelijk dat men in zo’n korte tijd een dossier kan aanleggen met een omvang waar je ‘u’ tegen zegt. Geduldig en heel precies legt Kofi in rap, bijna onverstaanbaar Engels uit wie waar verantwoordelijk voor is en dat nauwkeurig vastlegt op papier met onderaan…. een stempel. Kofi loopt langs al die mensen, verzamelt de gegevens van begin tot eind en controleert of de papieren juist zijn ingevuld. Nu wacht hij op een papier van een beambte en hij neemt ons mee naar het bewuste kantoor. We stappen een frisse ruimte binnen en lopen Kofi achterna. Achter bureaus zien we mensen niets doen. Het is immers lunchtijd. Ook de dame die één van de waardevolle documenten moet leveren, hangt relaxt in haar bureaustoel, duidelijk genietend van haar lunch. Kofi keert zich naar ons toe en zegt dat het hem verstandig lijkt dat we voor even wachten. “Ze kan wel eens wat geïrriteerd worden als we haar tijdens de pauze storen.” En dat willen we de beste mevrouw niet aandoen. Braaf gaan we op de bank zitten en Kofi neemt van de gelegenheid gebruik ons uit te horen over onze reis. De ‘ooh’s’ en ‘aah’s’ zijn niet van de lucht. Als we zeggen we dat we er hard voor hebben moeten werken en sparen, merkt hij op dat hij nooit zo’n reis zal kunnen maken met al het geld dat hij in zijn hele leven bij elkaar zou verdienen. Dan denken we even aan de uitspraak van Jacobse en Van Es, leden van de Tegenpartij: “Geen gezeik, iedereen rijk.” Wat zou de wereld er dan anders uit zien. Kofi kijkt over de bali, staat op en neemt polshoogte bij de voor ons zo belangrijke dame die in het bezit is van het gehele dossier. Even later verschijnt hij met dossier en gebaart ons mee te komen. Op naar de volgende stempel. Om te voorkomen dat we onnodig lang moeten wachten, voert Ina de druk op. Ze zegt dat Jeroen de medicijnen nu nodig heeft. Kofi kijkt ons aan: “Is that really so?” We knikken van ja. Dan zien we de lange, slanke man weer en Kofi loopt naar hem toe. Ze praten in hun eigen taal en de man loopt met dossier door een deur. Jeroen koopt een krant en leest iets over de Ghanese politiek en een heleboel verkeersongelukken.
Niet lang daarna komt hij terug en we mogen weer mee, nu begeleid door beide mannen. We lopen links om het gebouw, bij een hek worden we door een bewaker tegengehouden terwijl Kofi doorloopt. Wij krijgen een badge waarop staat “visitor” en een lang nummer. Nu wordt het pas menens. “We kunnen binnen tien minuten de medicijnen ophalen”, belooft Kofi als hij zich bij ons aansluit. Dat is mooi, denken wij, maar eerst zien, dan geloven. We lopen door een grote loods met containers en dozen die door de werklui naar elkders worden gebracht, dragend of op een kar. Het is één en al bedrijvigheid. Het gaat ergens op lijken. Aan het eind van de loods slaan we linksaf, lopen tien meter naar buiten en staan stil. Voor ons is de landingsbaan. Maar waar zijn de medicijnen? We wachten. Een dame in uniform komt op ons af en ze loopt met Kofi naar een grote container. ‘COLD ROOM’ staat er met koeienletters op. We zijn er zo voorbij gelopen. Men wil checken wat er in het pakketje zit. Hiervoor moet de doos uit de koeling. De deur gaat open en we constateren dat het werkelijk koud is in de container. De medicijnen mogen niet boven de 8C komen. We vragen hoe lang dat gaat duren, bang dat de maximaal toegestane graad bij een tropisch temperatuurtje van 35+ moeiteloos en vlot wordt overschreden. Het zou slechts een paar minuten duren. De doos gaat open en inmiddels staan er meer mensen nieuwsgierig te kijken wat er eigenlijk in zit en zoveel duizenden euro’s waard is. “Ze zullen wel schrikken als ze al die naalden en glazen potjes met witte poeder zien”, zegt Ina. “Nederland staat al zo bekend om zijn coffeeshops”, voegt ze er aan toe. Jeroen kijkt toe en zegt dat alles in kleine doosjes verpakt is en ze het niet eens in de gaten hebben. Ze lezen wat er op de doosjes staat, kijken in hun dossier of het klopt en de hele handel gaat weer keurig de doos in. De dame tekent iets af en met doos lopen we terug door de loods. We kunnen vertrekken, denken we. Weer mis. Nog drie handtekeningen hebben we nodig en we mogen weer zitten bij een kantoortje, de doos op de grond in de tropische hitte. Weer zeggen we dat het niet goed is voor de medicijnen en Kofi zet de doos in het kantoortje voorzien van airconditioning. De lange, slanke man komt ergens vandaan met het nog dikker geworden dossier en loopt nog één keer heen en weer. Eerst naar een man die iets in het dossier krabbelt, dan naar de belangrijke man die ondertekent en maar liefst drie stempels plaatst en weer terug naar de eerste man. De medicijnen zijn uitgeklaard. Kofi, de lange, slanke man en nog twee kerels doen ons vrolijk lachend uitgeleide. Zouden ze een uitklaringsrecord hebben verbroken? Kofi is benieuwd waar we de koelkast in de auto hebben en we laten het hem zien. We openen de doos, bergen alle kleine doosjes op en de koelelementen geven we aan de mannen die er heel blij mee zijn. Naar elkaar zwaaiend verlaten we het terrein en Jeroen bestudeert hoe we zo snel mogelijk de hoofdstad uit kunnen komen. Met grote dank aan de Creveld Kliniek en Vanessa van Sanguin!

Een kaart en plattegrond is op reis onmisbaar, maar het vertelt slechts de halve waarheid. Het is zo plat als een dubbeltje en verzwijgt de eventuele obstakels die het reizen ongemakkelijk kunnen maken, maar deze onhebbelijkheden zorgen er tevens voor dat de reis je avontuur is. En wie reist kan verhalen. Op zich is het rijden door Accra niet moeilijk, alleen staan er nauwelijks borden die je het reizen door een drukke stad vergemakkelijken. Bij de Nederlandse ambassade, overigens van de buitenkant een zeer groot en luxe gebouw, missen we prompt de afslag. We rijden door en Jeroen ziet op de kaart welke weg we moeten nemen. Helaas staan de éénrichtingswegen niet aangegeven. We draaien wat, komen om drie uur ’s middags midden in een file terecht en uiteindelijk vinden we de rotonde met dit keer een bordje ‘Cape Coast’. We hebben al veel markten gezien, maar de markt in Accra overtreft alles. Links en rechts zien we de vele stalletjes waar werkelijk alles te koop is en het ziet er zwart van de mensen, allemaal lokalen. Moesten al die mensen op maandagmiddag boodschappen doen? De markt strekt zich over vele meters uit. Voor elk stoplicht verkopen venters water, bananen, chips, brood en zelfs voor een startkabel hoef je je auto niet uit. Langs de rivier zien we de afval en de krottenhutjes, heel armoedig en smerig. We snappen dat zelfs voor de lokalen zou kunnen gelden: ‘Nobody loves Accra’. Op de andere baan groeit de file, terwijl die aan onze kant oplost. Accra is behoorlijk uitgedijd en het duurt even voordat we de groene heuvels met palmen vol betelnoten, bananenbomen en cassave zien, hier en daar een huis en links van ons de Golf van Guinea.

Na twee uur rijden we Cape Coast binnen, de voormalige Britste koloniale hoofdstad. We vinden gemakkelijk ‘Oasis Guest House’, the only beachfront place in CC’. Deze beschrijving bevalt ons wel en wederom kunnen we in de tuin onder de palmen staan voor 3 Cedi per persoon per nacht. We installeren ons, lopen het strand op en we zien zo’n 200 meter naast ons het imposante witte fort op de klif. Het strand is jammer genoeg bezaaid met afval.

Vanavond trakteren we onszelf vanwege de goede afloop van het medicijnverhaal op een overheerlijk diner: tomaten/komkommersalade, pittige kip en kruidige kebab met patat. We duiken vroeg het bed in. Jeroen kan door de hitte de slaap niet vatten en Ina wappert hem koelte toe. Binnen enkele minuten valt hij tevreden in slaap.

17-02-2009, Cape Coast
We gaan de confrontatie aan met onze Hollandse koloniale geschiedenis en bezoeken het fort genaamd ‘Cape Coast Castle’. In 1637 is het door de Nederlanders verbouwd als een kasteel. Vijftien jaar later hebben de Zweden het kasteel vergroot. In de daarop volgende dertien tumultueuze jaren is het vijf keer in verschillende Europese handen geweest. In 1664 veroverden uiteindelijk de Britten het fort en bleef het gedurende twee eeuwen in hun handen. Het bouwwerk en de locatie zien er fotogeniek uit en als je alleen met oog voor de mooie plaatjes er doorheen loopt, dan is er van een confrontatie geen sprake.

De gids doet dan ook haar best om ons mee te nemen naar andere tijden en vraagt ons één en ander voor te stellen. We dalen af via een gang, het daglicht achter ons latend. Uiteindelijk staan we wat bedremmeld in het donker en de gids zegt: “Stel je dus voor: de mannen werden in één van de vijf cellen gepropt, 200 man per cel. Het totale oppervlak van een mannencel is 4 x 9 meter (36 m2), net zo groot als de werkkamer van de gouverneur die in een fraaie toren is gesitueerd. Elk persoon beschikte dus over een zeer krappe ruimte van ongeveer 40×45 cm, net voldoende om rechtop te kunnen staan. Voor de vrouwen en kinderen waren er drie cellen, 100 personen per cel. Er was nauwelijks tot geen daglicht, geen water en toilet en het stonk er doordat iedereen er zijn behoefte deed. Men moest er eten en drinken en even in de frisse lucht was er niet bij. Sterker nog, soms moesten ze maanden wachten op een boot die hen wegvoeren, ver weg van hun homeland. ‘The Way of No Return’. Het percentage dat de wachttijd in de cellen niet overleefde was dan ook hoog. Jonge kinderen die gedurende die wachttijd wees werden, kregen soms een plek in een weeshuis, alwaar ze een Engelse achternaam kregen. Zodoende zijn er nu Ghanezen met een Engelse achternaam. Opstandige slaven werden in een soort isoleercel gegooid, zonder licht, voedsel en water, om te sterven.”

Teneergeslagen lopen we weer uit die donkere doodskamers het stralende zonlicht van de binnenplaats tegemoet. Tja, de confrontatie heeft zijn uitwerking op ons niet gemist, want we zijn onder de indruk en het fort lijkt ons minder fotogeniek toe. De gids beschrijft verder de handel die de Europeanen dreven met de lokale Afrikaanse stamhoofden en hoe ze hen aanmoedigden om slaven voor hen te bemachtigen. Zo vertelt ze over ‘the Golden Triangle’, de gouden driehoek: goud en slaven in Afrika ruilen tegen geweren, drank en stoffen, vervolgens de slaven naar Zuid-Amerika transporteren om ze daar te verkopen aan de eigenaren van de plantages, vanuit die plantages het ruwe materiaal zoals koffie, katoen en dergelijke vervoeren naar Europa om er producten van te maken die daarna met 300 tot 400% winst in Afrika werden afgezet. Een lucratief patroon die ook niet zomaar kon worden gestopt. Nederland heeft pas in de 2e helft van de 19e eeuw als één van de laatste landen de slavenhandel verboden…..

We bezoeken het museum, zien de enigszins tegenvallende video, lopen nog wat rond, maken toch nog mooie plaatjes en verpozen de rest van de dag bij de tent, aan het strand, of op de rotspunt onder het fort om naar het breken van de golven te kijken. James komt een praatje maken; een jonge Ghanees die veel vragen stelt over Europa, het leven bij ons, de religie, enz…

Jeroen maakt nog een mobiele waaier in de tent om de nachten beter door te kunnen komen. De constructie: een kussensloop, een stuk bamboe om het te verzwaren en scheerlijn voor bevestiging in de nok. Als we in bed liggen trekken we voortaan aan een touwtje waardoor het kussensloop heen en weer zwaait en ons heerlijke koelte toewuift. Euréka!
18-02-2009, Elmina – Dixcove
We breken de tent vroeg op, James zwaait ons uit en we rijden richting het westen langs de kust. Mooie zeegezichten, palmen, zandstrand, zon. We pauzeren in Elmina waar ook een fort staat waar de Hollanders twee eeuwen hebben gezeten. Wederom een prachtig plaatje met een zelfde trieste historie.

Via het strand lopen we naar het fort toe en Randy loopt met ons op. Ook hij stelt weer veel vragen en op onze antwoorden reageert hij steevast met: “Oh wonderful, wonderful, wonderful!” Ina kan haar lachen niet houden. Al pratend slalommen we om de drollen heen waarmee het strand bezaaid ligt en de geur is bepaald onprettig. Randy licht toe: “This is from the people who live here and with God’s grace the sea will pick it up!” Jeroen heeft inmiddels al 2 openbare toiletten gezien waar dus duidelijk geen gebruik van wordt gemaakt. Die indruk wordt nog eens onderstreept als we langs een gehurkte man lopen… Elmina heeft een natuurlijke haven en het witte fort torent er boven uit op een klif. De haven is in vol bedrijf. Sterker nog, de haven ziet zwart van de Ghanezen. Overal krioelen mensen, boten, vissen, stapels netten, handeltjes, kortom een feest om te zien!

Niemand spreekt ons aan, want men is druk met zichzelf en de handel. We laten het fort voor wat het is, kopen brood en bananen en rijden door naar Takoradi waar we de ansichtkaarten op de post doen en nog een supermarkt in het zeer gezellige en hectische centrum vinden. De auto mogen we, dankzij de charmes van Ina, even parkeren bij het tankstation, omdat in deze geordende chaos nergens een plekje is te vinden.

En nu naar Dixcove, want daar is Green Turtle Lodge. Van veel overlanders hebben we deze plek al getipt gekregen, dus dit moeten we zien. Dixcove zelf is een klein vissersdorpje, getooid met één van de 20 forten langs de kust. Daarna zo’n 10 km piste (dirt road) en eindelijk rijden we het terrein van Green Turtle Lodge op. Het resort is 6 jaar geleden door een jong Engels stel opgezet en ze hebben het geheel basic gehouden. Zelf-composterende toiletten, zonnepanelen, waterrecycling, olielampjes als verlichting. Voor het natje en droogje wordt goed gezorgd; een uitstekende keuken en een lekkere cocktailbar (happy our van 5 – 7 pm) die in een oude boot is gebouwd. De overlanders mogen op het strand onder de palmen een plekje zoeken, uiteraard met zicht op de zee. Vakantie in optima forma!

19 t/m 22-02-2009, Dixcove
Als we vanuit de daktent onze ogen open doen, kijken we op de brekende golven van de zee. De tent is nat van het vochtige tropische klimaat en alles krijgt een licht plakkerig laagje door het zout. Maar er staat een lekkere bries, de palmen geven voldoende schaduw en we geven ons over aan het zalige nietsdoen. Lezen, puzzelen, eten, was doen, wandelen, zwemmen, zonnen… We grijnzen elkaar toe: “Dit is ècht lekker. Hier willen we wel even blijven en dat gaan we doen ook!” Naast ons staan Gert en Veerle uit Lier, vlakbij Antwerpen, met hun Land Rover 110. We wisselen waypoints uit en geven elkaar tips. Zij gaan nog door tot Cameroen naar hun tante, een 72-jarige non die daar woont en werkt in een missiepost. We zullen hun avonturen gaan volgen via hun blog en misschien komen ze op hun terugweg nog bij ons langs op Baron.

Van Drew, een Australiër met een Land Rover 130, leert Jeroen body-surfen. Je zoekt de juiste golf uit, je wacht tot de golf je de zee intrekt, dan maak je 3 – 4 peddelslagen, strek je handen voor je uit en richt je bovenlijf op. Als het goed gaat surf je de hele golf mee naar het strand. Als het fout gaat lig je onderste boven, gedesoriënteerd onder de golf met zout water in je neus en je zwembroek vol zand. Het is absoluut verslavend en oefening baart kunst. Op de verjaardag van Tom (de eigenaar) spelen we met hem en anderen een partijtje beachvolleybal. Mooi plaatje hoor, zo aan het strand. Bij een ondergaande zon duiken we met z’n allen de zee in om het zweet en het zand van ons af te spoelen.

23-02-2009, Prince’s Town – Ankasa National Reserve
Blijven we nog even of gaan we toch verder? Arjan blijkt gelijk te hebben: “GTL is zo’n plek waarvan mensen zeggen dat ze van plan zijn 2 dagen te blijven en er vervolgens ruim een week staan!” Toch geven we gehoor aan dat andere stemmetje in ons hoofd dat roept om de volgende avonturen en ontdekkingen. Jeroen neemt ’s ochtends nog een afscheidsduik in de zee, komt met een prachtige golf het strand op gesurfd en springt in de auto. Let’s hit the road: terwijl de ‘Ghana Blues’ door de Toy klinkt, rijden we naar de zuid-westhoek van Ghana om het Ankasa National Reserve te bezoeken.

Onderweg buigen we nog even af om Prince’s Town te bezoeken. Destijds wilde de Pruisische prins Friedrich ook een hapje uit de rijk gevulde ruif meeëten en liet een fort bouwen om vandaaruit mee te doen met de ‘golden triangle’. Het fort is opgetrokken uit de lokale bruin-grijze stenen en onder-scheidt zich daarmee van de andere 19 forten die allemaal wit zijn. “Nee dank u, we hoeven geen guided tour en nee, onze auto hoeft u ook niet te bewaken.” We hebben een mooi uitzicht over de baai, lopen wat rond, zien de kerkers van bovenaf en stellen vast dat dit een werkelijk schitterend verbouwproject is om gîtes in te maken. Nu is het in verval en dat is erg zonde, vinden we.


We rijden door naar Ankasa. Het park is een nog onaangetast stukje regenwoud van ruim 500 km2. Bij de poort worden we vriendelijk ontvangen door de tourist-officer en vraagt wat we willen. Dat weten we wel: zelfstandig door het oerwoud crossen over de smalle paadjes, een bush-camp maken en dan met een gids een wandeling door het oerwoud maken. “No problem!” zegt hij, totdat zijn mitsen en maaren ter tafel komen. Vrij rondrijden kan niet, want er is nog maar één begaanbare weg, een bushcamp moeten we hier bij de ingang maken want de campments zijn afgebroken en de gids moeten we ook hier bij de ingang regelen. De prijslijst is voor ons de tweede domper. We moeten betalen voor entree, de overnachting, de auto, de gids per uur per persoon, totale kosten 36 Cedi (25 euro). “De tarieven zijn door de overheid met ingang van 1 februari j.l. verhoogd en ik kan er niets aan doen”, zegt hij. Wij betogen dat een verhoging van 300% schadelijk is voor de ontwikkeling van toerisme (helemaal voor een park dat nog niet klaar blijkt te zijn), het onredelijk is om de gids per persoon per uur te betalen (hij doet immers voor 1 persoon hetzelfde werk als voor 2), we niet betalen voor een overnachting omdat we zelfvoorzienend zijn en we zeker niet bij de slagboom gaan kamperen. Dan zetten we de auto net zo lief aan de andere kant van de slagboom. Dan hoeven we niet te betalen voor de auto en ook niet voor de overnachting! Dat laatste brengt hem van z’n stuk en hij weet niet wat hij daartegen in moet brengen.

We doen hem een voorstel: “We betalen entree (want dat is redelijk), we betalen de gids voor 3 uur (en niet per persoon) en we gaan gewoon een bushcamp maken midden in het oerwoud”. Hij wil ons wel tegemoet komen, maar vindt nog steeds dat we voor overnachting moeten betalen. Jeroen, moe van het debatteren, hakt de knoop door en zegt:”Ons laatste bod is dat we 25 Cedi betalen voor de entree, gids en overnachting en anders gaan we gewoon weer weg.” Hij gaat eindelijk akkoord. Pffff… We spreken met de gids af dat we hem om 6 uur ’s morgens oppikken voor de wandeling en we rijden het oerwoud in over een goed, smal pad. Na 8 km parkeren we de Big Boy bij een campment waar de boswerkers verblijven. We zijn omringd door hoge bomen en er hangt een continue mist boven ons hoofd terwijl het klammig heet is. Overal geluiden en geritsel om ons heen. Ja, dit is echt een tropisch regenwoud! Ina voelt zich helemaal in haar nopjes, ’t is net Indonesië. We eten de van tevoren al klaargemaakte macaroni, sluiten de douche aan en nemen een douche (oh, wat een heerlijkheid!) en we kruipen vlot in bed, vluchtend voor de ontelbare muggen.

24-02-2009. Ankasa National Reserve-Kumasi
Als de wekker om 10 over 5 gaat, horen we druppels op het tentdoek. “Joh, het regent.” zegt Ina. Als we buiten staan blijkt dat het niet regent, maar dat de mist druppels vormt op de bladeren van de bomen. In het donker klappen we de daktent in en we begeven ons naar de afgesproken plek om de gids op te pikken. In geen velden of wegen een gids te zien en Ina gaat na een tijdje wachten op onderzoek uit. De beste man blijkt nog te slapen en uiteindelijk om half 7 gaan we met Ken op stap.

Binnen 5 minuten zijn we totaal doorweekt, we zweten ons een ongeluk terwijl het niet heet is. We lopen over een dik pakket rottende bladeren, tussen laag en halfhoog struikgewas door. Ken laat ons allerlei planten, bomen en dierensporen zien. Het oerwoud strekt zich hoog boven ons uit en zorgt voor een aangename schaduw. De continue mist zorgt voor de vochtigheid en het geluid van de vallende druppels en de dierengeluiden maken de belevenis compleet. Het kloekt, krast, tjilpt, koert in glissandi omhoog en naar beneden om ons heen. Jeroen raakt helemaal in de stemming en zegt tegen Ina:”Me Tarzan, you Jane!” terwijl hij een insect dood mept in zijn nek.

Ken wijst opeens naar iets in het gebladerte en fluistert:”Monkeys!”. We turen in de bladeren, maar we zien niets. Later horen we een hard gekraak van takken en gesnuif. “Elephant!”, fluistert Ken, maar we zien niets. Dan ziet Jeroen plotseling bladeren bewegen, maar …. hij ziet niets. Kortom, we zien niets, maar het is o zo spannend! De suggestie van de wilde dieren vlak om ons heen is indrukwekkend. We staan doodstil en luisteren, spieden en sluipen verder door het oerwoud, af en toe een web met een reusachtige spin vermijdend. Regelmatig passeren we stroompjes helder en drinkbaar water.

Ken brengt ons naar een gedeelte waar een bamboebos is. De reusachtig hoge bamboestengels komen op 15 à 20 meter hoogte bij elkaar en de kruinen vormen als het ware het gewelf van een kathedraal. Voortdurend dwarrelen er blaadjes naar beneden, beschenen door plukjes zonlicht. Prachtig! Tevreden nemen we na 3 uur afscheid van Ken, verkleden ons en rijden het park weer uit.
Onderweg pikken we 5 jongelui op die naar een voetbalwedstrijd gaan en met veel lol zwaaien ze naar allerlei bekenden. Later pikken we nog een jongen op die ziek is en naar een ziekenhuis wil. Hij ziet er inderdaad beroerd uit, heeft last van hartkloppingen en we besluiten het stuk om te rijden om hem tot het ziekenhuis te brengen. Dankbaar strompelt hij naar de ingang ….
Via mooie pistes rijden we noordwaarts naar Kumasi. We rijden door het oerwoud, komen soms dorpjes tegen, zien ook de bamboebossen weer en genieten van het onderweg zijn. We merken dat we in een andere klimaatzone terechtkomen, de lucht wordt droger. Onderweg zien we mijnbouw, goud, bauxiet en andere ertsen.

In Kumasi zoeken we via een waypoint het Presbyterian Guesthouse en we zijn er steeds heel dichtbij, maar we draaien er toch steeds omheen door het eenrichtingsverkeer. Uiteindelijk rijden we het terrein op en zetten de Big Boy op het gras, klappen de daktent uit en gaan douchen. We gaan uit eten in een goed bekend staand restaurant en kiezen de Indiase kipcurry. We smullen terwijl we Liverpool zien winnen van Real Madrid. De Ghanees aan ons tafeltje kent alle Nederlanders die meespelen: Robben, Babel en Kuyt. Noemt ook nog even van der Sar en Stam bij Manchester United. Na wat zoeken en vragen vinden we een internetcafé dat 24 uur per dag open is en kunnen we wat emails lezen en versturen. Om half 1 kloppen we op het hek en laat de strenge bewaker ons binnen.
25-02-2009, Kumasi-Wechiau
Na het ontbijt proberen we geld te pinnen, maar het lukt niet, terwijl het dezelfde bank is als in Accra waar het wel lukte. We tellen onze resterende Cedi’s nog eens na en berekenen dat we net Burkina Faso kunnen halen als we zuinig aan doen. Na een uur files in Kumasi rijden we eindelijk de stad uit, richting Wa. Daar moet een park zijn met hippo’s (nijlpaarden) en dat willen we nog even aandoen. De weg is beroerd, weer met veel gaten zodat het steeds optrekken en afremmen is wat de klok slaat. Gelukkig gaat de weg over in piste en dat gaat veel beter. We passeren veel dorpen waar Jeroen wordt begroet met: “Hello, white man!”

Tegen zes uur komen we in Wechiau aan en we willen graag voor het donker de tent uitklappen aan de oevers van de Black Volta en dan de hippo’s zien. Maar dat gaat zo maar niet. De jongeman van het Wechiau Community Hippo Sanctuary moet en zal eerst uitleggen hoe het project tot stand is gekomen en natuurlijk heeft hij groot gelijk. Die haast van die ‘white men’ ook altijd. Zeventien dorpen hebben zich 11 jaar geleden verenigd en dit eco-toerisme project opgestart, zonder steun van de overheid. Ze hebben lodges gebouwd en sanitair, gidsen geregeld en kanovaarten mogelijk gemaakt. En dat mag wat kosten…. Weer schrikken we van de tarieven, of zijn wij nou zo zeikerig?

Onderhandelen is niet mogelijk en we betalen voor de entree p.p., de overnachting p.p. en de kanovaart van een uur p.p., totaal 28 Cedi. Het is inmiddels al donker als we de piste opgaan en het blijkt dat het sanctuary nog 18 km verderop ligt. We nemen Cedou mee, hij is onze gids en zal de kanovaart gaan regelen. Aan de oevers van de Black Volta klappen we de daktent uit, Cedou schijnt ons met zijn zaklantaarn bij en daarna vertrekt hij. In het donker lopen regelmatig vissers voorbij die in groepjes even blijven staan kijken en dan weer doorlopen. We sluiten de douche aan en bevestigen voor de zoveelste keer aan elkaar dat onze 12 Volt douche haast een noodzakelijke luxe is in de tropen. Ina maakt Bamisoep en met bushgeluiden om ons heen vallen we snel in slaap.
26-02-2009, Wechiau- Hamale
Om 6 uur gaat de wekker en het kampeerritueel gaat weer van start, onder de geboeide aandacht van een visser uit Burkina Faso. We moeten weer even wennen aan het Frans en hij vraagt of we met hem meegaan voor een kanotochtje. Het is ons onduidelijk of hij onze kanovaarder is die Cedou zou regelen. De beste man duikt tussen de grassen en tovert een peddel tevoorschijn. Hij is er helemaal klaar voor! Dan komt Cedou aangelopen met 3 reddingsvesten en maakt duidelijk dat we met iemand anders gaan varen.

Bij de rivier wordt er nog wat heen en weer gepraat tussen de mannen en dan blijkt het volgende. Aan de overkant staan 2 kinderen (de overkant is Burkina Faso) in schoolkostuum en die willen oversteken om naar school te gaan. Aan hun zijde is namelijk geen school en door het Sanctuary-project zijn er aan de Ghanese kant voldoende scholen. Wat beschaamd denken we terug aan onze pogingen van gisteravond om wat van de entreeprijs af te knabbelen, want de opbrengsten van dit project komen wel degelijk goed terecht. Er liggen 3 kano’s, maar er is maar 1 peddel. We vinden het uiteraard goed dat eerst de kinderen worden opgehaald en dat wij daarna ons tochtje maken.

We stappen uiteindelijk in de kano en na zo’n 20 minuten rustig peddelen over de Black Volta zien we 2 hippo’s. Het is toch een andere beleving om op deze wijze vanuit een kano deze grote beesten te zien, dan vanaf een observatiepost op de wal. En dat nijlpaarden de meeste dodelijke slachtoffers op hun geweten hebben van alle wilde dieren in Afrika, geeft het nog een extra pikant tintje. Ina vraagt zich af: “Zijn dit nou Ghanese hippo’s of Burkinabese? Volgens Geert Wilders moeten ze zich uitspreken, want met een dubbel paspoort zijn ze onbetrouwbaar!”

Verderop de rivier vinden we geen andere hippo’s en we keren weer om. Jeroen gooit z’n hengeltje uit die hij heeft meegenomen en laat het kunstaas achter de kano drijven. Er wordt wat schamper gelachen als hij een tak boven water haalt, maar hij houdt vol en dat wordt beloond. Hij voelt een beet en slaat aan. “Ja, ik heb hem!”, zegt Jeroen enthousiast. Even later ligt er een Barca van zo’n 25 cm in de kano, een roofvis die zeer lekker is. Bewonderende blikken van de beide Ghanezen en Ina wil Jeroen met vis en hengel op de foto zetten, maar dat gaat hem net iets te ver. De vis geven we aan onze kanovaarder die er zeer verguld mee is.

Cedou wordt door ons weer afgezet in Wechiau, we tanken diesel in Wa van onze laatste 16 Cedi en we rijden over redelijke tot goede pistes naar de grens. Hier in het Noorden is men duidelijk armer dan in het Zuiden: niet veel auto’s en de auto’s die er rijden zijn barrels, weinig variëteit in goederen en voedsel. Overduidelijk is dit weer het savannelandschap dat we inmiddels al zo goed kennen.

We passeren weer veel dorpen en houden ons steeds keurig aan de aangegeven snelheid van 50 km per uur. Maar op een gegeven moment gaan we zo op in een woord-spelletje, dat Ina haar snelheid even vergeet, iets te hard door het dorp rijdt en we prompt worden aangehouden door de politie met een snelheidsmeter. “Dit gaat ons geld kosten en we hebben nog maar 0,50 Cedi”, zegt Ina en richt zich vervolgens met een charmante lach tot de beambte. Deze geeft haar een hand en Ina schreeuwt het uit van pijn. Ze houdt haar hand zielig omhoog en ze wijst naar de pleister om haar vinger. Door de ferme handdruk voelt ze de snee in haar vinger, veroorzaakt door een glasscherf. De man schrikt zich een ongeluk en stamelt excuses terwijl Ina tegen Jeroen mompelt: “Ik heb flink overdreven, misschien helpt het…”. De agent laat de snelheidsmeter zien en zegt: “You were speeding in the village. Can I see your drivinglicense?” Ina overhandigt het verlopen internationale rijbewijs (uit voorzorg dat ze haar rijbewijs wil behouden totdat de boete betaald is), ze biedt verontschuldigingen aan voor het te harde rijden en knoopt een praatje aan. Terwijl ze dat doet stuift er een auto toeterend voorbij die de aandacht trekt van de agent. Meteen wordt de snelheidsmeter erop gericht en het kenteken genoteerd. Hij richt zich weer tot ons, geeft het rijbewijs terug en we moeten beloven voortaan op onze snelheid te letten en mogen doorrijden! Verbaasd over deze afloop wordt de reis vervolgd en we komen aan in Hamale, de grensovergang naar Burkina Faso. Gelukkig kunnen we bij het laatste bezinestation met CFA’s betalen, zodat de tank vol zit met goedkope Ghanese diesel. Van de laatste 0,50 Cedi koopt Jeroen koekjes, handelen we vlot alle grensformaliteiten af en nemen we, uitgezwaaid door een vijftal relaxte beambten, afscheid van Ghana. “Save journey” staat op de poort en met enige weemoed rijden we Burkina Faso in.
Woordspelletje: Engels vertaalwoordenboek
transparancy: doorkijkbloesje
no light, no vote: stroomstoring
European Development Fund: bodemloze put
BIG BOY: probleemloze 4×4
Billy Jane: vriendin van Lucky Luke
guesthouse: kersthuis
fans: draaiende bewonderaars
HOT-line: scharreltje
baby: gevulde luier
coup: verandering van kapsel
bushcamp: gratis stukkie grond
doggybag: tupperware
BURKINA FASO
27-02-2009, Bobo-Dioulasso
Voor de tweede maal op onze Afrikareis rijden we Burkina Faso binnen en het voelt toch wel een beetje als de terugreis. Maar we willen eigenlijk nog niet terug! We gaan eerst naar de gendarmerie en de beambte schrijft de gegevens van de auto en Jeroens rijbewijs over. Hij heet nu Schuitert Jeroen Dordrecht. Bij de politie wordt het visum voor een week vlot geregeld. De agent wil zijn Engels oefenen, kletst voluit over van alles en nog wat met ons, vult intussen gegevens in: “Nee hoor, pasfoto’s zijn niet nodig”, maar hij wil wel graag voor zichzelf een exemplaar, want dan kan hij e-mailen en weet hij onze gezichten nog. (Gedurende onze reis hebben we al heel veel Afrikanen ons emailadres gegeven en we verwachten van slechts een enkele iets te horen. Van James uit Ghana hebben we inmiddels een berichtje ontvangen.) Bij de douane verderop kopen we een laissez-passer. Alles gaat vlot en zonder problemen.

We rijden door savannegebied en zien weer de ezeltjes langs de weg en voor karretjes. We rijden in één streep door naar Bobo-Dioulasso en komen aan in de namiddag. Bij campement Le Pacha vinden we een plek, volgens de Lonely Planet fameus om zijn huisgemaakte pizza’s door twee hartelijke Burkinabees. Dat willen we wel uitproberen! Om 8 uur zitten we aan de pizza uit de houtoven en ze zijn overheerlijk!
Naast ons staan Fransen en die zijn in december nog in Guinee-Conakry geweest en ze hebben veel nuttige informatie voor ons. Het maakt ons weer aan het twijfelen. Zullen we dan tòch maar naar Guinee-Conakry gaan? Het lijkt ons fantastisch. Nog napratend in de daktent, wapperen we onszelf nog wat koelte toe met onze mobiele waaier en vallen vlot in slaap.

28-02-2009, Bobo Dioulasso
Om 5 uur ’s morgens worden we ruw gewekt door de moskee, het is nog pikdonker! Het is weken geleden dat we die gehoord hebben. Als we net weer zijn ingeslapen, gaat het weer te keer. Daarna beginnen de vogels en de hanen zich te roeren en is onze nachtrust voorbij. Ina gaat aan de slag met de was en gaat grondig te werk: onderlaken, dekbedhoes, kleren, handdoeken en onze winterjassen die inmiddels rood zijn geworden van het stof, uitvegen van de daktent, schoonmaken van de auto aan binnenzijde. Ze is de hele dag bezig en binnen het uur is de eerste was al weer kurkdroog.

Jeroen stort zich op het repareren van de klapstoel. Een paar dagen geleden kroop Ina namelijk gezellig bij Jeroen op schoot en daar kon de aluminium buis niet tegen. Dus op zoek naar een stalen pijp die over de breuk geschoven kan worden. Na wat vragen vindt Jeroen een pijp die weliswaar wat te ruim is, maar goed kan worden gebruikt. Hij laat er een naadje in zagen, zodat het om de aluminium buis kan worden geknepen. Vervolgens vastzetten met popnagels en ‘Prêt est François’ (vrije vertaling: Klaar is Kees). Daarna klussen aan de Toy. Het vliegennet voor de radiateur was al compleet weggeroest door het vochtige klimaat, dus dat moest worden vervangen. Olie controleren, maar de Toy heeft na 12000 km nog niets verbruikt.

We gaan heel luxe met de taxi naar het centrum, vinden een internetcafé en zetten het Ghanaverhaal met foto’s op onze weblog. Daarna doen we boodschappen in een supermarkt om onze voorraad aan te vullen, want die was al weer behoorlijk geslonken. Jeroen koopt een liter pastis voor 1200 CFA (= 1,80 euro!). ’s Avonds eten we bonen met groenten.
01-03-2009, Bobo Dioulasso-Banfora
Aj, het is alweer maart! De tijd gaat ons veel te snel. We maken een nieuwe planning van de resterende tijd, zodat we alsnog naar Guinee-Conakry kunnen. Het wordt krap, maar het moet kunnen. We hakken de knoop door: we gaan! Voor een visum moeten we naar Bamako. Op zich niet zo’n punt, want het ligt op onze route. Als we de tent hebben ingepakt, valt het Jeroen opeens op dat de linkerachterband zacht is. Hij hoort 3,2 bar te hebben, maar heeft slechts 1,8 bar. Dat duidt op een probleem en ja hoor, een dikke spijker dwars door de band heen! Jeroen klimt op het dak en pakt de reparatieset en de compressor. De Toy heeft tubeless banden en een lek is met een soort vulcaniserend rubber zelfstandig te repareren. Jeroen heeft het nog nooit gedaan of gezien, maar heeft destijds Arjan in Mauritanië nog bevraagd hoe dat dan precies werkt. Dus niet gedraald: band op spanning brengen, spijker eruit trekken, met een priem het gat mooi rond maken, de rubberstrip met lijm door middel van een soort naald voldoende diep in de band duwen, met een draaiende beweging de naald eruit trekken en 15 minuten laten drogen. En warempel, na een zenuwachtig half uurtje durft Jeroen de band weer op 3,2 bar te brengen en het blijft op spanning!

We rijden richting het zuidwesten om het gebied rond Banfora te verkennen. Via een mooie weg komen we in de markt van Banfora terecht, waar Ina nog wat verse groenten koopt en Jeroen met zijn moeder belt. Alles gaat gelukkig goed met haar, alhoewel ze zich nog veel moe voelt. Verder mag ze alles weer doen en dat is een hele geruststelling. We vinden de piste naar de waterval van Karfiguéla en rijden richting een rots-massief, betalen entree en parkeergeld, weren de gids af en gaan op stap. Het blijkt een hangplek te zijn voor stelletjes uit Banfora en omgeving. Overal brommers en verliefde stelletjes. We lopen onder een schaduwrijke laan van mangobomen door die al beginnen te geuren en horen het water in de verte ruisen. We kijken omhoog naar de waterval dat zich tussen enorme rotsblokken wringt.

We kunnen ons voorstellen hoe overweldigend dit moet zijn in de regentijd. Nu is het wel een mooi plaatje. We lopen omhoog om bovenop de waterval te komen en daar zien we mensen in de natuurlijke poelen baden. Jeroen is niet te houden en duikt er ook in. Een Fransman wijst Jeroen op een plek aan de rand van de afgrond en zegt: “Kent u die, het is een natuurlijke wirlpool” en laat zich vervolgens demonstratief in een gat zakken van ongeveer een meter doorsnee dat wordt gevuld met hard stromend water. Dat wil Jeroen ook en de Fransman maakt plaats. Jeroen laat zich in de poel glijden en zijn ooh’s en aah’s zijn niet van de lucht. “Fantastisch, Ina, kom!” In het gat kan je net de bodem voelen, het water stort erin en vormt licht prikkelende luchtbelletjes en je kijkt recht naar beneden langs de waterval de vallei in. Toch sta je daar heel veilig, want de rots is overal om je heen. Ina laat zich graag verleiden en glijdt er ook in en zo staan we beide in het gat, knuffelend en genietend van dit natuurwonder.

Met moeite nemen we afscheid van deze heerlijke poel en rijden verder, het gebied van de Lobi in. We rijden over een prachtige piste onder hoge bomen door en langs oneindig veel cashewnotenbomen richting de pics de Sindou. De bladeren zijn fel groen en dat steekt prachtig af tegen de gele grassen en de rode piste. We passeren veel dorpjes en er wordt enthousiast gezwaaid. De dorpen bestaan vaak uit niet meer dan een tiental hutten en die typische ronde voorraadschuren van kleistenen met rietendaken. Voor Sindou zien we plots het rotsmassief voor ons opdoemen. Het is een sterk geërodeerd massief, waardoor grillige punten zijn ontstaan. Het is niet eens zo hoog, zo’n 50 meter. De avondzon kleurt de rots prachtig oranje-rood.

Ook hier dien je te betalen voor entree, fototoestel (een videocamera is 5x zo duur) en een verplichte gids. We vinden het wel best en rijden door, op zoek naar een mooie plek voor een bushcamp. Uiteindelijk vinden we die in de schemering, uit het zicht van de piste waarover regelmatig nog brommertjes rijden. De stilte valt over het glooiende landschap, de maan licht wat bij, het koelt heerlijk af, we nemen een douche en proosten met een koude pastis op weer een heerlijke dag. Jeroen maakt couscous met paprika en corned beef.

02-03-2009, Banfora-Koloko
Het heeft ’s nachts een beetje geregend, het is heerlijk koel en we ontbijten eindelijk een keertje zonder dat we meteen moeten zweten. Twee vrouwen lopen voorbij en gaan hout sprokkelen. We horen ze verderop hout hakken. Een uur later komen ze terug, allebei met een enorme hoeveelheid hout op het hoofd. We zien en horen veel verschillende soorten vogels en rekken de tijd zo lang mogelijk, want het is hier zo mooi.

Als we uiteindelijk toch op weg zijn, pikken we 5 vrouwen op die naar de markt willen, zo’n 6 km verderop. Giechelend en kletsend proppen ze zichzelf achterin de Toy met alle bagage. Ina neemt ook het één en ander op schoot, omdat er geen ruimte meer is. Op de markt aangekomen worden we door de vrouwen hartelijk bedankt, een winst van een uur lopen. Ze zetten alle emmers en schalen op het hoofd en verdwijnen in de mensenmassa.
Onderweg passeren we weer veel kleine dorpen en steeds wordt er zeer geestdriftig en enthousiast naar ons gezwaaid. Ina pakt het fototoestel en schiet een mooi plaatje van kleuters die in een ‘zandbak’ spelen. Dat hebben ze echter snel in de gaten en gaan prompt poseren. De familie heeft dat vervolgens ook weer door en komt en masse kijken. Grote vrolijkheid als ze de foto’s digitaal op het beeldscherm zien!

Later fotografeert Ina een groep vrouwen bij de waterput, ook zij gaan meteen stram in de houding staan, weg spontaniteit! Ook hier weer veel lol en verbazing bij het terugzien van de plaatjes.

De piste slingert zich door een prachtig licht golvend landschap, een soort beukenlaan in het voorjaar, met felgroene bladeren en kruinen die boven de weg in elkaar groeien. Zeer de moeite waard, vinden we. Hier ervaren we intens het authentieke Afrika. Tegen een uur of 12 bereiken we in het plaatsje Koloko de grens met Mali.
MALI
02-03-2009, Bamako
We beseffen dat we in een relatieve korte tijd van het tropisch regenwoud in Ghana via de savanne in Burkina Faso naar de Sahel in Mali zijn gereden. Het reizen met de Toy gaat ons goed af en we genieten van het onderweg zijn. We beloven elkaar dat we dit nog een keer gaan doen en dan nog langer en verder….

De politie aan de grens stempelt ons visum en de gendarmerie noteert weer gegevens van de auto. Bij de douane kopen we een laissez-passer en deze beambte probeert ons uit. Hij noteert gegevens en gaat vervolgens met zijn hoofd schudden. Zuchtend en steunend wijst hij op de datum van onze verplichte Afrikaanse autoverzekering. “De datum op uw verzekering is niet gestempeld, maar gewoon met een pen geschreven en dat hoort niet”. Hij kijkt ons vragend aan en maakt nog wat handgebaren. Jeroen zegt onbewogen: “Uw collega’s hebben dit gewoon geaccepteerd, dus er is geen probleem.” Ina pakt daarop de autopapieren van zijn bureau en zegt gedecideerd: “We zijn dus klaar. Nog een prettige dag!” We kijken niet eens meer om, klimmen in de Big Boy en hebben dikke pret met elkaar over deze doortastende actie.
Over een prima weg bereiken we tegen de avond Bamako. We zijn al lang niet meer onder de indruk van het hectische verkeer in Afrikaanse hoofdsteden. Je gaat gewoon mee met de stroom, hier eens toeteren, daar eens zwaaien en voortdurend anticiperen op de slingerende brommers en busjes. Waar we echter niet aan wennen, zijn de uitlaatgassen. Met behulp van een waypoint rijden we in één streep naar camping Le Cactus aan de zuidoever van de Niger. Op het kleine terrein staan nog twee Zwitserse Toys, hetzelfde type als de onze, maar dan met een camperuitbouw. We spreken met hen af om morgenochtend even te kijken naar de constructies, want we zijn wel nieuwsgierig!

’s Avonds horen we van de campingeigenaar dat de president van Guinee-Bissau is vermoord, net twee uur geleden. Men verwacht een boel onrust en ook in de grensstreek met Guinee-Conakry waar we juist van plan zijn naar toe te gaan. Nee hè! Dan horen we tot overmaat van ramp ook nog de tarieven voor een visum voor Guinee-Conakry. Voor twee personen en een auto moeten we 180 euro betalen. We tellen onze resterende euro’s en maken weer de zoveelste afweging. Het lijkt wel of we een knipperlichtrelatie met Guinee hebben: we gaan, nee we gaan niet, we gaan wel, nee toch maar niet, wat doen we nou? We gaan dus (weer) niet. Ina is er sneu van en voelt werkelijke teleurstelling, vooral omdat ze onderweg in de Lonely Planet heeft gelezen welke mooie plekken we zullen missen. Als pleister op de wonde stippelen we meteen een mooie offroadroute uit richting Mauritanië.

03-03-2009, Bamako
Na het ontbijt bewonderen we de 4×4-campers van de Zwitsers, beide op basis van een Toyota Landcruiser 79 pick-up. Kosten noch moeite hebben ze gespaard en het ziet er zeer gelikt uit. Vooral de Toy met een expeditiecabine van een Duits bedrijf (zie website http://www.alpha-cap.de) vinden we mooi en praktisch. Trots vertellen ze alle snufjes en lichten ze hun concept toe. De één wenste een lage auto te hebben, zodat deze makkelijk in een container kan om overzee te gaan (maximum hoogte 225 cm). De ander prefereerde vooral het comfort van de permanente stahoogte. De totale kosten zijn niet te vergelijken met onze eigen inbouw: tussen de 20 en 30 duizend euro, zonder de auto! Ai, daar moet je dus een Zwitserse bankrekening voor hebben….
Na de Toy-tour klappen we ons boeltje in en we gaan naar de ambassade van Mauritanië. Aan de grens vanaf Mali en Sénégal is het niet mogelijk visa te kopen. De eigenaar van Le Cactus vertelt verhalen van toeristen die aan de grens werden teruggestuurd naar Bamako om daar het visum te bemachtigen. Vreemd, want op de heenreis konden we gewoon aan de grens terecht.
In de ambassade melden we ons en we worden naar een wachtruimte gebracht waar we ons voegen bij de andere toeristen. Van hen horen we dat je eerst een formulier moet invullen, twee pasfoto’s moet inleveren en dat je de volgende dag het visum kunt ophalen. Jeroen gaat op zoek naar een medewerker en vraagt het bewuste formulier. “Nee, u moet op uw beurt wachten”, is het antwoord. We wachten een uur en dan probeert Ina het nog een keer. Helaas krijgen we hetzelfde antwoord, maar nu zeer geïrriteerd. Pas na drie uur wachten wordt ons het bewuste formulier aangereikt. We vullen het binnen vijf minuten vlotjes in, geven de pasfoto’s af en krijgen te horen dat we morgenochtend om tien uur het visum kunnen ophalen. De paspoorten nemen we mee.
In plaats van 15 km door het superdrukke verkeer terug te rijden naar Le Cactus, besluiten we om in het centrum te blijven en we rijden naar de parkeerplaats van het ‘Maison des Jeunes’. Het is een vrolijk weerzien, want allerlei mensen herkennen ons van twee maanden geleden: de waterverkoper, de wasmevrouw, de tuinman, de receptionist. Ook ontmoeten we weer Aboubacar en een aantal jongeren van het project. Het is bloedheet op het pleintje en we zoeken ons heil in de koele internetruimte van het Lybian Hotel aan de overkant van de straat. Een uur internetten kost 4000 CFA (€ 6,00). Dat vinden wij prijzig en wij gaan dat dus niet doen. We mogen echter gratis gebruik maken van de computer, zodat Ina de foto’s van de afgelopen week bewerkt en Jeroen schrijft de tekst voor de weblog. In de buurt van de ambassade zullen we morgen een cybercafé bezoeken. Na alle weblogwerkzaamheden, gaan we een hapje eten in het restaurant. In onze reiskleren zijn we duidelijk underdressed. Iedereen loopt er piekfijn bij en we steken er schril bij af. Onder het genot van live-muziek gespeeld door zes man sterk eten we warme broodjes met boter en brochette met frites en een groentegarnituur. Het smaakt ons heerlijk en de prijs is conform het luxe hotel: duur! We zullen er een paar bushcamps tegenover moeten stellen ter compensatie. Bij de auto gekomen staat de tv op het terras kanonhard aan, blijken de toiletten supersmerig en is het vergeven van de muggen. Snel kruipen we in de daktent en we kunnen muggenvrij slapen.
04-03-2009, Bamako
Om tien uur zit Jeroen weer in de wachtkamer van de ambassade van Mauritanië, terwijl Ina een paar straten verderop het verhaal van Burkina Faso op de weblog zet. Na anderhalf uur is ze klaar en ze stapt de auto in. Net als ze wil wegrijden, houdt een jongeman haar aan. In eerste instantie denkt ze dat ze parkeergeld moet betalen, maar hij probeert haar iets anders duidelijk te maken. Hij wil haar een telefoonnummer geven van een man die de Toy wil kopen. Helaas pindakaas, onze leuke BIG BOY is niet te koop. Snel rijdt ze naar de ambassade en ze treft Jeroen nog steeds wachtend aan, samen met twee andere Franse stellen. De verontwaardiging in de wachtruimte is groeiende, want iedereen heeft zijn paspoorten nog op zak en het is onduidelijk waar we eigenlijk op wachten. Navraag levert echter weer geïrriteerde antwoorden op. Na 2½ uur wachten worden eindelijk onze paspoorten opgehaald en meegenomen. Een half uur later komt de ambassademedewerker terug met de paspoorten en zegt: “Morgen terugkomen, om tien uur!” Het dringt niet meteen door bij iedereen, maar we worden vandaag dus niet meer geholpen! Zes boze westerlingen uiten hun frustratie tegelijk tegen de man, die alleen maar arrogant naar de uitgang wijst. Ina lukt het om een gesprek met hem aan te gaan, maar antwoord op haar vragen krijgt ze niet en de chef krijgt ze ook niet te spreken. Er zit niets anders op, we gaan weg.
Geen zin in nog een nacht bij ‘Maison des Jeunes’ rijden we weer naar de camping Le Cactus aan de Niger. En wie treffen we daar? Jean-Jacques en Michelle uit de Drôme die we hebben leren kennen in Grand Popo, Benin. Een hartelijk weerzien en we delen onze verhalen met elkaar. Zij hebben destijds hun visum al in Nouakchott laten verlengen met een multiple entry. Hadden we dat maar geweten! Ina duikt de keuken in en maakt het diner voor vanavond klaar en pisang goreng en een couscoussalade voor morgen zodat we na de lange rit niet meer hoeven te koken. Vanaf de ambassade willen we direct doorrijden. Als alles tenminste goed gaat met de visa. Niets is meer zeker. Regelmatig hoort Ina Jean-Jacues zeggen dat het erg lekker ruikt. Hij vist zeker ergens naar. Jeroen pakt letterlijk zijn hengeltje en wil gaan vissen in de Niger. Na wat onderhandelen vindt hij een pirogue die hem naar een eilandje brengt. Het water midden op de Niger is kraak-helder en de rivier stroomt redelijk hard, ook al lijkt het water roerloos. Het eilandje blijkt uit rots te bestaan waar tussendoor kreekjes stromen.

De lokale jeugd heeft het romantisch gehalte van dit eilandje ook ontdekt, want de pirogue is tevens een loveboat en brengt in een soort veerdienst stelletjes naar het eiland en weer terug. Na twee uur komt Jeroen onverrichter zake terug op de camping. Iedereen was benieuwd met hoeveel vissen Jeroen zou thuis komen. “Ik heb het fantastisch gehad. Vissen is eigenlijk een legitimatie voor niets doen.” We eten die avond heerlijk, de vis denken we er wel bij.
05-03-2009, Bamako – Manantali
Om negen uur rijden we weg van de camping. Jean-Jacques en Michelle rijden meteen door naar Mauritanië en Marokko en we spreken af elkaar deze zomer in de Drôme weer te treffen. We nemen een ander Frans stel mee in de Toy, want ook zij moeten naar de ambassade en kwamen net als wij gisteren met lege handen terug. Ze hebben een grote camper met een aanhanger voor de scooter en ze vinden het nogal een gedoe om met dat gevaarte door Bamako te rijden, vandaar de lift. Bamako, met name de dagmarkt, is een belevenis op zich die je heel verschillend kunt ervaren. Zo kan het een smerige, hectische, chaotische klerezooi zijn met kamikazepiloten in de busjes en taxi’s, hetgeen allemaal waar is. Maar het kan ook een kleurrijke, bedrijvige, gezellige happening zijn met een taxidichtheid dat zijns gelijke niet kent, hetgeen ook allemaal waar is. In het jargon van de organisatiekunde noemen we die verschillende zienswijzen ‘mentale modellen’. Ons mentaal model is die van laatstgenoemde. In drie dagen rijden we zes keer dwars door de dagmarkt, kijken we onze ogen uit en we vinden het een feest, elke keer weer. De mensen zijn netjes gekleed. Ook in Burkina Faso, Benin, Togo en Ghana hebben we dat gezien. Zowel mannen als vrouwen nemen een groot stuk stof met kleurig dessin en laten er een bloes en broek of rok van maken. De vrouwen gebruiken de stof ook nog als hoofddoek. Soms zien we mannen en vrouwen in hetzelfde stofje bij elkaar lopen. “Van hetzelfde laken een pak”, zeggen we dan. De Fransman is er van overtuigd dat het gedoe met de ambassade politiek gekleurd is. Europa heeft namelijk de militaire president en regering na de coup in Mauritanië niet erkend en heeft de financiële ondersteuning tot nader order bevroren. Toeristen pesten is daarop het antwoord van Mauritanië. Of dat klopt weten we niet, maar het is wel typisch dat met ingang van vandaag de tarieven voor de visa zijn verhoogd van 25.000 naar 30.000 CFA (van 37,50 naar € 45,00). Vrij vlot worden onze paspoorten verzameld door de ambassademedewerker die nu opeens één en al beminnelijkheid is. Binnen tien minuten zijn de vier paspoorten klaar en krijgen we zelfs verontschuldigingen aangeboden voor de toestand van gisteren. Echter, een betalingsbewijs of reçu krijgen we niet. Wel is in het paspoort een zegel geplakt waarop staat 10.000 UM, = € 27. We betalen allemaal dezelfde prijs: CFA 30.000, de Fransen voor 7 dagen en wij voor 21 dagen. Het verschil in prijs kan ons niet worden uitgelegd. Onze laatste (kostbare) visa voor deze reis hebben we op zak. “Het visum gaat in bij de grens”, verzekert de beambte ons nog terwijl we de ambassade voorgoed verlaten. Buiten nemen we afscheid van het Franse stel dat met een taxi terug gaat naar de camping. De Toy wordt met de neus naar het noordwesten gezet en gaat tevreden snorrend weer op pad.

Over de tolweg rijden we vlot naar Kita. De weg ligt er keurig bij dankzij financiële steun van de Europese Unie. Jeroen vraagt zich af waarom we alsnog tol moeten betalen, we hebben immers al bijgedragen….. In Kita vragen we naar de piste richting Manantali. Door de duidelijke aanwijzingen vinden we deze snel. Het is behoorlijk warm in de auto en we drinken veel. ’t Is inmiddels koffietijd. De koelkast werkt op volle toeren en Ina pakt er de ijskoude frappuccino uit die ze gisteren heeft gemaakt. Drie sterke bakken koffie maken met de perculator, van poedermelk melk maken, bij de koffie gieten, aanvullen met rietsuiker, roeren en klaar is Kees. Wat smaakt dat fantastisch! Een heuse aanrader als je van koffie houdt en je in warme contreien bevindt. Als de Malinezen horen dat wij uit Nederland komen, zeggen ze steevast: “Oh, het land van de heerlijke melk.” Nederland fabriceert poedermelk en exporteert het naar Mali. Er lopen in dit land heel veel koeien rond, maar deze worden gebruikt voor de vleesconsumptie.

De piste is goed begaanbaar. Onderweg komen we diverse traditionele dorpen tegen. Iedereen is even enthousiast. “Zwaai jij rechts, dan zwaai ik links.” We hopen voor het donker bij het stuwmeer aan te komen om daar een bushcamp te maken. “Kijk daar!’, roept Ina plotseling. Voor ons steken drie apen rennend de piste over. Tegen de schemer zien we onder ons het stuwmeer, de brede rivier Bafing en het grote dorp Manantali.

We volgen de piste richting het noorden, buigen rechtsaf de bosjes in en achter een rots uit het zicht van de piste slaan we ons campement op. Daarna nemen we een verkwikkende bushdouche. Door de zon is het water opgewarmd tot zeer warme temperaturen. Werkelijk een traktatie om na een lange reis het zweet van ons lijf en het zand uit onze haren te spoelen. Het is voor ons steeds een raadsel dat we elke keer een prachtige bushplek vinden. Helaas niet bij het meer. Jeroen had graag nog wat willen vissen. In het licht van de bijna volle maan kijken we uit over de vlakte en de rotsen tegenover ons. We zien de reigers in groepen overvliegen. Achter ons horen we flink geritsel van waarschijnlijk muizen en ondertussen genieten we van onze couscousmaaltijd. Nog steeds is het warm. In bed laten we de kipas koelte toewuiven en vallen daarna in slaap.

06-03-2009, Manantali-Chutes de Gouina
In de nacht koelt het behoorlijk af en trekken we zelfs het laken over ons heen. Toch schatten we dat het tegen de 26 graden is. De zon komt rond en rood op. Een plaatje! De reigers vliegen weer over, nu in tegengestelde richting, de bijen zoemen, de muizen ritselen en de krekels tjirpen. Iedereen is wakker. Tijd om weer de piste op te gaan naar Bafoulabé. Links van ons zien we de brede rivier de Bafing. Het lijkt een rustige rivier, maar er is een snelle stoming. Dat biedt kansen om te vissen. We duiken na nog geen kwartier rijden de bosjes weer in en zetten de Toy in de schaduw. Jeroen gooit zijn hengel uit en Ina maakt voor onderweg nog een frappuccino. Helaas komt Jeroen al snel terug en is zijn visdraad achter een net blijven steken. We pakken de boel weer in en rijden door.

In Boufaloubé moeten we de Bafing oversteken. Maar waar? Een man stuurt ons een kant uit richting de rivier. Daar staan we voor de spoorbrug. Mensen lopen er overheen met hun hele hebben en houden en ook de brommers maken gebruik van deze route. En wij dan? We zien een bord ‘eenrichtingsverkeer’. Als we het navragen, blijkt dit alleen voor de vrachtwagens te gelden. Wat een beleving! Jeroen rijdt langzaam de spoorbrug over en iedereen gaat aan de kant. Ina zet het weer op de film. Aan de overkant pakt Jeroen zijn hengel, loopt de spoorbrug op en probeert het nog een keer. Grote vissen zwemmen diep onder hem heen en weer. Hij krijgt veel bekijks, maar ook de vissen kijken slechts naar het aasje en happen niet toe. Toch leuk geprobeerd.

We hebben van Jean-jaques GPS-punten gekregen voor de route naar de ‘Chutes du Gouina’, ten zuiden van de stad Kayes (spreek uit: Kai). Volgens hem een piste door zeer mooi landschap, maar ‘affreux’, zoals hij het noemt, waarmee hij bedoelt dat de piste behoorlijk beroerd is. Hij maakt daarbij een handgebaar, waardoor hij extra bevestigt dat het dan menens wordt. “Mooi”, zegt Jeroen. “Een uitdaging, dus”, waarschijnlijk denkend aan zijn mentale modellen.

En inderdaad, ze hebben allebei gelijk. De piste begint met een smal paadje. Eerst denken we dat we niet goed zitten, maar het bord wijst wel degelijk die kant op. Als we verder rijden, wordt de piste breder en we zien het mooie landschap langs ons voorbij gaan. Links en rechts doemen de grote rotskeien op die de heuvels sieren. Eigenlijk volgen we min of meer de oude spoorweg die we een paar keer moeten oversteken. Nee, niet bij een mooie overgang, maar gewoon als het nodig is. Het spoor lijkt niet meer in gebruik te zijn. Even verderop zien we het bewijs: de spoorbrug is weg.

Wat Jeroen al vermoedde, gaat prompt gebeuren. Bij een chute (waterval) heb je meestal bergen met grote brokken steen. De eerste 20 km gaat zonder problemen, maar dan komt het grote werk. De piste daalt behoorlijk af en we moeten voorzichtig over de grote stenen rijden die een soort van traptreden vormen. Motto hierbij is: alles heel houden. Af en toe legt Ina nog een paar stenen voor de banden om het hoogteverschil tussen de steenplaten nog enigszins te verminderen.

Probleemloos manoeuvreert onze BIG BOY over de steenblokken in z’n 1 laag. Geen centje pijn en oh zo betrouwbaar. We vinden het prachtig en natuurlijk zetten we het op de film. Het laatste waypoint brengt ons naar een plek midden in het bos. Aan de vuurtjes zien we dat er vaak gekampeerd is. Maar waar zijn nu toch de chutes? We rijden richting de rivier de Sénégal. Dan verrijzen ze plots voor ons. Adembenemend! Immens! Dit hadden we niet verwacht. In de rivier zien we een 200 meter brede waterval. Het water dendert over de rotsen naar beneden en maakt een val van zo’n 30 meter. Het geluid is als de continue verkeersstroom van de A10 en van een onweersbui tegelijk.

We parkeren de Toy op de rotsplaten die er tegenover liggen, klappen de luifel uit en gaan sprakeloos zitten kijken met een ijskoude pastis in de handen. Het voelt alsof we in de koninklijke loge zitten. We besluiten ter plekke hier een dag te blijven.

De temperatuur van het water blijkt meer dan aangenaam te zijn en de stroming is zeer krachtig. Zwemmen doen we dus alleen voorzichtig vlak bij de oever in het keerwater. ’s Nachts is het wel even wennen aan het donderende gedreun van de waterval en we worden beide regelmatig wakker.
07-03-2009, Chutes du Gouina
Om zeven uur wordt het licht en vanuit de daktent zien we de imponerende watervallen en de opkomende zon. We beseffen dat we bofkonten zijn. De dag vullen we met eten, drinken, wassen, vissen, puzzelen en zwemmen. Op de rotsplaten staat nog een Frans stel en een Engels viertal.

De Fransen zijn met een camperbusje vanuit Kayes gekomen en willen de weg vervolgen die wij al hebben genomen. “Met jullie busje is dat niet mogelijk”, zeggen we. Dat hadden ze zelf ook al ingeschat en daarom willen ze hun bus op de trein zetten die hen langs de moeilijke passages zal brengen. We trekken onze wenkbrauwen op en vertellen hen dat we hebben gezien dat de spoorbrug volledig was verdwenen. Ze houden vol dat het wel mogelijk is en dat één van de dorpelingen als gids mee zal gaan. We hopen voor hen er het beste van …. We overwegen om nòg een dag te blijven, maar bedenken dat we wellicht onze tijd nodig hebben in de woestijn rond Chinguetti. Morgen pakken we de boel in.

08-03-2009, Kayes – Aourou
Ietwat weemoedig verlaten we onze magnifieke bushcamp, de mooiste tot nu toe. Niet getreurd, wij prijzen ons rijk dat wij getuige mogen zijn van zulk een prachtig natuurschoon. We rijden de piste op en gebruiken de waypoints, de spoorrails en elektriciteitspalen als richtpunten. Onmogelijk om te verdwalen.

Het spoor is ooit aangelegd voor de mijnbouw en sinds jaren niet meer in bedrijf. We passeren nogmaals een aantal moeilijk begaanbare passages zowel stijgend als dalend en een tweede stroomversnelling, de ‘Chutes du Félou’.
Na 60 km zijn we vier uur verder en we rijden Kayes binnen. Daar maken we de laatste CFA-tjes op bij de benzinepomp en supermarkt. Kayes was de eerste plaats in Mali waar de Fransen neerstreken. De plaats zelf is warm en stoffig en we hebben hier niets te zoeken. We rijden de brug over en zien beneden ons het zondaggebeuren in de rivier de Sénégal. Elke Afrikaan gebruikt de rivier waarvoor die bedoeld is: vrouwen wassen kleren, mannen poetsen hun auto of brommer, kinderen spartelen in het water en de dieren drinken uit de rivier. Er is hier speciaal een betonnen dijk in het water voor aangelegd. De rivier wordt in zijn volle breedte gebruikt en de dijk staat vol met mensen, dieren, auto’s en brommers.

Aan de overkant gekomen, vragen we de weg naar Aourou, de plaats voor de Malinese grensformaliteiten. De mensen sturen ons een wijk in. Het huisvuil ligt op de zandstraten tussen de huizen. Wat een vieze bedoening, vinden wij. Gauw wegwezen. Als de huizen uit het zicht zijn, rijden we over de piste door een Baobabbos. Je kunt het niet vergelijken met een bos op de Hoge Veluwe. De grote Baobabs staan verspreid met daartussen prikkelstruiken en overal is geel zand. Je kunt als het ware dwars door het bos heen kijken.

Werkelijk bijzonder. Jeroen stapt uit om te filmen en op dat moment onstaat er een wervelwind die zich snel verplaatst. Gedurende onze reis hebben we dit meermalen gezien. We zijn er zelfs een keer doorheen gereden. Daarna konden we de blaadjes uit de Toy vegen. Onderweg zien we mannen met panne staan. Ze hoeven geen lift en ze verzekeren ons dat hulp in aantocht is. Zelfs in de meest afgelegen gebieden heeft een Malinees GSM-bereik. Hen achterlatend met een fles koel water vervolgen we onze route. In Aourou zien we bij de politiepost twee 4×4 overlanders staan, afkomstig uit Frankrijk/ Canada. Het is zondag vandaag en zij hebben de mensen wakker moeten maken om een stempel in hun paspoort te laten zetten, zodat zij verder kunnen richting Zuid-Afrika. We kletsen met elkaar en dan vragen ze of we Jean-Jacques en Michelle kennen. “We zijn ze tegengekomen in Nouakchott en we weten dat jullie Hollanders zijn, een sabbatical houden en een huis in de Drôme hebben. Ja, we weten alles van jullie.” Ze kijken ons met een grote grijns aan. Eigenlijk zijn we niet meer zo verbaasd van dit toeval, edoch, grappig vinden we het wel. Onze gegevens worden in het Grote Boek geschreven en we krijgen een stempel in het paspoort. Naar de ‘laissez-passer’ wordt niet gevraagd en is dus passé. Na 40 km gaan we van de piste af, rijden een heuvel over met 50 cm hoog geel gras en staan we stil onder een boom.

Het is welletjes voor vandaag. De zon gaat onder, de volle maan komt op en echt donker wordt het niet. Voor ons zien we koeien lopen en achter ons huilt iets hartverscheurend. “Wat is dat nou in vredesnaam voor een beest? Een jakhals, coyote, dingo, hyena, of een weerwolf?” Aahoeoeoeoe!!! Het plaatje is compleet. Bij volle maan duiken wij onze daktent de ‘Howling Moon’ in voor onze laatste nacht in Mali.
09-03-2009, Aourou, grens Mali/Mauritanië
Hoe noordelijker we komen, hoe koeler de nachten worden. Gisteravond was het volledig afgekoeld en vannacht trokken we het laken over ons heen. De kaart en de GPS laten ons zien dat we vlak langs de grens Mali/Mauritanië rijden. De landen worden gescheiden door een oued, een doorwaadbare rivier die in de droge tijd geen water bevat, omgeven door grote palmbomen. Een langgerekte oase. Af en toe rijden we door een klein dorp. De huizen zijn niet meer dan tentdoeken over een paar palen. Het is er gortdroog.

Het lijkt alsof we over donkerbruine stenen rijden en het doet ons denken aan de steenwoestijn van Zuid-Marokko, maar het is niets anders dan de opgedroogde stront van de koeien en schapen.
We zijn op zoek naar het Malinese dorp Hamoud. Vandaar moeten we de grens over naar Kankossa. Een man in uniform zwaait naar ons en hij gebaart naar hem toe te rijden. We zijn er niet zeker van of de man een Malinees is of een Mauritaniër. We stappen de auto uit en we worden door hem en zijn maat enthousiast begroet alsof we vrienden van elkaar zijn en elkaar lange tijd niet hebben gezien. Ze zijn vast blij weer eens iemand na dagen te ontmoeten: “Hoe gaat het met jullie? En jullie gezondheid? En de reis? En hoe gaat het dan nu met jullie? Alles goed? Geen problemen? Ja, dit is Kolinjoro-Mali en daar (hij wijst naar het westen) ligt Kolinjoro-Mauritanië. Verdwaald? Wel nee, hier verdwaalt nooit iemand.”

We kletsen nog wat en dan besluiten de heren ons de weg te wijzen en stappen in hun auto. We rijden achter ze aan door het dorp en slalommen vervolgens tussen bomen en struiken door. Na zo’n 10 minuten stoppen ze bij een soort heg en zeggen: “Dit is nog Mali en daar is Mauritanië.” Ze wijzen met een glimlach naar een doorgang door de heg. We wisselen nog de laatste vriendelijkheden uit en al zwaaiend verlaten we Mali. Mali kwamen we via de piste binnen en we verlaten dit prachtige land via een spoor door een hegje. Hoe ontroerend eenvoudig, hoe avontuurlijk!
MAURITANIË
09-03-2009, Kankossa – Passe de Djoûk
We verlaten Mali over een zandspoor om vervolgens Mauritanië door een gat in een hegje binnen te rijden. Een echte grensovergang is het niet. Die gaan we zoeken in Kankossa. Voordat we daar komen, raken we even het spoor bijster. Verschillende keren doorkruisen we een zeer breed oued (doorwaadbare rivier) met wit en mul zand die overlopen in perzikkleurige duinen. Bij de steile mulle zandoevers rijden we in de lage gearing. De Toy is in zijn element! De cram-cram in het zand proberen we te ontwijken, want die harde, scherpe stekels van de bomen willen we niet in de banden hebben. Af en toe vragen we de weg naar Kankossa om niet weer in Mali terecht te komen. Niet iedereen spreekt Frans, maar Kankossa verstaan ze wel en ze sturen ons de juiste richting op.

We passeren diverse dorpjes die tussen de palmbomen in de oase staan. Het lijkt voor ons onmogelijk hier een behoorlijk bestaan op te bouwen. Deze mensen doen het maar mooi en ze hebben vast geen andere keus. Je bent hier geboren en dan blijf je er. Wat moet je ook anders als je al geen geld hebt om weg te komen? Uiteindelijk komen we in Kankossa aan. Het is een soort tentenkamp in een grote zandbak. Een vies dorp waar het afval overal is verspreid, zoals in zoveel Mauritaanse dorpen en steden. Alle mannen lopen in een lichtblauw laken. De Mauritaniër wordt ook wel genoemd ‘le Maure Bleu’ en we geven hen de naam ‘mannen in blauwe jurken’. Als we de politiepost vinden, schrikt iedereen wakker. Ze willen ons paspoort niet stempelen en ze sturen ons door naar de grotere plaats Kiffa. “Ook goed”, denken wij. De vriendelijke beambte springt in zijn 4×4, rijdt ons het dorp uit en wijst het begin van de piste naar Kiffa aan. Hij zwaait naar ons en wij belanden meteen in een zeer diep zanderig karrenspoor. De assen raken het middenstuk van het spoor. Het is flink doorrijden geblazen om niet vast te komen zitten en soms zoeken we onze eigen route in de buurt van het spoor. Na een flink aantal kilometers verandert het karrenspoor in een goed begaanbare piste, ook wel genoemd ‘coudron rouge’ (het rode asfalt). Op de weg zijn kleine stenen tussen dieprood zand. In de verte komen de masten van Kiffa in zicht en dan rijden we zomaar weer op het asfalt. Dat hebben we een aantal dagen geleden voor het laatst gevoeld. We rijden naar het politiebureau. Als we binnen komen, zitten er vijf mannen op matjes thee te drinken. Ook hier is het een vieze bedoening. Schuin achter hen zien we een man achter de tralies zitten. We leggen uit waar we vandaan komen, dat we al in het bezit zijn van een visum en we nu een stempel in het paspoort willen als bewijs op welke datum we Mauritanië legaal zijn binnengekomen. Niemand doet aanstalten om een stempel te pakken en men drink rustig zijn thee op. “Ga die maar in Nouakchott halen”, zegt één van hen. We zijn stom verbaasd. We hebben zoveel moeite moeten doen om een visum te krijgen omdat je Mauritanië anders niet binnen komt en nu kunnen wij zomaar naar Nouakchott rijden. Ons 21 daagse visum zou ingaan bij de grens, maar niemand wil stempelen. Dan niet. Hiermee verlengen wij vanzelf ons verblijf in Mauritanië, want vandaag gaan we Nouakchott niet halen.
Met de ouguiya’s (of UM, zoals wij kortweg zeggen) die we nog over hebben, vullen we de tank met diesel. We rijden Kiffa uit met 2000 UM (€ 6,-) op zak en constateren dat we snel geld moeten wisselen. Tegen het eind van de middag vinden we een auberge om te overnachten. Voor 4000 UM mogen we onze Big Boy parkeren en gebruik maken van de douche (een emmer) en vieze toiletten. “Of u slaapt in een tent en dat kost ook 4000 UM.” We zijn gauw klaar met de dames die het bedrijf bestieren. Veel te duur, niet reëel en bovendien zijn we bijna platzak, wat UMs betreft. Geen nood. Op de heenweg hebben wij op de ‘Passe de Djoûk’ een politiepost gezien. Als je geen auberge kunt vinden, mag je altijd veilig bij een politiepost staan. We geven onze fiche af (formulier met al onze persoonlijke ge-gevens) en we kunnen zelf een plekje zoeken. Op nog geen 100 meter van de post verwijderd staan we op een rotsplaat, is het er schoon en hebben we een prachtig vrij uitzicht op de bergen. Onder toezicht van een nieuwsgierige ezel nemen we achter de Toy een douche, maken we een snelle hap en vallen daarna tevreden in slaap.

10-03-2009, Passe de Djoûk – Nouakchott
Het ochtendlicht kleurt de rotsen van vaalgrijs naar bruin. We staan op en rijden om 7 uur weg. In de auto nemen we het ontbijt dat dit keer bestaat uit ‘hartkeks’, gekregen van Nico en Geertje uit Beetsterzwaag die ons afgelopen zomer in Baron opzochten. Ze smaken beetsterachtig lekker, ook onbelegd. We kennen de weg, we blazen door en arriveren voor 12 uur in Aleg. Daar kopen we brood voor de lunch. Geen overheerlijke Franse baguette, wel typisch Mauritaans zandbrood, zoals Ina dat noemt. Een kleinere uitgave van stokbrood, iets smaller en ze verdenkt de Mauritaanse bakker dat hij Saharazand door het meel mengt. Het brood weegt zwaar voor zijn grootte en als je er in hapt, kraakt het. Naar zand en anders naar het as van de oven waar de broden in worden gebakken. Niet echt lekker en na een dag kun je het als een wapen gebruiken. Of om in het zand te steken en er de scheerlijnen van de daktent aan te bevestigen bij gebrek aan houten haringen. De bank in Aleg is gesloten, dus geld wisselen voor het nodige Toyvocht gaat niet lukken. Even buiten de plaats in de felle zon breken we onze voorraad goedkope Benin-diesel uit de jerrycans aan. In de schaduw van de Big Boy eten we een broodje met paté uit blik. Om half 4 komen we in Nouakchott aan. We hebben geen zin meer bij de politie langs te gaan voor een stempel in de paspoorten en we installeren ons bij Auberge Menata.

De auberge is net een openlucht huiskamer met altijd veel kletsende mensen, voornamelijk Franse mannen van 50plus. Het is er wel gezellig, maar voor ons ook wennen na de rust en stilte van de afgelopen weken. We hebben het koud en na een warme douche verruilen we de korte broek en t-shirt voor warme kleren. ’s Avonds wandelen we naar het cybercafé op de hoek en we lezen onze mail. Daarna maakt Jeroen voor Ina een bonensoep van eigen creatie. Delicieux! Na lange tijd slapen we ’s nachts weer onder een donzen dekbed.
11-03-2009, Nouakchott
Vandaag proberen we een stempel in onze paspoorten te bemachtigen. Er is maar één instantie die dat kan doen en dat is de DST, le Direction de la Sécurité du Territoire. We lopen langs het presidentieel paleis en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In de straten staan om de 20 meter personen van de Nationale Garde compleet met mitrailleur strak voor zich uit te kijken. Het ziet er indrukwekkend uit. Achter de muren zitten de militairen die afgelopen december de geweldloze coupe hebben gepleegd. We lopen hier dicht bij het hol van de leeuw. De coupe is eigenlijk niet meer dan een huishoudelijke ruzie onder de Mauritaniërs in plaats van een omwenteling van het systeem. Het zijn interne conflicten zoals elk land dat kent. In juni dit jaar zijn er verkiezingen.
Bij de poort van de DST aangekomen, wendt Jeroen zich tot een man die ons gebaart te komen en hij vraagt hem of iemand wil stempelen bij het reeds afgegeven visum. De man luistert niet en hij denkt dat we een visum nodig hebben. “Je moet een formulier invullen en 2 pasfoto’s per persoon inleveren. Heb je pasfoto’s?” Daar hebben we nog wel een voorraadje van, maar hij krijgt ze niet. Hij blijft aandringen op onze pasfoto’s en we snappen dat hij ons niet helemaal begrijpt. Nogmaals legt Jeroen het uit. Dan stapt Mohamouda in blauwe jurk op ons af. Hij heeft het verhaal gehoord èn gesnapt. Hij moet er zelfs minachtend om lachen dat niemand van zijn collega’s heeft willen stempelen, daarbij zijn hoofd schuddend bij wijze van afkeuring. Mohamouda spreekt de man toe in het Arabisch en hij neemt ons mee naar de vijfde etage. Daar lopen meer mannen in blauwe jurken en bijna loopt Jeroen achter de verkeerde jurk aan.
Mohamouda loopt een kantoor in, legt het verhaal uit aan een hogere beambte en deze haalt een stempelbaas op. Intussen kletsen we met Mohamouda en vertelt hij over zijn reizen door Afrika. En passant vraagt hij of we onze 4×4 willen verkopen. Als we negatief reageren, geeft hij ons zijn GSM, voor het geval wij ons bedenken. We krijgen de paspoorten terug met een stempel van 11 maart 2009. Nu nog het regelen van de verplichte autoverzekering voor Mauritanië, want deze is inmiddels verlopen. We besluiten dit in Atâr te regelen.
Vlak bij Auberge Menata wisselen we geld. We constateren dat we goed uitkomen met onze euro’s. Tot nu toe hebben we netjes geleefd rond de 40 euro per dag voor twee personen, auto, visa en alle andere uitgaven. De rest van de dag doen we het rustig aan: computeren, puzzelen, boodschappen doen en internetten.

12-03-2009, Nouakchott – Atâr
We liggen nog in onze daktent als we het geroezemoes horen van de andere
gasten. Het is kwart voor acht. De hoogste tijd om te vertrekken. We klappen de daktent rap in en we nemen niet eens de moeite om te ontbijten. Op naar Atâr! Een 430 km lange, rechte asfaltweg met links en rechts uitzicht op vlak zand. We verdelen de taken: Jeroen rijdt het hele stuk en Ina plopt alle waypoints van Gandini in de GPS, onmisbaar voor de routes die we de komende dagen willen nemen als we niet willen verdwalen. We zien weer veel wegschietende geiten en stoïcijns stilstaande ezels en dat doet ons denken aan een verhaaltje dat Mauritaniërs elkaar vertellen:
“Een ezel, een geit en een hond nemen een taxi. Op de plaats van bestemming aangekomen, betaalt de ezel gewoon, de geit rent snel weg zonder betalen en de hond betaalt en wacht op z’n wisselgeld. Het is daarom dat nu nog steeds de ezels rustig langs of op de weg staan omdat ze niets te vrezen hebben, de geiten wegrennen omdat ze bang zijn alsnog te moeten betalen en de honden een stukje met de auto meerennen omdat ze hopen op hun wisselgeld.”

Atâr is de grootste plaats in het Adrar gebied. In de taal van de Berbers betekent Adrar ‘bergen’ en beslaat een oppervlakte van ongeveer 80×200 km. Een prachtig gebied met oude Saharadorpjes waar vroeger de karavanen langs trokken, uitgestrekte zandduinen waar je doorheen kunt rijden, vruchtbare oases met helder stromend water waar je onder de donkergroene palmbomen kunt afkoelen en bergen met grote plateaus van oud gesteente. Dit moet je gezien hebben voordat je Mauritanië verlaat. Dat zeggen verschillende mensen die we op onze reis zijn tegengekomen, zo ook de Lonely Planet en Gandini. Deze laatste persoon heeft met gidsen door Mauritanië gereisd. In een boek heeft hij verschillende routes aangegeven aan de hand van waypoints en beschrijft hij de bezienswaardigheden, geïllustreerd met enkele mooie foto’s.

In Atâr doen we de laatste boodschappen voor de rit in de woestijn. We worden belaagd door mannen en jongens die ons naar hun winkel proberen te lokken. Daarna rijden we naar ‘Auberge Bab Sahara’ dat gerund wordt door Justus (Nederlander) en Cora (Duitse). Bij het uitstappen, zien we meteen de Westerse hand. Alles is netjes verzorgd, je kunt chillen op de kussens onder de schaduw, een boek uit hun bibliotheek lezen, een dutje doen in de hangmat, terwijl zij de was voor je draaien, de aardige jongens sinaasappels voor je persen en het diner voor je klaar maken. Het lijkt wel vakantie.

Opeens ziet Jeroen een rode Lada Niva voorbij rijden: “Hé, dat lijkt dat Ladaatje wel van die Fransen die we 3 maanden geleden steeds tegenkwamen toen we in Mauritanië de piste langs de kust reden”. Even later loopt een lange jongeman op ons af en begint een praatje: Wat we gedaan hebben, wat we gaan doen, wat hij heeft gedaan en dan blijkt hij de zoon te zijn van de Fransman in de bewuste rode Lada. Wat een toeval! Zijn vader heeft de Lada achtergelaten in Bamako en zijn zoon, Franck, is naar Bamako gevlogen, pikte daar de auto op en rijdt er op zijn beurt mee rond. Dit trucje hebben ze ook al uitgehaald met een Lada in Mongolië! Franck zoekt een stel om een meerdaagse tocht mee te maken en snel doen we zaken. We spreken af om samen het gebied ten zuiden van Atâr te verkennen, met als hoogtepunten Vallée Blanche en de oase van Tergît. Franck blijkt een professioneel fotograaf en geeft ons een aantal prachtige, door hem gemaakte luchtfoto’s.


13-03-2009, Atâr – Tifoujar
In de ochtend maken we kennis met Justus en Cora, 55 plussers en de eigenaren van Bab Sahara. Al ruim 10 jaar runnen ze de herberg en ze hebben het prima naar de zin. Justus kent veel mensen in Atâr, belt naar een mannetje die ons kan helpen aan een autoverzekering en maakt een kopie van onze autopapieren. Hij heeft veel kennis van de routes in dit gebied en neemt de tijd je haarfijn te vertellen wat je kunt zien en in welke richting de route het mooist is. Allemaal zeer fijn voor ons. We doen nog wat boodschappen, tanken en zijn klaar voor het avontuur. Om 2 uur vertrekken we. Franck probeert te tanken, maar alles is dicht, want het is vrijdag en de oproep voor het gebed van 2 uur is net geweest. We moeten wachten, maar om 3 uur rijden we Atâr uit. Franck rijdt voorop. Hij kent de omgeving goed en wij volgen, ondertussen lekker relaxt om ons heen kijkend.

Na 20 km slaan we bij de gendarmerie linksaf de piste op. Het begint stenig, maar wordt steeds zanderiger. Na 10 km laten de beide mannen de banden van de auto’s aflopen tot 1,6 kg en we duiken Vallée Blanche in. De Mauritaniërs noemen het ‘Oued el Abiod’. Vallée Blanche maakt zijn faam waar: een brede canyon van antraciet/bruine rotsen die loodrecht naar de bodem gaan waartegen hoge duinen smetteloos zand liggen in gele en oranje kleuren. De staalblauwe lucht er boven maakt het tot een compleet plaatje.

Op een gegeven moment slaan we rechtsaf via een smalle kloof naar ‘Passe de Tifoujar’. Er is ruimte voor slechts 1 spoor en dus zijn we genoodzaakt achter elkaar te rijden. Jeroen rijdt en Ina klimt op de Toy om te filmen. Een fantastisch pers-pectief. Aan het eind van de kloof sluit een hoog duin de vallei af. De piste gaat flink omhoog via een slingerspoor de kloof uit. Met gemak haalt de Toy het. Boven op de pas op het plateau maken we een bivak. Het uitzicht is wijds en werelds. Dit wil je voor geen goud missen.

Na het eten zijn we moe van alle belevenissen en indrukken. We redden het nog net om tegen 10 uur de volle maan te zien opkomen. Lekker slapen en morgen weer een nieuw avontuur.
14-03-2009, Tifoujar – Maaden
“Heb je het geburl gehoord vannacht?”, vraagt Jeroen. Ina had vaag iets gehoord en dacht dat het geluid van ver kwam. Jeroen zegt dat het een passerende dromedaris was, vlak langs onze auto’s. Het geluid komt van diep weg, ergens vanuit zijn maag, lijkt wel. Franck slaapt op een matje onder de blote hemel en ook hij heeft het gehoord, maar niets gezien. Op nog geen 20 meter van ons vandaan zien we inderdaad de grote voetstappen van de dromedaris. Franck gaat vliegen met zijn gemotoriseerde parapente door de vallei die we gisteren gepasseerd zijn. Wij filmen en fotograferen hem.

Hij maakt foto’s van onze bivakplek en scheert vlak over ons heen. Het is net een film! Geweldig om te zien hoe hij vliegt. Na ruim een uur vliegen komt hij terug. Het zicht was redelijk tot goed en hij heeft mooie foto’s kunnen maken. We hebben geen haast, hoeven nergens naar toe, ontbijten wat en verlaten Tifoujar tegen half 12. Het eerste gedeelte gaat over het stenige plateau. Dit soort pistes bevalt ons het minst. De dorpjes waar we doorheen rijden zijn zeer klein en bestaan vaak maar uit één of twee families. De hutjes zijn gebouwd van gestapelde stenen en de daken zijn gemaakt van gedroogd gras. De putten zijn beneden in het oued en water moet dus worden opgehaald. Een afdaling van ruim een half uur en daarna met volle jerrycans weer omhoog!

Na een tijdje over het plateau gereden te hebben, dalen we af en komen we in het zachte zand van het Oued Toueirga. We zien geen enkele 4×4, maar aan de sporen te zien, rijden ze hier wel degelijk talrijk rond. “Tijd om te lunchen”, zegt Franck en we conformeren ons probleemloos aan deze uit- stekende Franse gewoonte. In de oase proberen we een lunchplek te vinden, maar alles is door de dorpsbewoners met paaltjes en prikkeldraad afgezet. Onder de cram-cramboom met een beetje schaduw vinden we een alternatieve lunchplek.

Het blijft gedurende de dag heel warm. In de maanden juni tot augustus is het op zijn heetst. Wij puffen nu al, maar kunnen het wel goed volhouden. We trekken de luifel uit en kruipen er onder. Na de tomaten-sardientjes salade buiken we wat uit. Franck leest, Jeroen puzzelt en Ina doet een schoonheidsslaapje. Na een tijdje vraagt Jeroen: “On y va?” Ina en Franck knikken en we breken de boel op. Rechts van ons zien we een zeer grote duinenpartij die we links laten liggen. “Jammer”, zegt Jeroen, “daar had ik wel doorheen willen cruisen.” In plaats daarvan rijden we door het dorp Maaden. Het ligt in de oase aan de voet van een rotsformatie. We klimmen omhoog naar de pas over zwarte rotsplaten. Het is er zo steil en stenig, dat de piste op bepaalde plekken geplaveid is. De rode Lada rijdt over de stenen piste sneller dan de Big Boy. Als de Lada bijna uit ons gezichtsveld verdwijnt, roept Ina: “Kijk, daar heb je je duinen!”

Voor ons doemt een breed duinenveld op met haarscherpe toppen, ontstaan door het spel van de wind. Opnieuw worden de banden afgelaten en even later rijden we ìn de duinen. Het is moeilijk te omschrijven wat er dan door ons heen gaat. De ‘AAAHHSS & WOWS!’ zijn niet van de lucht en het voelt fantastisch! En geen centje pijn voor de Toy. Sterker, hij heeft voldoende power en rijdt in het mulle zand sneller dan de rode Lada. Plotseling splitst het spoor zich in tweeën en lopen beide sporen flink omhoog. Links of rechts? We moeten snel beslissen, want stil staan kan leiden tot vast zitten in het zand. We nemen de rechtse, de verkeerde keuze. De Toy komt in zo’n mul zand terecht, dat hij niet meer verder kan. We stappen uit en de vele sporen verraden dat we hier niet als eerste zijn gestrand. Geen nood. Ook hier redt de Toy zichzelf: vol gas achteruit rijden en via een ander spoor opnieuw proberen. Na twee pogingen lukt het en staan we boven op de duinentop. We hebben een uitzicht van 360 graden. Magnifiek!

Het doet ons denken aan Panorama-Mesdag in natura. Om ons heen duinen en pistes die leiden naar de dorpen Faraoum en Ouagchodda, die weer midden in een oase liggen. We overleggen en besluiten om hier al ons bivak te maken, hetgeen betekent dat we morgen meer kilometers moeten maken. Franck ziet voldoende mogelijkheden om de volgende ochtend te vliegen en foto’s te maken. We slaan ons campement op, pal naast de piste. In Nederland heet zoiets ‘bermtoerisme’. Het maakt ons niet uit, er komt hier toch bijna niemand en het vakantieseizoen loopt op zijn einde.

Ina sluit de desertdouche aan en ze geniet van het stromende water achter de Big Boy aan de kant van de piste. Maar niet voor lang. Jeroen zit uitgebreid te genieten van het uitzicht en hij meldt dat er een 4×4 onze richting op komt. “Duurt het nog lang voordat ze boven zijn?” vraagt ze terwijl ze zich net heeft ingezeept en haar haren in de shampoo heeft gezet. “Ja, nu wel, want ze zitten vast in het zand”, antwoordt Jeroen. Dat komt dan goed uit. “Oh nee, het is een Toy en rijdt al weer.” Ina zegt dat ze nog lang niet klaar is. Franck verstaat geen woord Nederlands, maar begrijpt waar we het over hebben en hij grinnikt om het hele gebeuren. “Nog 1 minuut! Je moet nu wel snel zijn”, hoort ze Jeroen vanachter de Toy zeggen. In recordtempo spoelt Ina zich af en slaat een sarong om zich heen. “Klaar!” Op dat moment rijdt er een Toy pick-up langs haar heen en 5 paar mannenogen kijken haar verbaasd aan. “Bonsoir”, begroet Ina de mannen vrolijk. De mannen in blauwe jurken lijken totaal verrast, rijden langzaam door, Ina nastarend en ze vergeten haar te groeten. Ook Franck en Jeroen laten zich de douche welgevallen. Een aanschaf waar we heel blij mee zijn.

Franck maakt heerlijke aspergesoep met semoule en Jeroen couscous met smack en doperwten/ wortels. Hoe lekker je toch kunt eten in zo’n grote zandbak. Midden in de nacht wordt Ina wakker van het typische geluid van een auto die niet door het zand vooruit komt. De maan verlicht de hele duinenpartij en vanuit de daktent heeft ze een mooi uitzicht op het schouwspel. Het is precies dezelfde plek als waar de Toy heeft vastgezeten. Ook deze 4×4 rijdt een paar keer heen en weer en uiteindelijk raakt hij op het goede spoor. Meer dan twee auto’s zijn er tijdens ons verblijf niet gepasseerd.
15-03-2009, Maaden – Tergit
Franck is al wakker en hij ligt te lezen. Waarschijnlijk staat hij te popelen om te vliegen. Wij komen ons bed uit en Franck zegt dat de omstandigheden gunstig zijn. Hij rijdt met de Lada even verderop waar hij de parapente uitvouwt. Alle touwtjes aan de luchtkussens komen netjes bij elkaar. Hij hijst de propeller op zijn rug en de brandstof waarmee hij maximaal anderhalf uur kan vliegen. Dan maakt hij zich op voor de start door eerst wat zand op te gooien om er zeker van te zijn waar de wind vandaan komt en hoe hard hij waait. Hij start de motor en hij rent met het hele gevaarte van zeker 40 kilo op zijn rug. Geen peulenschil waar je de no-dige kracht en conditie voor moet hebben. Even later ontvouwt de parapente zich en raakt Franck los van de grond. Dat is een mooi moment om te zien. We fotograferen en filmen weer.

Op dat moment loopt er net een kudde dromedarissen langs wat zorgt voor fotogenieke plaatjes. Franck wint al snel hoogte, maar komt net zo gemakkelijk weer vlak boven de grond scheren. Dan verdwijnt hij achter de duinen naar Ouagchodda. Wij houden de tijd in de gaten en dat geeft Franck een veilig gevoel.
Nu het nog redelijk koel is, klappen we de daktent in. En dan is het tijd voor ontbijt. Wat een relax begin van de dag. Normaal proberen we via de wereldomroep te luisteren naar ‘Vroege Vogels’, maar wij hebben onze portie al gehad met ‘Vroege Vlieger’. We genieten van onze plek en constateren dat dit wel de meest bijzondere bivak is die we gemaakt hebben. De ‘Chûtes du Gouina’ in Mali is van de eerste plaats verdrongen. De duinen nodigen uit om er op te klimmen en er van af te springen. Net als we dat willen doen, komt Franck in zicht. Hij zit hoog in de lucht. Dan stopt plots zijn motor en we vragen ons af of dat wel goed is. Gelukkig landt hij veilig midden in de duinen, maar wat ver weg van de rode Lada. De brandstof bleek eerder op dan hij had ingeschat. We lopen naar hem toe en helpen hem het materiaal sjouwen. De meeste kilo’s draagt hij zelf. Het is al warm geworden en tegen de zachte duinen op lopen is loodzwaar. Totaal bezweet zegt hij zwaar hijgend: “Ik heb zo’n mooie tocht gehad dat ik daarvoor de hele dag wel met al deze kilo’s op mijn rug zou willen lopen.”

Nadat alles is ingepakt, gaan we weer op weg. Jeroen rijdt de Big Boy met een lekker tempo de duinen in en bij wijze van grap zet Ina James Taylor op: ‘Damn! This traffic jam. How I hate to be late. It hurts my motor, it goes so slow. By the time I get home my supper be’ll cold. Damn! This traffic jam!’ Het is wederom een formidabele rit door het geel-witte oued, links de groene palmbomen en rechts de ronde hutjes tegen de donkere rotswand. We wijken af van de Gandini-route. Franck gebruikt waypoints van een andere schrijver en via het stenige plateau komen we uit bij El Berbâra bij het dorp Timagazine. We stappen uit de auto en Franck voert ons mee naar de kloof. Daar staan we met verbazing naar een fenomenaal natuurschoon te kijken. Dertig meter onder ons zien we de palm-oase en een meertje met kraakhelder water. Hier raakt het water nooit op. Grandioos! We lopen terug naar de auto om de camera’s te pakken.

Ondertussen hebben om de auto’s vrouwen uit het dorp hun kleden uitgespreid met daarop hun koopwaar. Wij zijn niet geïnteresseerd en lopen terug naar de kloof. De vrouwen beginnen agressief te reageren. We mogen geen foto’s maken en we moeten betalen. Franck wordt er onpasselijk van en verdwijnt al snel in zijn rode Lada. Ina heeft lak aan de dames en gaat uitgebreid foto’s maken, terwijl Jeroen in de auto wacht. De vrouwen blijven allemaal bij hem en proberen zijn aandacht te trekken door irritant op de ruiten te tikken. Een mooi lesje in loslaten en Jeroen reageert niet, maar leest onverstoorbaar een boek. Het werkt en uiteindelijk laten ze hem met rust. Als Ina bij de auto terugkeert, doen de vrouwen opeens poeslief tegen haar en verleiden haar om iets te kopen. Ina kijkt niet op of om, Jeroen start de auto en we rijden weg, de vrouwen in de stofwolk achterlatend. Bij een lage duin stoppen we voor de lunch. Geen enkele schaduw is er te bekennen. We zijn zo blij met de luifel. In een mum van tijd staat het er en voorziet ons van de nodige schaduw.

Na de lunch rijden we 10 km terug en slaan af richting het dorp Aoujeft. De tocht over de stenige piste is lang en vervelend. Soms raken we spoorloos, want deze ‘piste’ wordt niet meer gebruikt en is zelfs niet meer herkenbaar. Dit noemt men ‘hors piste’ of wel: zoek het zelf maar uit. Na anderhalf uur duikelt de piste steil naar beneden en worden we heen en weer geklutst over de grote stenen en keien. Als we beneden zijn is er zand, gaan we door een oued en komen we in Aoujeft aan. Dit dorp staat op de duinen en deze zetten zich voort in de smalle hoofdstraat. Aan beide kanten staan rijtjeshuizen met kleurige deuren en luiken. De avondzon verlicht groepen mannen en groepen vrouwen die voor de huizen op het zand zitten. We zijn de bezienswaardigheid van de dag. Sommigen zijn zo nieuwsgierig dat ze in de deuropening verschijnen. Niemand zwaait en niemand vraagt om een kado. Iedereen staart ons na.

Over een pas aangelegde brede piste komen we bij de ‘Passe de N’Tourfine’ aan. We bevinden ons midden in een canyongebied met antrecietgrijze steile rotsen en geel/oranje duinen in de dalen. Franck rijdt van de piste af en volgt een spoor, zo de kloof in. We worden als het ware opgeslokt temidden van de hoge rotsen en we voelen ons klein. De piste is van hier af niet te zien en we maken een bivak. Al gauw wordt het donker. De maan laat zich nog lang niet zien en we gaan er ook niet op wachten. Na het eten zijn we aan ons slaapje toe.

16-03-2009, Tergit – Atâr
Het duurt even voordat de zon zich laat zien, terwijl de zonnestralen al lang over de bergtoppen schijnen. Franck gaat weer vliegen. In zo’n 20 minuten treft hij de voorbereidingen. Jeroen zit boven op de rots en Ina staat in het spoor van de denkbeeldige landingsbaan, beiden met een fotocamera in de aanslag. Eerst laat Franck de motor flink joelen, dan begint hij hard te rennen en daar zwaait de parapente sierlijk de lucht in. Het eind van de baan komt in zicht, maar Franck is nog niet van de grond. Dan valt de parapente als een pudding op de grond. Dat is jammer. Als Franck uitgepuft is van het rennen met alle kilo’s, raapt hij het hele boeltje bij elkaar en begint aan zijn tweede poging. Helaas lukt ook deze niet en Franck is teleurgesteld. Hij pakt alles in de rode Lada en zegt tegen ons dat hij het bij het plaatsje Tergit gaat proberen. In de kloof is de wind totaal weggevallen en boven op de berg biedt meer kansen.

Wij vinden het niet bezwaarlijk om te wachten. In tegendeel, wij kunnen nu uitgebreid ontbijten en straks Franck boven de kloof zien vliegen. Voor ons zien we een kudde geiten de berg aflopen en onze richting opkomen. De herder is nergens te bekennen, maar de dieren kennen de weg en weten de spaarzame groene blaadjes zonder hem ook wel te vinden. Als de crackers gesmeerd zijn en de thee gezet is, krijgen we visite. De herder. We schatten de man op een jaar of 60, maar kunnen er makkelijk naast zitten. Hij is via de piste naar beneden gelopen. In zijn ene hand draagt hij een gele bidon met 10 liter water en in zijn andere hand een plastic zakje suiker. Hij loopt op ons af, komt onuitgenodigd bij ons op de grond zitten en wikkelt zijn tulband af. Met guitige ogen en een brede glimlach kijkt hij ons aan. Hij heeft nog een paar bruine tanden over die schots en scheef staan. “Bonjour”, zeggen we tegen elkaar. Hier blijft de conversatie steken, want hij spreekt geen Frans en wij geen Arabisch. Hij maakt ons duidelijk dat zijn geiten daar ergens lopen en hij wijst met zijn rimpelige hand de kloof in. Als bevestiging knikken wij dat de dieren inderdaad die kant zijn uitgelopen. Ina denkt dat de man wel een cräckertje lust en Jeroen laat hem een pot sesampasta zien. Of hij dat lekker vindt. Op de pot staat ‘tahin’ geschreven, ook in het Arabisch, maar we betwijfelen of hij kan lezen. Jeroen geeft hem een stukje cräcker met de sesampasta op, de man proeft het, herkent de smaak en eet het lekker op. Ook van de chocoladepasta geniet hij zichtbaar, samen met de thee. Uit de auto klinkt muziek. De man begint te wiegen en klapt in zijn handen op de typische Mauritaanse ritmische manier. Zijn dag kan niet meer stuk. Na ruim een half uur stapt hij op en gaat zijn geiten achterna. “Choukran”, zegt hij lachend en wij zeggen: “Geen dank.”

Franck is nog steeds niet in beeld en we vragen ons af waar hij blijft. Dan staat hij ineens voor ons. Het vliegen is helaas niet gelukt. Over een paar dagen gaat hij het nogmaals proberen. Franck rijdt terug naar Atâr en wij bezoeken de palmeraie Tergit. We betalen een entree van 1000 UM p.p. De 3 euro is zeer prijzig, gerekend volgens Mauritaanse maatstaven, maar we willen het uiteraard wel zien. Als we in de oase lopen, is er letterlijk een oase van rust. Niet alleen qua geluid, maar ook qua temperatuur. Heerlijk koel en aangenaam. Al het bladafval is opgeveegd en de zandbodem laat de recente veegsporen nog zien. Het geheel ziet er onberispelijk uit.

Aan het eind van de oase zijn twee bronnen. Het water wordt geïrrigeerd langs alle palmbomen, maar verdwijnt daarna snel de grond in en verderop is geen druppel oppervlaktewater meer te zien. Voorbij de bronnen klimmen we de rots op. Het zand is tegen de zwarte rots opgewaaid. Een typisch gezicht. Van bovenaf kijken we uit over de oase en het dorp in de brede vallei. Het is mogelijk in de oase te overnachten, maar wij rijden terug naar Bab Sahara. We hebben geen zin om te koken en laten de jongens een heerlijke driegangen maaltijd voor ons maken. Na drie dagen intensief pistes rijden hebben we dat wel verdiend. Na het diner laat Franck ons zijn luchtfoto’s op de computer zien. We zijn één en al verbazing over zijn foto’s. Het is topkwaliteit: vanuit een juist perspectief genomen, zeer scherp, mooi van uitsnede en helder van kleuren. Op een aantal foto’s zien we ons zelf heel klein naast de Big Boy staan en kijken recht in de lens. Wat ziet dat er van bovenaf anders uit. Gigantisch!

En op één foto herkennen we zelfs de omgeving niet terug. Franck is heel aardig en geeft ons vier foto’s waar we reuze blij mee zijn. Wie heeft dat nou? Echt een bijzonder kadootje. We kijken in een internetcafé op zijn website (www.photodenhaut.com) en zijn weer onder de indruk van de kwaliteit.
17-03-2009, Atâr – Chinguetti
Met Franck ontbijten we in de tuin van Bab Sahara. Franck zoekt een medereiziger om over 400 km piste naar Tidjika te rijden. Hij hoopt in Bab Sahara nog iemand tegen te komen en anders moet hij ruim 800 km over het asfalt omrijden. Geen spannend vooruitzicht. Vandaag duiken we het pistegebied ten oosten van Atâr in. Wij nemen afscheid van Franck en een voorlopig afscheid van Justus en Cora. In het dorp wisselen wij geld zodat we voldoende brood, water en diesel bij ons hebben. Via een brede piste rijden we naar Chinguetti over de ‘Passe d’Ebnou’. De piste naar de col is zeer interessant, daarna is het saai en vlak. Binnen een uur bereiken we Chinguetti.

Eerst rijden we door het nieuwe dorp. Pas als we het oued oversteken, komt het oude dorp in zicht. In het oued staan twee Landrovers. We rijden er naar toe in de hoop aansluiting te vinden om samen te rijden. Helaas lukt dit niet. De auto’s zijn van Spanjaarden die hier wonen. De 4x4s staan naast een 11 jaar oude Auberge genaamd ‘Le Maure Bleu’. Een blik in de groene tuin nodigt uit om naar binnen te gaan.

De manager leidt ons rond en hij laat de kamers zien en twee ruimtes waar je op kussens kunt uitrusten. Meteen valt de sfeervolle inrichting op met oog voor details. De tuin ziet er verzorgd uit en de bougainville staat vol in bloei. Het sanitair is superschoon en de douche heeft warm water. We mogen in de tuin staan met de Big Boy, want we zijn de enige gasten en storen niemand. In één van de gezamenlijke ruimtes lunchen we en we zien dat er een kleine zandstorm is komen opsteken. De lucht vult zich met rood-geel zand, zowel buiten als binnen. Jeroen doet meteen zijn lenzen uit. Tegen half 6 is de wind gaan liggen en maken we een rondwandeling door de oude stad die op de lijst staat van werelderfgoed.

De kok loopt met ons mee en vertelt over de oude en vooral vervallen gebouwen met veel losse stenen. Hier en daar wonen nog een aantal mensen, de andere bewoners zijn naar de nieuwe stad verhuisd. De moskee en de bibliotheek is gerestaureerd en ziet er mooi uit. We verwennen ons zelf en gaan uit eten bij de auberge. De kok maakt een driegangen maaltijd. Als entree krijgen we een auberginepurrée met een fris-zure smaak, geserveerd met brood. Dit smaakt bijzonder en we vinden het lekker. Het hoofdgerecht bestaat uit merguezworstjes, groenten van tomaten-ui gewokt in het vet van de worstjes en huisgemaakte aardappelpurée. Ons buikje raakt al aardig gevuld. In de afgelopen maanden zijn we afgevallen en eten we minder dan voorheen. Als toetje wordt ons elk een dik plak cake voorgeschoteld van een afmeting waar je met gemak 2 grote plakken van kunt snijden. Het is zo lekker dat we het helemaal opeten. Na het eten buiken we uit op de kussens. Het personeel is plots verdwenen. Niemand lijkt meer in de auberge te zijn. De manager, de kok, de serveerder en de bewakers zijn in geen velden of wegen te bekennen. Alleen de hond is nog thuis.

Aan de overkant van het oued horen we luid en duidelijk Mauritaanse live-muziek met het typische ritme van het handgeklap. Het klinkt gezellig, alsof er een feest is. Waarschijnlijk verklaart dit de verdwijning van het voltallige personeel. Tegen half 12 wordt het stil en is het feest blijkbaar afgelopen. We geven de lieve hond een laatste kriebel achter zijn oren en een aai over zijn kop, doen zelf het licht maar uit en kruipen in onze daktent.
18-03-2009, Chinguetti – Ouadane
Mohamed de manager schuift bij ons aan terwijl wij buiten in de zon ontbijten. Het uitzicht vanuit de tuin over het oued is helder en de lucht is strakblauw. Mohamed gaapt wat en is overduidelijk naar het feest van gisteren geweest. We vragen hem de weg naar Ouadane. De waypoints van de route hebben we wel, maar het begin van de piste vinden, vereist wel eens langdurige zoekpartijen. Het blijkt simpel: hier de tuin uit en rechtsaf het oued in. Hij geeft ons nog 3 waypoints en zo moeten we met gemak Ouadane vinden.

Het zand voor de auberge is mul en voor de zoveelste maal moeten we de banden laten aflopen naar 1,6 bar. In het dorp kopen we snel even wat brood en blijkt de verkoper ook postzegels te kunnen regelen voor onze ansichtkaarten. We gaan op weg en rijden meteen door het oued, dat zo’n 300 meter breed is. De ondergrond bestaat uit mul zand, maar geen problemen voor de Toy. Links en rechts zijn hutjes te zien en soms zien we een put. De oevers worden door duinen gevormd, kortom, het is zand wat de klok slaat! We nemen een liftende Maure Bleu op leeftijd mee. Hij is op pad gegaan met slechts een kleine waterfles. De man spreekt geen woord Frans, maar de plaatsen die we opnoemen, klinken hem bekend in de oren. Ina laat hem de foto’s uit het boek van Gandini zien en hij herkent ze. Hij noemt de naam en dat klinkt toch wel iets anders dan als wij dat uitspreken. Na zo’n 10 kilometer geeft hij te kennen dat hij wil uitstappen. Hij bedankt ons hartelijk, wandelt over een paar duinen en verdwijnt uit het zicht. We kijken om ons heen en kunnen geen enkel opvallend herkenningspunt ontdekken, geen sporen, het is allemaal zand en duinen. Niemand loopt in de woestijn nergens heen. Ina kan haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en loopt het spoor van de man na. “Niet te geloven! Er staan inderdaad een paar tenten, een paar duinrijen verderop. Hoe weet hij nou dat hij er hier uit moest?” Het is ons al lang opgevallen dat Afrikanen noodgedwongen veel lopen en lange afstanden afleggen. Dat kunnen ze als de beste.

We rijden verder door het zand en de duinen die nu bedekt zijn met grote pollen kamelengras. Onze GPS geeft keurig aan in welke richting we moeten rijden. We ontwikkelen al snel een prettige samenwerking: de bijrijder geeft steeds de richting aan (links houden, nu recht door….) en de bestuurder zoekt zich slingerend een weg tussen de duinen en pollen door. We vinden het prachtig!
Voor ons is de fallaise (rotsige heuvel- of bergketen) Monts Herroux. We steken de pas over en onder ons in de verte zien we de bekende donkergroene kleuren van de palmen. Daar ligt de oase Tenoucherf. Het ligt er prachtig groen te wezen temidden van al het zand. Als we in de oase aankomen, zien we net buiten het dorp de school waar de kinderen spelen. Daarnaast staat de put. We hebben geluk. Wel zeker 50 dromedarissen ‘drommen’ er omheen. Drie mannen hijsen uit de 6 meter diepe put een rubberen zak water omhoog en gieten het in een bak zodat de beesten slobberend kunnen drinken. Ina mag van ze filmen en ze willen ook op de foto. Gefascineerd kijken ze de digitale plaatjes terug.


Dan wordt onze aandacht getrokken naar twee mannen die een jonkie bij de poten vasthouden, terwijl het arme dier verwoede pogingen doet om los te komen. Uiteindelijk krijgen de mannen hem op de grond, gaan er bovenop zitten en een andere man komt met een roodgloeiend stuk ijzer aangerend om hem te brandmerken. De dromedaris worstelt en brult, terwijl moeders argwanend rond het groepje draait. Het is voor het eerst dat we een dromedaris zien ijsberen…
In de middag gaan we lunchen op een duintop. Het lijkt Zandvoort wel. Door al de duinen vraagt Ina zich af waar de zee is. Voor ons lijkt het één grote golvende zee door de Noordzeeblauwe kleuren, maar in werkelijkheid is het een donkere stenen vlakte. Hier zijn geen bomen te bekennen. Het is al lang geleden dat we in de hangmat hingen. Geen boom, dus ook geen schaduw. Midden op de dag staat de zon bijna recht boven ons en zijn de schaduwen zeer kort. We zoeken wederom koelte onder de luifel. Er waait een zacht zwoel briesje. Zeer aangenaam. Plots begint het zo hard te waaien, dat de luifel over het dak van de Toy heen klapt doordat we de scheerlijnen niet hebben gebruikt. Eén van de stangen is zodanig krom gebogen, dat dat weer een werkje voor Jeroen oplevert. Maar niet nu, want we breken meteen op.

We rijden verder door duinen met hier en daar plukjes gras. Door de lichtval, de gelijkvormigheid en dezelfde kleuren, zien we bijna geen diepte meer. Dat is een vreemde en tegelijk spannende gewaarwording want we gaan wel degelijk duintje op en duintje af. Dan zien we voor ons het oued en het stadje Ouadane tegen de rotshelling. Het ‘hors-piste’ traject is afgelopen en we komen uit bij een piste die evenwijdig aan het oued loopt, maar niet naar het dorp leidt. Na wat heen en weer gereden te hebben, besluiten links af te gaan. Zover als ons oog zien kan, constateren we dat dit niet richting het stadje gaat. Plots zien we rechts van ons sporen van autobanden en het stuur wordt een slag gedraaid. Uiteindelijk bereiken we Ouadane. De gendarmerie begroet ons en wenst ons een ‘bon voyage’.

Franck heeft ons het adres gegeven van Fatimah en via zijn tekening vinden we haar snel. De poort gaat open, de Toy kan net door de poort en onder de telefoondraden door en we staan binnen de muren bijna het hele binnenplein in beslag te nemen. Om ons heen staan hutjes en tenten om te overnachten. Fatimah begroet ons hartelijk en er moet eerst thee gedronken worden. Daar kun je voor gaan zitten. Het is een sociaal gebeuren waar men de tijd voor neemt en het is een teken van respect tonen aan de bezoeker. Het hele gebeuren is een fantastisch schouwspel. We doen onze slippers uit en gaan in haar kamer op de grond zitten. Fatimah heeft voor zich op een plateau 4 kleine smalle glazen, 2 kleine blauwe metalen theepotjes, 2 potten gevuld met suiker. Ze kookt het water op het vuur van de gasbrander en schenkt dit in één van de blauwe theepotjes waar ze blaadjes van Chinese groene thee in heeft gedaan. Ze giet de thee over in een glaasje, dan weer in het theepotje, daar gaat weer gekookt water bij, vervolgens wordt dat van grote hoogte in een glaasje geschonken, vanuit dit glaasje worden de andere glaasjes ook van grote hoogte gevuld.


Dan alles weer terug in het potje, op het vuur en het gedoe begint weer van voren af aan. Door dat heen en weer te schenken, ontstaat een schuimlaagje in de glazen en dat moeten we hebben, blijkt. Na zo’n 10 minuten gegoochel met de 2 potjes en de 4 glaasjes, inschenken, terug gieten, overhevelen, terug gieten en inschenken is de thee klaar. Fatimah proeft voor en na haar goedkeuring biedt ze uiteindelijk de hoge thee aan. Het smaakt krachtig, vol aroma en de glaasjes zijn na drie slokken al leeg. Fatimah gaat meteen geroutineerd weer aan de gang volgens traditioneel gebruik voor de tweede en daarna de derde ronde. Een kopje thee drinken is ruim een half uur lang theater van de bovenste plank. We bezoeken de oude stad bij zonsondergang. De eerste indruk is dat het één grote puinhoop met stenen en halve muurtjes is. Maar eenmaal dwalend door de smalle steegjes raken we in bekoring van het verval. Ina is bijna niet te houden om een mooie hoeksteen of latei voor Baron mee te nemen. Ze moet er van af blijven, want Ouadane staat op de lijst van Werelderfgoed. En terecht. De avondzon kleurt de stenen knalrood en de schaduwen accentueren de sprookjesachtige sfeer. Steeds zien we weer vanuit een ander perspectief delen van de oude stad en het doet nog het meest denken aan een vervallen gigantisch middeleeuws kasteel.

Het avondeten staat klaar. De mannen en vrouwen eten apart. Jeroen wordt uitgenodigd met de mannen te eten, maar hij kiest er toch maar voor om bij de beide dames aan te schuiven.
19-03-2009, Ouadane – Guelb er Richat
’s Morgens gaan we op zoek naar andere overlanders waar we de grote toer mee kunnen gaan maken om de Guelb er Richat, maar we vinden niemand. Ons oorspronkelijke plan wijzigen we en we gaan niet alleen de hele rondtoer doen. Een moeilijke beslissing, want we willen allebei graag de tocht maken. We kunnen het opbrengen om het verstand te laten prevaleren boven het verlangen. De piste leidt eerst door het zachte zand van het oued langs accaciabomen, daarna door de brede duinen. Dan houdt de piste op en we zien voor ons de onaangetaste natuur. Wederom rijden we ‘hors-piste’ en zoeken ons eigen spoor met steun van de GPS-punten. Het blijft een aparte ervaring: het ultieme gevoel van autonomie.

Na een tijd verandert het zandlandschap in glooiende stenige heuvels, zwart van kleur waar een pistespoor over slingert. Het gaat richting de krater ‘Guelb er Richat’. Van bovenaf gezien is het spectaculairder dan er doorheen te rijden, waarschuwt Gandini ons in zijn boek. De Guelb er Richat is een natuurfenomeen met een doorsnede van 50 km. Het ontstaan van dit landschap heeft verschillende hypothesen. Eerst dacht men aan een meteorietinslag vanwege zijn cirkelvormen. In 2005 hebben Canadese geologen het gebied onderzocht.

Onder het aardoppervlak is lavagesteente uit het Krijt-tijdvak gestold, bedekt door ringen en geërodeerd. De satellietfoto laat duidelijk deze ringen en de verschillende kleuren zien. Wij doorkruisen de twee buitenste ringen en kijken vanaf een hoogte tegen de binnenste aan. Met de satellietfoto in gedachten, kijken we er vol bewondering naar en kunnen dit aparte landschap goed waarderen. Zoiets dergelijks hebben we nog nooit eerder gezien. Het doet denken aan een reuze sintelbaan met tribunes van rots en steen. De bodem is vlak en vol verschillende kleuren. We krijgen er geen genoeg van en genieten er van door tevens hier de koffiepauze en lunch te nuttigen. In feite beschrijft Gandini dat je hier een ronde van 360 km kunt rijden, maar hij raadt aan i.v.m. de veiligheid dit te doen met meerdere 4×4’s. Met panne in een verlaten woestijn is geen prettige situatie.

Wij rijden dus terug naar de vallei en passeren het ommuurde stenen huis van Cheikh Mohammed Fadel. Hij heeft dit laten bouwen rond 1900 en voor de mensen veel putten laten maken. Het huis wordt nu niet meer bewoond. In de woestijn spreekt men van drie soorten landschappen: de zandduinen, de plateaus op de rotsheuvels en de depressies. Dit laatste is een uitgestrekte lage vlakte tussen de rotsen. Wij rijden door zo’n depressie met een aaneenschakeling van verschillende kleuren. De bodem is niet overal hetzelfde. Het bestaat uit donkergrijze stenen of platen, witte zoutsporen, geel zand waar we met de Toy als het ware over vliegen, of gedroogde klei waar de banden diep doorheen zakken en de Toy hoge toeren draait. Het is lastig in te schatten hoeveel kilometers de overkant verwijderd is, maar we denken dat we al gauw 15 km ver kunnen kijken.

We vinden een prachtige bivakplek tussen 4 zandduinen met wat begroeiing en met uitzicht op de depressie. De eindeloze vlakte strekt zich voor ons uit en we voelen ons vrij en gelukkig. De rest van de middag lezen we wat in de schaduw van de inmiddels gerepareerde luifel. Jeroen frituurt heerlijke patat met gebakken smack. Als we in bed liggen is de stilte hoorbaar.
20-03-2009, Guelb er Richat – Atar
Ina is met zonsopgang al foto’s aan het maken van onze bivakplek. Het paradijselijke plekje wordt echter wreed verstoord door zwermen vliegen die plots om ons heen zoemen. Ze kruipen in grote aantallen op ons gezicht, in onze oren en bedekken onze kleren. We breken snel op en rijden om 7 uur al weg.

Voor de terugweg kiezen we een iets andere route, zodat we niet in ons eigen spoor terug hoeven te rijden. Het rijden zonder spoor heeft ons helemaal te pakken en de route die we nu kiezen blijkt veel vlotter. In een mum van tijd zijn we weer in Ouadane. Daar pakken we de vlakke piste naar Chinguetti en Atar. Rond het middaguur bezoeken we nog rotsschilderingen van ongeveer 5000 jaar oud. Verschillende dieren zoals herten, giraffen, olifanten en leeuwen zijn vaag in rode lijnen herkenbaar, hetgeen veel zegt over de fauna in die tijden. Ook is een groepje dansende mensen herkenbaar.

We nemen de oude pasovergang naar Atar, de pas d’Amodjar. De piste loopt eerst boven en al gauw door een schitterende canyon, bestaande uit antracietgrijze steen met een zanderige bodem. De piste is zeer stenig en heeft soms traptreden, zodat we langzaam over de scherpe rotsen kruipen om onze banden te sparen. De uitzichten zijn prachtig. Onderweg komen we de ruïne van het Fort Saganne tegen. Dit stenen bouwsel is speciaal voor een Franse film gebouwd, tegen het imponerende decor van de canyon.

Met lede ogen zien we dat de prachtige bouwstenen voor het oprapen liggen. Ina is niet te houden: “Kunnen we deze echt niet meenemen? Moet je zien wat een mooie hoekstenen! Hiermee bouwen we zo onze pigeonnier af…” We laten de stenen ongemoeid, maar nemen uiteindelijk wel 3 stenen uit de canyon mee als souvenir van onze Afrikareis. Het Adrargebied heeft ons hart gestolen. Het is als een snoepje van de hele reis. We hopen hier nog vaker te mogen rondcrossen, inshallah.

Aan het einde van de middag bereiken we Atar en voor de derde maal begroeten we Justus en Cora in Bab Sahara. We vinden geen overlanders om samen de 400 km lange piste langs de spoorlijn richting Nouadhibou te nemen. Een alternatief is om de auto in Choum (spreek uit: Sjoem) op de trein te zetten, een rit van ongeveer 18 uur. Justus vertelt ons echter dat het tegenwoordig zeer gecompliceerd is en dat je lang van tevoren moet reserveren. Wederom staan we voor de keuze of we deze tweedaagse reis alleen zullen gaan. We voelen ons zeer zeker over het vinden van het parcours en ook zijn we niet bevreesd voor de vele duinpartijen onderweg. Maar als er onderweg iets gebeurt, staan we wel mooi alleen in de woestijn. En natuurlijk zal er niets gebeuren, maar je weet nooit. Dus moeten we verstandig zijn en deze route bewaren voor een volgende keer. Jeroen zingt neuriënd van the Stones: “You can’t always get what you want…”.
21-03-2009, Atâr, Grens Mauritanië – Marokko
Rond half 10 rijden we weg bij Bab Sahara, uitgezwaaid door Justus. Wellicht komen we hem nog tegen in Frankrijk waar ze altijd in de buurt van Avignon de zomerperiode doorbrengen. We rijden op de weg richting Nouakchott langs de verschillende politieposten en bijna iedereen herkent ons nog. Lachend informeren ze belangstellend naar onze ervaringen.

Op 200 km voor Nouakchott besluiten we om een stuk af te snijden door een piste te nemen. We hebben daarvan geen GPS-punten, maar hoe moeilijk kan het nou zijn? Het eerste stuk gaat over een uitgestrekt, hard en zeer vlak gebied. We schieten goed op en de stemming is opperbest. De vlakte gaat na 40 km over in enkele duinenrijen, waarna de piste weer harder wordt en we weer opschieten. Na 75 km komen we aan in de plaats Benichab. Hier wordt één of ander mineraal gewonnen. Vanuit het dorp lopen buizen en pijpen de woestijn in, zodat een stervorm ontstaat. Dan raken we de piste kwijt, want rond het dorp zijn overal bandensporen.

We worden naar het zuidwesten gewezen en inderdaad pikken we het spoor weer op. Echter, na 15 km buigt de piste langzaam af naar het zuiden en nog wat later zelfs naar het oosten. We zitten duidelijk niet goed. Dus terug en op zoek naar een gemiste splitsing. Na wat heen en weer crossen zien we weer sporen richting zuidwest en we besluiten deze maar te volgen. Steeds vaker komen we nu hoge duinenrijen tegen en we worden gedwongen er zuidwaarts omheen te trekken. De duinen oversteken blijkt geen optie, want we zitten meteen vast als Jeroen het even probeert. Geen nood: in z’n achteruit, lage gearing, vol gas en we zijn weer los. Inmiddels verstrijkt de tijd, zijn de sporen verdwenen onder het opwaaiende zand en rijden we al ruim 150 km over deze piste die geen piste meer is. Op kompas rijden we verder in de zekerheid dat we de asfaltweg een keer gaan tegen komen. Maar wanneer? De zon verdwijnt achter de duinen en binnen een uur is het donker.

Tot overmaat van ramp begint het te stormen, waardoor het zicht minder wordt en de volgende duinenrij niet meer is te onderscheiden. Het ziet er naar uit dat we een bivak moeten maken, hetgeen ons niet trekt in deze zandstorm. Ina heeft het gehad. We weten dat we vlak bij de weg zijn, maar er komt maar geen eind aan. Dan komt er plotseling een vaag spoor tevoorschijn die wij volgen. Het blijkt een met zand dichtgewaaide piste te zijn. Duidelijk is dat deze piste nauwelijks wordt gebruikt. Als het al zo goed als donker is, kruisen we opeens een recent geprepareerde, brede piste. Het vrolijkt ons meteen op. We steken een hoog duin over en zien een radiomast verschijnen. Nog een paar draaien en plots staan we met de voorwielen op de asfaltweg. Ina moet vol op de rem, anders schieten we er zo overheen. Deze zogenaamde afsnijdroute heeft ons over 250 km hors-piste gevoerd. Niet echt een binnendoortje. Achteraf wel avontuurlijk.

Nu we weer vlot kunnen rijden, gaan we in één keer door naar de grens boven Nouadhibou. Tegen middernacht bereiken we de slagboom voor de treinovergang bij de gendarmerie, 8 km voor de grens. De grens is gesloten en we mogen niet verder. Het waait en het is koud, dus slapen we voor het gemak in de auto.


22-03-2009, Grens Mauritanië – Marokko
Na een korte nachtrust worden we wakker. Het is koud door de zeewind. Zeer onaangenaam. Net als we weg willen rijden, komt de trein uit Choum voorbij. Met veel kabaal kruipen de wagons voorbij. Zou dit de trein zijn die we eventueel gebruikt zouden hebben? We zien geen wagon met auto´s erop. Wel Mauritaniërs bovenop de bergen met mineralen.
De spoorboom gaat open, een auto passeert ons en rijdt naar de grens. Wij volgen. De grensformaliteiten bij de gendarmerie en de politie verlopen probleemloos. Geduldig op je beurt wachten. We rijden niemandsland weer binnen en zien nog steeds de wrakstukken van de achtergelaten auto’s. Een bizar gezicht.

MAROKKO
22-03-2009, Grens Mauritanië/Marokko – Layoune
“Bonjour”, worden we vrolijk lachend begroet door een Marokkaanse douanier. We herkennen hem van drie maanden geleden. “Bonjour. Ça va?”, vragen wij hem. Hij wil weten hoe de reis is verlopen en of we problemen hebben gehad. Wij antwoorden dat het fantastisch is geweest en wij een bijzondere ervaring rijker zijn. En nu zijn we weer terug in het voor ons bekende Marokko. Het ligt dan wel op het Afrikaanse continent, maar toch is het anders dan de andere Afrikaanse landen. Volgens een reisgids wordt Marokko vergeleken met een palmboom: zijn wortels zijn gesetteld in Afrikaanse bodem en de kruin is gericht naar het moderne Europa. Een mengeling van Afrikaanse-Arabische cultuur met elementen van de Europese ontwikkeling. Zo is o.a. de infrastructuur goed ontwikkeld, en in de grote supermarkten worden veel westerse artikelen te koop aangeboden. Wij benadrukken dat Marokko een geweldig reisland is met zijn gastvrije bevolking en een grote diversiteit in natuurlandschap. De man is vereerd met ons compliment. Hij gebaart waar we de auto kunnen parkeren om vervolgens naar de immigratie te gaan. Wij zijn niet de enige, ook al wijst de klok nog vroeg in de morgen en zijn er slechts vier auto’s voor ons de grens gepasseerd. Wij sluiten achter een groep van zeker 40 wachtende mensen die ook de grens over willen, maar dan vice versa. En dat op een zondagochtend. Werk aan de winkel voor de autoriteiten. Het gaat er zeer ordelijk aan toe. Je vult een geel formulier in, geeft dit af met het paspoort, de gegevens worden in een computer geplopt, de gele formulieren gaan in een kaartenbak, het paspoort wordt gestempeld en in- en uitklaren is een feit. Dit kàn heel vlotjes gaan, maar het Marokkaanse logistieke systeem werkt ietsjes anders. Men neemt van alle wachtenden de paspoorten en gele formulieren in. Pas als het computer-kaartenbak-stempelgebeuren van alle wachtenden afgehandeld is, wordt iedereen verzocht naar het loket te gaan. Men noemt een naam en je kunt je paspoort ophalen. Deze manier van werken kost ons zeker 2½ uur wachten. Maar het zonnetje schijnt, wachten vinden we inmiddels de gewoonste zaak van de wereld en ondertussen doen we iets nuttigs. De sleepkabel, tijdelijk bevestigd aan de bullbar, wordt door Jeroen in de dakkist opgeborgen. Ina kan na Mali en Mauritanië eindelijk weer sms-en met haar zusje Rhani en de smsjes vliegen over en weer door de lucht. Een mooie uitvinding, toch. In de tussentijd wordt de rij langer en daarmee ook onze wachttijd.
Maar dan ziet Ina dat iedereen zich voor het bewuste loket opstelt waar de paspoorten worden afgegeven. Ze staat op en loopt naar de menigte toe. Een jongeman naast haar zegt dat hij het een ongelukkig systeem vindt waardoor men onnodig lang moet wachten. Ze raken aan de klets. De Engelssprekende jongeman genaamd Achmed is afkomstig uit Moskou, Rusland. Hij reist alleen, maar de laatste paar dagen reist hij vanaf Nouakchott samen met een Engelese dame. Beide backpackers reizen met openbaar vervoer of ze regelen een lift. De Engelse dame heet Rosalind, is 66 jaar, woont in Inverness, Schotland en reist al vanaf haar jonge jaren over de hele wereld en ze heeft al heel veel gezien. We vragen elkaar welke landen we in Afrika bezoeken en hoeveel tijd we er voor hebben. Dè twee vragen die aan elke globetrotter worden gesteld.
Achmed hoort dat we met een 4×4 reizen en hij heeft onderweg gezien dat de meeste auto’s volgeladen zijn. Weinig hoopvol vraagt hij aan ons of wij hen een lift kunnen geven. Tot zijn verbazing bieden wij hen het bankje aan, maar veel ruimte hebben ze dan niet. Rosalind en Achmed zijn al lang blij. Het is lastig om de 1200 km naar de bewoonde Marokkaanse wereld in Guelmin te overbruggen, omdat er geen busverbinding bestaat. Men is dan aangewezen op de taxi’s. Grotendeels gaat de weg door de Westelijke Sahara.
Als we de paspoorten terug krijgen, regelt Jeroen het inklaren van de auto. Nadat twee snuffelhonden uitgebreid in en onder de auto hebben gecheckt, kunnen we tegen 12 uur weer op pad. Rosalind en Achmed schrijven hun ‘fiches’, een lijst met hun persoonlijke gegevens die we onderweg aan de autoriteiten moeten overhandigen. Ze hebben ieder een tent bij zich. In eerste instantie besluiten we onderweg een bushcamp te maken, maar omdat het hard waait, wijzigen we ons plan en rijden door naar de camping boven Layoune. In Boujdour trakteren Rosalind en Achmed ons op een diner. Heel aardig van hen. We laten ons de warme maaltijd goed smaken.
Om 2 uur ’s nachts komen we in Layoune aan. Het waait nog steeds enorm en het is goed koud. Jeroen klapt de daktent uit en verzwaart de scheerlijnen met loodzware keien. Ina gaat op zoek naar de eigenaren. De lifters voelen er niets voor de tent op te zetten, maar wel om in één van de nomadententen te slapen. Echter de eigenaren zijn in een diepe slaap verzonken en ze worden niet wakker van ons geklop. Rosalind en Achmed gaan in het tentenrestaurant op een bank slapen, beschut tegen de wind en kou. Moe van het reizen, vallen we snel in slaap.

23-03-2009, Layoune – Tata
Om half 9 worden we wakker en we horen dat het nog steeds flink waait. Rosalind en Achmed staan inmiddels klaar om te vertrekken. We stappen in en rijden noordwaarts. Onderweg komen we politie en gendarmerie tegen. Wij maken een praatje, geven een ‘fiche’ af en rijden weer door. Onze medereizigers houden zich muisstil en ze worden totaal niet opgemerkt. We hebben er veel pret om. In een klein gehucht nemen we een ‘nos-nos’ in een bar. ‘Nos-nos’ betekent fifty-fifty, mezzo-mezzo, of in goed Nederlands: half om half. Het is een kopje koffie bestaande uit 50% koffie en 50% melk. Wij vinden het zonder enige twijfel de lekkerste koffie in Marokko.

We vertellen onze lifters waar we naar toe gaan. Ons doel voor vandaag is Tata. Achmed reist met ons mee tot Bouzakarne. Van daar neemt hij de bus naar Agadir en vliegt dan verder via Marseille naar Moskou. Rosalind reist over land en ze wil over ruim een week thuis zijn. Onze beschrijving over Tata en de camping Tata Titi in het bijzonder mooie Atlasgebergte ziet ze helemaal zitten, maar ze wil ons niet tot last zijn. Rosalind heeft al heel veel in haar leven gezien en wij vinden dat de prachtige omgeving van camping Tata Titi daar aan toegevoegd moet worden. En daar ze ons totaal niet tot last is, reist ze verder met ons mee. In de middag komen we aan in Bouzakarne en Achmed springt uit de auto. Als hij even later terug komt, zegt hij opgetogen dat zijn bus over 10 minuten vertrekt. Wat een toeval. We wisselen adresssen uit en nemen afscheid van hem. De wind is gaan liggen, de zon schijnt en we nemen nog een ‘nos-nos’ op een terras.
Dan nog 245 km naar Tata. Deze weg hebben we in december ook genomen. Een prachtig bruin, kaal berglandschap. Het is een déjà-vu, maar dan net even iets anders. Nu verbazen we ons over de groene bergen. Dit kennen we nog niet. Het is voorjaar in Marokko.

Overal grazen schapen, geiten en zelfs kamelen en doen zij zich te goed aan de overdadige grassprieten. Rosalind is vol bewondering over de natuur en zij geniet van het uitzicht. Tegen 9 uur ’s avonds bereiken we Tata. De winkels en restaurants zijn nog volop in bedrijf. We hebben nog niets gegeten en strijken neer op het terras van een restaurant. We trekken iets warms aan want het voelt fris, hoewel de thermometer 24°C wijst. We zijn duidelijk nog gewend aan de woestijn- temperaturen van Mauritanië. Na onze heerlijke maaltijd rijden we naar Camping Tata Titi, de prachtige plek van Peter en Tilly in een oase. In december 2005 bezochten wij hen toen Tata Titi nog geen camping was.

Peter en Tilly leefden met hun woestijnhond Pier in hun Land Rover, twee tenten en een Nomadentent gespannen over een stenen muurtje. Nu is de nomadentent vervangen door een huis en staat er een watertoren met warme douche en toilet. Houcine, de beheerder verwelkomt ons. Hij is verrast ons weer te zien. Wij settelen ons bij de druifrank en Rosalind zet haar tent op onder de olijfbomen. We verheugen ons op een goede nachtrust en we zullen niet gewekt worden door een moskee. Uitslapen dus.
24-03-2009, Tata
De vogels fluiten enthousiast bij de eerste zonnestralen. Vanuit onze daktent zien we de prachtige rotsformatie. Wakker worden met zo’n fabuleus uitzicht. De dag kan nu al niet meer stuk. Rosalind is blij dat ze na drie dagen de benen weer kan strekken en ze gaat wandelen in de kloof. Na ruim twee uur komt ze terug. Wij hebben niets te veel gezegd. Ze vindt het een grandioze omgeving. Vooral de krullen in de rotsen vindt ze bijzonder.

We maken kennis met twee Nederlandsers, Joop en Irene. Zij reizen in een camper door Marokko. Dat bevalt hen prima en ze genieten er zichtbaar van onder het genot van een glaasje wijn. Gelijk hebben ze. Als ze vragen waar wij vandaan komen, antwoorden wij: uit het schone Drenthe. Dat maakt hen nieuwschierig, want zelf komen ze ook uit deze provincie, maar dan uit Gieten. Ook een mooie omgeving, beamen wij. ’s Middags rijden we naar Tata, doen boodschappen, lezen onze mail en drinken uiteraard een nos-nos op het terras. Het is Lady’s Night en dat betekent dat Jeroen voor de dames kookt. We kletsen gezellig met Rosalind. Ze woont in een traditioneel Schots oud huisje bij het monster van Lochness in de Highlands. Dit vindt Jeroen interessant. Nee, niet om het monster, maar wel om de Schotse whisky die daar vandaan komt. Rosalind vertelt over de mooie omgeving en terstond krijgt Jeroen visioenen van een whiskytrail met de WSWS (Wapser-veense Schotsch Whisky Society) en hij krijgt bijna heimwee naar zijn whiskyclub.

Rosalind werkt als freelancer in de catering. Zo heeft ze vijf seizoenen gewerkt op een boot naar Antarctica. Als ze niet werkt, reist ze. Nieuwsgierig als we zijn vragen we haar hoe het is om als backpacker in Afrika te reizen. We kunnen op onze klompen wel aanvoelen dat dat heel anders is dan met je eigen 4×4. Ze vertelt één van haar verhalen aan één stuk door zoals alleen Engelsen dat kunnen. We hadden het moeten opnemen. Haar verteltrant heeft veel weg van Monty Python. Typische Engelse humor. Wij hangen aan haar lippen. “Well”, begint ze, “de meest slopende rit was die van Bamako naar Nouakchott en vooral niet aan te raden. Ik heb een kaartje gekocht voor de bus, een afstand van 445 km naar de grens en daarna nog 1030 km door Mauritanië, totaal 1470 km en een tocht van te veel uren. Je moet wel op tijd bij de bus zijn, dus koos ik er voor om vlak bij het busstation te slapen. In een zaal, speciaal voor busreizigers, kon ik mijn slaapzak uitrollen. Veel backpackers doen dit. Het is gratis en je hoeft niet vanaf je hotel met je rugzak een vol busje in te stappen en het drukke en vooral stinkende Bamakoverkeer in te gaan en dan stressen dat je niet te laat bij het busstation arriveert en je bus voor je neus net niet wegrijdt. Ik stapte in en de bus vertrok. Onderweg werd er veel gestopt, dus vlotjes gaat zo’n rit niet. Bij de grens duurde het een eeuwigheid. Eén voor één moesten we de douaneformaliteiten regelen. De mensen werkten gestaag in een Afrikaans tempo. Iedereen moest op iedereen wachten. Het duurde een eeuwigheid. Daarna ging de rit eindelijk verder. Maar niet voor lang, want het was tijd om te bidden. Dus werd de bus aan de kant gezet, een kleedje uitgerold, het oosten gespot en gebeden tot Allah. Dit kostte gelukkig niet veel tijd, maar gebeurde wel een paar keer per dag. En dan moest er ook regelmatig getankt worden.”
Het lijkt of Rosalind de hele film weer aan haar voorbij ziet gaan. De irritatie van toen laait weer op. Wij voelen met haar mee, maar ondertussen hebben we moeite ons lachen in te houden. Haar verhaal is duidelijk nog niet ten einde en zonder haar te onderbreken vertelt ze verder. “Toen het al lang donker was, stopte de bus bij een tankstation. De pomp had geen diesel meer voorradig. De bus had zo goed als geen diesel in de tank, maar reed toch door. Hoe kun je toch bedenken dat je dan ver komt? Dat is toch te gek voor woorden?! We reden een paar kilometer door totdat de bus zijn laatste druppel brandstof had verbruikt. Twee mannen liepen de gereden kilometers terug naar het tankstation om te wachten tot de tankwagen bij het tankstation kwam. Toen die eindelijk gearriveerd was, konden de mannen diesel tanken in een jerrycan, liepen ze terug naar de bus, tankte de jerrycan leeg en de bus reed terug naar het tankstation. Wáánzin!”
Terwijl Rosalind haar verhaal zeer geëmotioneerd vertelt, kunnen wij ons niet meer inhouden en we liggen dubbel van het lachen. Dit kan niet waar zijn en is filmvoer voor Mister Bean, maar Rosalind kan er nog steeds de humor niet van inzien. Eén ding is zeker: zoiets zullen wij nooit meemaken. We begrijpen dat haar rit van de laatste twee dagen een koninginnerit geweest moet zijn.

25-03-2009, Tata
Joop en Ineke hebben de boel weer ingepakt en ze trekken verder richting het oosten. Wij wensen hen een goede reis. Om half 12 brengen we Rosalind naar het busstation van Tata. Ze gaat via Foum Zguid naar Ouarzazate en de volgende dag door naar Marrakech. Deze mooie route hebben wij haar aanbevolen. We nemen afscheid van elkaar en hopen elkaar ergens weer te zien. In Schotland, Nederland, Frankrijk of misschien wel in Afrika. Who knows…. Wij rijden terug naar Tata Titi en besluiten om boven te staan. Op de plek waar we 3 jaar geleden stonden. We genieten van de rust.

Er staan nog een paar campers. Tegen het eind van de middag komt een Frans stel in een Defender het terrein opgereden. Houcine is er even niet en Ina spoort Jeroen aan om als gastheer te fungeren. Hij aarzelt even omdat hij dan Frans moeten praten, maar Ina zegt dat hij dat best kan. Jeroen stapt op de mensen af en even later komt hij trots vertellen dat het hem gelukt is. “Natuurlijk kun je dat”, zegt Ina, geheel niet verbaasd.
’s Avonds eten we in de auto omdat het is gaan waaien. We maken het niet laat en kruipen de daktent in. Daar hebben we totaal geen last van de wind. Door het dichtklappen van twee luifels en de twee overige luifels open te laten, is er altijd voldoende ventilatie. We zijn zeer tevreden over onze daktent, zowel in de tropen, de woestijn en als het iets kouder is.

26-03-2009, Tata-Zagora
De hemel toont een strakblauwe lucht. Het is kraakhelder. Een mooie dag om te reizen. Het eerste gedeelte gaat naar Foum-Zguid. We verbazen ons steeds weer over de prachtige natuur en we kunnen er geen genoeg van krijgen. In Tissint stappen we uit de auto en kijken van bovenaf naar het altijd stromende water in de rivier, 40 meter beneden ons. De vrouwen doen er de was. Verderop grazen geiten en drinken het heldere water.
In Foum-Zguid drinken we een nos-nos. Ina kruipt achter het stuur en ze rijdt het plaatsje uit. “Doe je wel voorzichtig?”, hoort ze iemand in het Nederlands roepen. Ze kijkt om en ziet Joop lopen. De Big Boy blokkeert al het verkeer, maar we nemen de tijd om even een praatje te maken en de Marokkanen schijnen dit ook voor toeristen heel gewoon te vinden.

De piste naar Zagora laten we voor wat het is. Volgens Gandini is het een oninteressante piste. De route over de weg is mooier, loopt door de groene bergen van de mijnstreek. Hier delft men koper en zink. We komen bijna geen verkeer tegen. Onderweg nemen we een lifter mee die in Agdez uitstapt. Hij is ons zo dankbaar, dat we allebei twee kussen van hem krijgen. Het is voor het eerst dat een Marokkaanse man Ina kust. De weg naar Zagora loopt door een vallei. Het is één grote, lange oase met heel veel kasbahs. Ook hier is het voorjaar. Het is groen en er is veel water in de rivier. In Zagora besluiten we naar camping ‘Jardin de Zagora’ te gaan. We zijn de enige overlanders, naast de zeker 40 witte campers. De gastheer verwelkomt ons met thee en hij wenst ons een prettig verblijf. Het begint te regenen.

27-03-2009, Zagora
Om kwart over 8 staan we met de Big Boy bij de garage van Gordito. De filters en olie wordt vervangen. Tevens constateert hij dat de koppelingsplaat en de drukplaat versleten zijn en vervangen moeten worden. Het onderdeel moet uit Casablanca komen. De boel ligt open, de auto kan niet rijden, dus lopen we terug naar de camping en we huren daar een kamer. Deze is klein en zeer eenvoudig. Links van ons woont een Marokkaans echtpaar met 3 kinderen. Aan de andere kant wordt de kamer als stal gebruikt door een schaap en zijn jong. We kijken nergens meer van op.

En wie zien we daar op het terrein van de camping staan? Joop en Irene. Ze nodigen ons uit voor een drankje en we bedenken ons geen moment. Het is buiten koud geworden door de wind en regen. Samen kletsen we over van alles en nog wat. Het blijkt al gauw dat we gepassioneerd zijn door een zelfde hobby, namelijk verbouwen. Het gesprek gaat uiteraard onder het genot van een glaasje rode wijn. Dat is wel even wennen, want door de onvermijdelijke geheelonthouding zijn we de bittere smaak kwijtgeraakt. Gewoon doordrinken is het motto en straks weten we niet beter meer. Dan beginnen onze magen te rammelen en we zoeken een restaurant op. Voor 3,00 euro p.p. eten we ons buikje rond. We rekenen af en de vriendelijke bediening wenst ons een goede nacht.

28-03-2009, Zagora
Die nacht regent het enorm. Het water komt met bakken uit de hemel. Wij hebben er niets van gemerkt. Buiten staan alle campereigenaren bij elkaar. Als we naar hen toe lopen, zien we wat er die nacht is gebeurd. Het lager gelegen terrein staat helemaal onder water en grote stukken van de lemen muur is ingestort. Van het huis naast de camping is het dak ingestort. Hierbij is één persoon om het leven gekomen. De straten staan blank. De steile trap in het dorp is veranderd in een waterval. De kampeerders in de campers kunnen het terrein niet verlaten en een aantal van hen begint fors te klagen tegen de eigenaar. Hij moet er voor zorgen dat de weg weer vrij wordt gemaakt, vinden ze. Je verzint het niet. Het is waarschijnlijk onzinnig te vertrekken, omdat de wijde omgeving is getroffen door het noodweer en er een grote kans bestaat dat er diverse aardverschuivingen hebben plaatsgevonden waardoor de weg onbegaanbaar is. Wij lopen naar een café, gaan op het terras in de zon zitten en bestellen een ontbijtje. Even later schuiven Joop en Irene aan. Zij vertellen ons dat de eigenaar van de camping iedereen bij elkaar heeft geroepen en hen heeft toegesproken om de boel te sussen. En dat heeft gelukkig geholpen, maar je zou je moeten schamen om het klaaggedrag van enkele toeristen, terwijl de bevolking in echte grote problemen zijn geraakt.

Die dag lopen we tussen de hevige buien door van het café naar het internet, van het internet naar de garage, vervolgens naar het terras en ’s avonds weer terug naar onze kamer. Het onderdeel is nog niet gearriveerd, dus slapen we nog een nacht in de kamer met de harde matrassen.
29-03-2009 Zagora
Het ontbijtje van gisteren beviel ons goed, dus voor herhaling vatbaar. De regen is inmiddels gestopt en in de loop van de dag zien we het water langzaam in de straten verdwijnen richting rivier. We bezoeken de zondagmarkt. Gelukkig schijnt de zon weer volop. Het valt echter niet mee om overeind te blijven door alle modder. We glibberen langs de kraampjes. Na een half uur wordt het tijd voor een nos-nos.

Aan het eind van de dag kunnen we onze Big Boy ophalen. Morgen moet er nog wat worden afgesteld, maar wij kunnen vannacht weer in ons eigen bedje slapen. Terwijl de campers nog steeds geen kant uit kunnen door het vele water, rijden wij zonder problemen door het overstroomde terrein naar het hoger gelegen deel. Daar zien we drie Toys met daktent uit Duitsland. Jeroen praat met een Duits stel dat in Nederland woont en wij krijgen de verschillende intérieurs van de drie auto’s te zien. Twee van hen zijn samen eigenaar van een 4×4 Toyota-garage. Ze kunnen er even drie weken tussenuit om hun off-road-hobby in praktijk te brengen. We hebben geen zin om te koken en we gaan wederom uit eten. Wat een leven!
30-03-2009, Zagora-Marrakech
Om 8 uur staan we bij Gordito. We krijgen de rekening. Hier schrikken we van en we vragen ons af of het wel klopt. Gordito zegt dat je betaalt voor kwaliteit. Dat snappen we, maar dat kwaliteit zo duur betaald moet worden, begrijpen we niet. We besluiten om bij de Duitse garagehouders te informeren wat het allemaal mag kosten. Na hun berekening constateren we dat de rekening net zo hoog is als wanneer we de boel in Europa zouden laten repareren. Doordat hier het arbeidsloon stukken lager ligt, adviseren de Duitsers ons te onderhandelen en een derde van de prijs af te halen. Dat is volgens hen en ons redelijk. Wij weer terug naar Gordito en daar hebben we een pittig gesprek. Niemand is blij. Wij niet met de gepeperde rekening en Gordito niet met onze klacht. Uiteindelijk wordt een derde van het totaalbedrag eraf gehaald. Dit is in onze ogen absoluut redelijk en Gordito maakt zeker nog winst. Wij stappen de auto in en hebben er geen lekker gevoel over. Wij vinden hem een boef. De grote winst zal absoluut niet uitgekeerd worden aan zijn zeer jeugdige personeel die, weliswaar in opdracht van Gordito, al het werk verrichten. Het vervelende incident laten we gauw achter ons en we genieten van de rit naar Marrakech. We nemen dezelfde pasovergang als op de heenweg, de Tizi-n-Tichka van 2260m over de Haut-Atlas, maar dan via de doorgaande weg en niet over de piste.

Ook langs deze route zien we overal groene bergen. Als we net de pas zijn gepasseerd, komen we langs het plaatsje Taddert. Dit kennen we. Van de rook. We weten dat ze hele lekkere brochettes hebben, maar we hebben net gegeten. Bovendien hangt er een donkere dreigende regenwolk boven alle BBQ’s en is de temperatuur hoog in de bergen flink gedaald. Een andere keer maar weer. De rit verloopt voorspoedig en aan het eind van de middag bereiken we Marrakech. Eerst naar de supermarkt en het cybercafé om het verhaal en foto’s van Mauritanië op de weblog te zetten. We zijn verbaasd. Binnen 5 minuten staat alles op de weblog dankzij een supersnelle verbinding. Daar kunnen ze in Baron niet aan tippen!

Aangekomen op de camping zien we in eerste instantie een heleboel witte campers. Als we verder rijden, zien we een Defender 110 en twee Toyota’s Landcruiser 70 staan met Nederlandse kentekenplaten. Daar gaan we naast staan. Snel de tent uitklappen, een hete douche nemen en in de auto koken. Als we het eten op hebben, horen we de Nederlanders aankomen. “Hé! Er is een Toy bijgekomen. Oh, gaaf hé. Wat een leuke auto!” Ina schuift het zijraam open en begroet een dame en vijf mannen.
Het is ons opgevallen dat na Mauritanië de overlanders elkaar niet meer vragen waar je vandaan komt, waar je naar toe gaat en hoeveel reistijd je hebt. Veel 4×4-reizigers bezoeken alleen Marokko, wat redelijk goed bereikbaar is vanuit Nederland, ook als je niet zoveel tijd hebt. Deze mensen hebben totaal twee weken en ze gaan morgen richting Nederland. Als ze horen dat ons verste punt Benin is geweest, staren ze ons verbaasd aan en ze luisteren aandachtig naar onze belevenissen. Het wordt inmiddels best wel koud en iedereen zoekt zijn bed op.

31-03-2009, Marrakech
De Nederlanders zijn er vroeg uit. We horen hen veel lol hebben. Van slapen komt niets meer en we besluiten dan ook om maar op te staan. We kletsen nog wat met elkaar. Zij vertellen van hun tocht in de woestijn onder het plaatsje Mhamid. Tijdens het noodweer werden zij overvallen door de enorme waterval, maar ook het plotseling stijgende water. Ze wisten niet hoe gauw ze naar een hoger punt moesten rijden. Best wel spannend zegt één van hen, maar ook wel eng. Door steeds boven de waterlijn te rijden, zijn ze min of meer verdwaald. Ze hadden geen idee welke kant ze uit moesten. Gelukkig kwamen ze een lokaal persoon tegen die hen naar een dorp heeft geloodst. Eind goed, al goed.
Voordat ze vertrekken, bekijken we het intérieur van de Defender. Petje af! Topkwaliteit, een hefdak met slaapruimte die van binnenuit bereikbaar is, alles netjes afgewerkt en vooral goed nagedacht over hoe alles zo praktisch mogelijk ingedeeld moet worden. Dat kost dan wel een paar duiten, maar dan heb je ook wat. De auto is geregistreerd als camper. Hebben wij ook vaak over gesproken, maar nu horen we dat je er per jaar slechts 15.000 km mee mag rijden en dat is voor ons geen optie. Toeterend en zwaaiend verlaten de Nederlanders de camping. Wij maken een ontbijt en genieten van de warme zon.

Vandaag sluiten we min of meer onze grote reis af met een bezoek aan de medina. We genieten altijd enorm van de kleine steegjes in de soek. Dit is een markt, verdeeld in kleinere soeks met elk hun eigen koopwaar: Marokkaanse slippers, hout, leer, vloerkleden, smeedijzer, kleding, kruiden en aardewerk. Ook het grote Djemaa el Fna-plein is een bezienswaarigheid. Je instal-leert je op een terras waar je het decor goed kunt overzien, je bestelt een nos-nos en je hebt de tijd van je leven. Met gemak zie je drie generaties vrouwen. Oma gekleed in een burka en compleet bedekt, dochter met eenhoofddoek om en kleindochter in een modieus t-shirt, een spijkerbroek en een modern kapsel. Mannen in traditionele klederdracht maken muziek met een fluit en een trommel. Ze zien er uit alsof ze klaar zijn voor het carnavalgebeuren. Als ze in de gaten hebben dat je hen op de foto zet, komen ze aangesneld en vragen ze geld. En verder vermaken mannen de lokale bevolking en toeristen met cobra’s, kunstjes, muziek en gebrabbel in het Arabisch.

’s Avonds verandert het plein in een eetgelegenheid. Niet echt bijzonder qua smaak, maar wel een 10+ voor de sfeer. Zeker 50 karren komen aan het eind van de middag het plein opgereden met daar bovenop tafels en banken. De karren stellen zich naast elkaar op in een paar rijen met tafels en banken ervoor en de kar blijkt plotsklaps een professionele keuken te zijn. Alle koks en bedienend personeel hebben een witte, nogal groezelige doktersjas aan. Het doet ons denken aan vorig jaar toen we hier met Henk liepen. Henk is ook bezitter van een daktent, maar dan op een geinige Mercedes G-serie… We zigzagden langs de eetstallen, Henk voorop. Hij kende dit tafereel nog niet en hij moest het natuurlijk meemaken, vonden wij. Het is de bedoeling dat het personeel je naar het restaurantje lokt. Dit gebeurt op een allercharmantste en zeer volhardende wijze, ondersteund door een flinke dosis humor, standaardzinnen in diverse talen, een brede glimlach en fysiek contact. Afhankelijk van je afkomst hebben ze een Jamie Oliver of een Joop Braakhekke in de keuken staan. Men is opdringerig, maar niet op een vervelende manier. Althans, als je het spel meespeelt. En dat deed Henk goed. Hij grapte nog of hij zich agressief of assertief zou opstellen. Wij konden rustig achter zijn brede rug en schouders lopen en deelden ondertussen complimenten aan hem uit dat hij het zo goed deed en zowel wij als de restauranteigenaars er lol aan beleefden. Trots hield hij beide armen omhoog toen hij ons langs alle stalletjes had geloodst. Hij was geslaagd voor zijn assertiviteitstraining!

Wij slenteren rond in het toeristische deel van de soek, in de hoop vier leuke smeedijzeren stoelen tegen te komen. We vinden het niet en we lopen verder. Jeroen denkt dat de werkplaats buiten de kern van de soek is. En ja hoor, daar komen we er één tegen met ernaast de winkel. Voor de etalage zien we twee opklapbare stoelen die we eigenlijk zoeken. Ze zitten goed. De verkoper heeft mooie spullen in de winkel staan. We zien dat de kwaliteit hoog is en de afwerking prachtig. Niet zoals je dat in de soek vindt, maar duidelijk bedoeld voor de export. We zijn meteen verkocht, onderhandelen over de prijs en morgen om 9 uur kunnen we vier klapstoelen bij hem ophalen. Het loopt tegen etenstijd. De eigenaar van een klein restaurantje waar alleen maar lokalen komen, laat ons de kaart zien. Genoeg keuze, het ziet er lekker uit, dus schuiven we aan een tafel en worden we vorstelijk bediend. Na de maaltijd lopen we naar onze Big Boy, betalen de bewaker en we rijden terug naar de camping.

Bij een kruispunt missen we de afslag en Ina keert om. Ze stopt voor het stoplicht en als het groen is, trekt ze op. Het is al donker en er is veel verkeer op de weg. Het tegemoetkomende verkeer laat ze voorgaan en ook van links rijdt een auto zo voor onze Toy het kruispunt op. Ina ziet een gaatje en slaat linksaf, net voor het tegemoetkomende verkeer. Maar als ze de bocht om is, gebaart een politieman dat ze moet stoppen. “Wat nu weer?” Ina draait het raam open en de man vraagt of ze de rotonde heeft gezien.
“Rotonde? Welke rotonde?”, vraagt ze verbaasd en kijkt terug naar waar ze vandaan komt. Midden op de weg zou volgens de agent een pion staan en daar zijn we niet omheen gereden. Ina kijkt achterom, maar ziet in het donker geen pion. De man vraagt naar haar rijbewijs en Ina overhandigt het hem. Tegen Jeroen zegt ze dat deze officieel niet meer geldig is, maar dat is niet te zien. Ze was haar rijbewijs kwijt geraakt, heeft een nieuwe aangevraagd en vervolgens heeft ze haar oude weer teruggevonden. De man bekijkt het aandachtig en leest hardop haar geboorte- en achternaam. Hij vraagt of hij het goed uitspreekt en Ina knikt bevestigend. “Dat kost u 400 dirham”, zegt de politie-agent. Ina is vol onbegrip. Als er dan al een pion stond, dan zijn er op datzelfde moment meer Marokkanen geweest die dat totaal negeerden. Resoluut zeggen we dat we geen 40 euro gaan betalen. De politieman antwoordt daarop dat hij het rijbewijs dan behoudt en we het morgen op het bureau kunnen ophalen. “Dat is goed”, zegt Ina lakoniek. “Houd het rijbewijs maar”, en ze maakt daarbij een wegwerpgebaar ten teken dat ze niet onder de indruk is. De politie-agent daarentegen is duidelijk van zijn stuk gebracht. Zo’n opmerking zal hij waarschijnlijk in zijn gehele loopbaan nog niet hebben gehoord. De man kijkt weer in het rijbewijs, hij kijkt nogmaals naar Ina, werpt weer een blik in haar rijbewijs, terwijl wij stoïcijns door de voorruit kijken, wachtend op wat komen gaat. Dan overhandigt hij het document, zegt dat we mogen doorrijden, hij maakt een doorrijgebaar en hij wenst ons een bon soirée toe. “De même”, zeggen wij terug en Ina draait de weg op. Voor de derde keer op deze reis komt ze er zonder boete van af. Hoe zou dat toch komen? We vragen ons nog af of er inderdaad een pion stond, maar als we de camping oprijden, denken we al niet meer aan het incident.

01-04-2009, Marrakech-Assilah
Jeroen rijdt de Big Boy door de poort de medina in. We hebben meteen bekijks. Zo’n grote auto in de smalle straten. Normaal rijden hier alleen lokalen in kleine wagens en al helemaal geen toeristen in een grote auto. De stoelen staan klaar en we laden ze in de auto. Naast het zaakje nemen we plaats op het terras en genieten we van een Marokkaans ontbijt die we nog tegoed hebben. Een pannekoek met honing en Marokkaanse thee. Zalig! Het zaakje is tevens een pâtisserie en Ina koopt koekjes voor onderweg.

Na het ontbijt rijden we vlotjes Marrakech uit. Er is weinig verkeer in vergelijking met gisteren en we zitten in een mum van tijd op de snelweg naar Tanger. Na ongeveer 7 uur rijden, komen we in Assilah aan, het dorpje aan zee, 30 km onder Tanger. Het is hier in het noorden stukken kouder en de lucht ziet er dreigend uit. We hebben geen zin om morgen een natte daktent in te pakken en we nemen geen risico’s. We melden ons bij de receptie van het Sahara-Hotel, ons eerste onderkomen in Marokko van vier maanden geleden. Ina vraagt om een extra deken, bang dat het ’s nachts te koud zal zijn. ’s Avonds lopen we in het dorpje. We zijn niet de enige. Integendeel. Veel dorpsbewoners van jong tot oud flaneren door de straten en de winkels zijn open. Het is er gezellig en er is een ontspannen sfeer. Die nacht slapen we heerlijk onder de warme wollen dekens.
02-04-2009, Assilah-Tanger-Tarifa
Vandaag verlaten we het continent Afrika. Op weg naar Tarifa kopen we een ticket voor de boot van Tanger naar Tarifa. Als we flink doorrijden, kunnen we de boot nog halen, anders moeten we twee uur wachten. Daar hebben we geen zin in, want aan de overkant moeten we de klok twee uur voorruit zetten en dan is de dag wel heel snel voorbij. We hebben er flink de sokken in, maar houden op alle kruispunten het politieapparaat goed in de gaten. In Tanger maken we voor de laatste keer het procedureel gebeuren mee. Mannen wijzen ons naar welke kade we moeten rijden. Eén van hen zegt ons dat we alleen bij het loket van de politie de paspoorten moeten laten afstempelen en hij waarschuwt ons het aan niemand af te geven. Snel laat hij ons doorrijden. Het lijkt wel of ze haast hebben. Bij het loket stempelt een Marokkaanse onze paspoorten af en we rijden zo de boot in. Wat een tempo!
We stappen de auto uit en zoeken boven een plekje op het dek in de zon. De overtocht duurt een half uur. We rijden de boot af, het stukje niemandsland op. Een vrolijke Spaanse douanebeambte wil weten wat we vervoeren en laat ons de achterdeur openmaken. Ina stapt uit, zegt in het Frans dat we 4 maanden gekampeerd hebben, ze wijst naar de daktent, zwaait de deur open en de man is onder de indruk van onze auto. De deur mag weer dicht en hij wenst ons een goede reis. We willen ergens onderweg overnachten, maar als je eenmaal op huis aankoerst, ruik je de stal. Onderweg eten we nog een hapje en we rijden die nacht door.

03-04-2009, Baron
Tegen een uur of vijf ’s ochtends rijden we langs Barcelona. De lucht wordt in het oosten iets lichter. We tanken bij het laatste Spaanse tankstation waar de diesel goedkoper is dan in Frankrijk. Nog een paar kilometer en we zijn weer in Frankrijk. Langs de Middellandse Zee waait de wind behoorlijk. Dat voelen we best met alle kisten, reserveband en daktent boven ons. Bij Bollène verlaten we de snelweg en al gauw zien we het bordje: ‘Bienvenu en Drôme-Provençale’. Bijna thuis. In Nyons stoppen we om boodschappen te doen en al snel rijden we verder, de gorge (kloof) van Saint May in. We vinden het hier nog steeds heel prachtig. En dan hobbelen we over het vertrouwde B-weggetje richting Baron. Nog 12,5 kilometer. Hé, dat valt op. Hier nog geen blaadjes aan de bomen in tegenstelling tot Nyons. Het voorjaar loopt hier altijd een paar weken achter. We gaan de laatste bocht door, slaan rechstaf en staan voor de rivier de Armalause.

® BARON BIGBOY-productions